Natuurlijk is elke historische
roman actueel, maar ik heb de indruk dat de veronderstelde parallellen bij Zoeklicht
op het gazon van Auke Hulst levensgroot zijn. Hier staat Richard Nixon
centraal, in het derde kwart van de twintigste eeuw.
Hulst belicht hem op drie, niet-chronologisch geordende momenten:
als door Amerikaanse studenten betwiste president, als verliezend
presidentskandidaat een decennium eerder, en als aftredend president. Centraal
idee van de roman lijkt dat Nixon een spreekbuis is van de werkelijke noden en zorgen bij ‘het volk’. Dat mag geestig heten,
omdat deze president de geschiedenis is ingegaan als oplichter van het volk en
alles en iedereen, Tricky Dicky.
Doordat Hulst de nadruk
legt op Nixons eenvoudige afkomst en op zijn beproevingen bij de klim naar de
top, zonder ooit door ‘de elite’ geaccepteerd te worden, ontstaat dat afwijkende
perspectief. Zo kan Zoeklicht op het gazon
bovendien de fameuze tegenpool uitspelen, John F. Kennedy, de telg uit gegoede
familie voor wie alles geritseld werd en voor wie waarheid een flexibel begrip was
– en die ook na zijn dood voor de Nixon van Hulst een plaaggeest blijft.
Toevallig las ik de roman
tegelijk met Kleine anti-geschiedenis van
het populisme door Anton Jäger. Daarin ontbreekt Nixon, terwijl hij een
appel deed op de silent majority. Dat moesten hardwerkende burgers voorstellen die belasting
betaalden maar, anders dan hippe, ouderlijk betoelaagde studenten die deel
waren van ‘het establishment’ dat ze bekritiseerden, niet aan bod kwamen in de
media.
Jägers stelling is dat
waarachtig populisme allerlei niet altijd even sonore stemmen aan bod laat
komen die bij voorkeur gedempt worden. Hij geeft ze een historische oorsprong,
in de negentiende eeuw, wanneer zowel democraten als republikeinen geen ingang bieden
voor arme, zwarte burgers. Er dient zich dan een derde speler aan, The People’s Party, van wie sinds 1892 een aanhanger een
Populist werd genoemd.
Kleine anti-geschiedenis van het populisme demonstreert dat in de twintigste eeuw door mediale en academische trucs
antisemitisme, een onwelriekend facet van deze nobele beweging, uitvergroot werd
als zijnde essentieel voor populisten. En van daaruit loopt er een lijntje naar
de tegenwoordige, niet helemaal rechtvaardige betekenis van het etiket ‘populistisch’:
demagogie door versimpeling en paranoia, een kunst die in de huidige
Amerikaanse president (weer een rijkeluiszoon) een grootmeester kent.
In die zin rehabiliteert
Auke Hulst, die zelf ooit een literaire elitebehandeling ten deel viel, de figuur van Nixon een beetje. Maar vooral nuanceert
hij hem. Tot tweemaal toe vermeldt Zoeklicht
op het gazon in het voorbijgaan de bekommernis van de toch ‘rechtse’ president met het
milieu. Ook de ideologisch en klassetechnisch aan
hem verwante Margaret Thatcher, die bij Jäger wel voorbijkomt, had daar oog voor – en leeft op dat vlak
evenmin voort in de herinnering.
Ik speelde met de vorige alinea ietwat vals
om te kunnen overgaan naar de actualiteit. Mij fascineert dat het milieu ten
prooi is gevallen aan wat nu met ‘populistisch’ bedoeld wordt. Ik doel
uiteraard op de reacties die de klimaatbetogingen van scholieren verwekken.
Spectaculair is het signalement van Van
Dale-redacteur Ton den Boon daarbij, dat ‘klimaat’ recent een betekenisverandering ondergaan heeft.
Tot ‘klimaatverandering’.
Ik begrijp wat Den Boon bedoelt, maar kan
hem niet helemaal volgen. Naar mijn gevoel betekent ‘het klimaat’ momenteel
alles wat een westerse witte mens erin wil zien. Voor de een dus inderdaad een
punt van zorg, voor de ander van overdrijving, voor een derde van drammerigheid,
en voor nog een ander van een elitecomplot (er zou helemaal geen klimaatverandering bestaan).
Omdat de marsen nog volop bezig zijn vind
ik het lastig om grote uitspraken over de reacties te doen. Toch komen er tot
nog toe twee zaken telkens terug. Allereerst zijn de hoofdrolspelers vrouwen,
en ze worden soms op een voetstuk gezet, al dan niet dieptepsychologisch,
maar vaker helaas weinig zakelijk bejegend. Net als in deze materie een
tegenspeelster als Joke Schauvliege – destijds sprong dat bijeffect van de an
sich terechte kritiek op Liesbeth Homans me ook in het oog.
Ten tweede proef ik een overdreven gekwetstheid bij mensen die
zich aangesproken voelen. Zoals in een recent verleden moslimbashers bij
tegenkritiek meteen ‘de vrijheid van meningsuiting’ in gevaar zagen, zo voelen mensen
zich nu beperkt in hun actieradius. Een mij onbekende BV klaagde erover dat hij
al zoveel voor ‘het milieu’ deed en dan nog een vermanend vingertje voelde over
het feit dat hij vijftien keer per jaar een vliegretour naar zijn appartement
in Barcelona nam. In dit zelfbeklag heerst, vanuit het huidige populisme,
volgens mij toch demagogie over een cliché van moralisme.
Bar en boos in dat opzicht dunkt me van journalist Joël de Ceulaer
een column in de vorm van een grappig bedoelde open brief over het
klimaat, waarin hij zorgen daaromtrent karikaturaliseerde tot apocalyptiek.
Maar vermoedelijk wou deze ‘senior writer’ (mijn leeftijd!) van De Morgen taalvirtuoos zijn. Hij ontwaarde
in het heden althans: kwikschrik, vliegverdriet, smulschroom,
biefstukberouw, plasticpaniek, poolkapparanoia, autorexia, koolstofkramp.
Ik weet niet wat er hier sneuer is: al die alliteraties of de
pretentie nu al mee te dingen naar het Woord van het Jaar.
Snel terug dus maar naar de roman Zoeklicht op het gazon. Getuige Trumps niet-aflatende pogingen een
muur tegen Mexico te laten oprichten, zal Auke Hulst extra genoegen hebben
beleefd aan het gegeven dat Nixon op de historische dag van de
verkiezingen in 1960 een ontspannende autorit maakte naar Mexico.
Wel veroorzaakt deze trip kortsluiting in mijn taalgevoel. Hulst laat
zijn personage gelukzalig terugdenken aan een huwelijksreis met Pat daar, die de vraag had
opgeworpen waarom ze er niet gingen wonen: ‘Omdat Trotski er de hersens waren
ingeslagen met een
ijsbijl?’ Eerst dacht ik dat hier ‘was’ had moeten staan. Toen besprong
me de klassieke grammaticazin ‘De koningin werd het eerste kievitsei
overhandigd’. Trotski als meewerkend voorwerp? De logica van
de menselijke geest die het meervoud ‘hersens’ enkelvoudig
aanvoelt?
Echt onnavolgbaar voor mij was dat Hulst de strenggelovige moeder
van Nixon een soort Vlaams of Brabants laat spreken tegen haar zoon, afgaand op
de persoonlijk voornaamwoorden ‘ge’ en ‘gij’.
Naschriftje
Naar me nu duidelijk wordt is ‘ge’ een poging om in het Nederlands de Plain Speech te
vangen dat de moeder in eigen kring sprak. Quakers van de oude stempel bezigden die (inmiddels uitgestorven) taal, met thou, thy and thee, maar zonder
werkwoordsvervoegingen.