maandag 25 februari 2019

Met een ijsbijl



  
Natuurlijk is elke historische roman actueel, maar ik heb de indruk dat de veronderstelde parallellen bij Zoeklicht op het gazon van Auke Hulst levensgroot zijn. Hier staat Richard Nixon centraal, in het derde kwart van de twintigste eeuw.
Hulst belicht hem op drie, niet-chronologisch geordende momenten: als door Amerikaanse studenten betwiste president, als verliezend presidentskandidaat een decennium eerder, en als aftredend president. Centraal idee van de roman lijkt dat Nixon een spreekbuis is van de werkelijke noden en zorgen bij ‘het volk’. Dat mag geestig heten, omdat deze president de geschiedenis is ingegaan als oplichter van het volk en alles en iedereen, Tricky Dicky.
Doordat Hulst de nadruk legt op Nixons eenvoudige afkomst en op zijn beproevingen bij de klim naar de top, zonder ooit door ‘de elite’ geaccepteerd te worden, ontstaat dat afwijkende perspectief. Zo kan Zoeklicht op het gazon bovendien de fameuze tegenpool uitspelen, John F. Kennedy, de telg uit gegoede familie voor wie alles geritseld werd en voor wie waarheid een flexibel begrip was – en die ook na zijn dood voor de Nixon van Hulst een plaaggeest blijft.
Toevallig las ik de roman tegelijk met Kleine anti-geschiedenis van het populisme door Anton Jäger. Daarin ontbreekt Nixon, terwijl hij een appel deed op de silent majority. Dat moesten hardwerkende burgers voorstellen die belasting betaalden maar, anders dan hippe, ouderlijk betoelaagde studenten die deel waren van ‘het establishment’ dat ze bekritiseerden, niet aan bod kwamen in de media.
Jägers stelling is dat waarachtig populisme allerlei niet altijd even sonore stemmen aan bod laat komen die bij voorkeur gedempt worden. Hij geeft ze een historische oorsprong, in de negentiende eeuw, wanneer zowel democraten als republikeinen geen ingang bieden voor arme, zwarte burgers. Er dient zich dan een derde speler aan, The People’s Party, van wie sinds 1892 een aanhanger een Populist werd genoemd.
Kleine anti-geschiedenis van het populisme demonstreert dat in de twintigste eeuw door mediale en academische trucs antisemitisme, een onwelriekend facet van deze nobele beweging, uitvergroot werd als zijnde essentieel voor populisten. En van daaruit loopt er een lijntje naar de tegenwoordige, niet helemaal rechtvaardige betekenis van het etiket ‘populistisch’: demagogie door versimpeling en paranoia, een kunst die in de huidige Amerikaanse president (weer een rijkeluiszoon) een grootmeester kent.
In die zin rehabiliteert Auke Hulst, die zelf ooit een literaire elitebehandeling ten deel viel, de figuur van Nixon een beetje. Maar vooral nuanceert hij hem. Tot tweemaal toe vermeldt Zoeklicht op het gazon in het voorbijgaan de bekommernis van de toch ‘rechtse’ president met het milieu. Ook de ideologisch en klassetechnisch aan hem verwante Margaret Thatcher, die bij Jäger wel voorbijkomt, had daar oog voor – en leeft op dat vlak evenmin voort in de herinnering.
Ik speelde met de vorige alinea ietwat vals om te kunnen overgaan naar de actualiteit. Mij fascineert dat het milieu ten prooi is gevallen aan wat nu met ‘populistisch’ bedoeld wordt. Ik doel uiteraard op de reacties die de klimaatbetogingen van scholieren verwekken. Spectaculair is het signalement van Van Dale-redacteur Ton den Boon daarbij, dat ‘klimaat’ recent een betekenisverandering ondergaan heeft. Tot ‘klimaatverandering’.
Ik begrijp wat Den Boon bedoelt, maar kan hem niet helemaal volgen. Naar mijn gevoel betekent ‘het klimaat’ momenteel alles wat een westerse witte mens erin wil zien. Voor de een dus inderdaad een punt van zorg, voor de ander van overdrijving, voor een derde van drammerigheid, en voor nog een ander van een elitecomplot (er zou helemaal geen klimaatverandering bestaan).
Omdat de marsen nog volop bezig zijn vind ik het lastig om grote uitspraken over de reacties te doen. Toch komen er tot nog toe twee zaken telkens terug. Allereerst zijn de hoofdrolspelers vrouwen, en ze worden soms op een voetstuk gezet, al dan niet dieptepsychologisch, maar vaker helaas weinig zakelijk bejegend. Net als in deze materie een tegenspeelster als Joke Schauvliege – destijds sprong dat bijeffect van de an sich terechte kritiek op Liesbeth Homans me ook in het oog.
Ten tweede proef ik een overdreven gekwetstheid bij mensen die zich aangesproken voelen. Zoals in een recent verleden moslimbashers bij tegenkritiek meteen ‘de vrijheid van meningsuiting’ in gevaar zagen, zo voelen mensen zich nu beperkt in hun actieradius. Een mij onbekende BV klaagde erover dat hij al zoveel voor ‘het milieu’ deed en dan nog een vermanend vingertje voelde over het feit dat hij vijftien keer per jaar een vliegretour naar zijn appartement in Barcelona nam. In dit zelfbeklag heerst, vanuit het huidige populisme, volgens mij toch demagogie over een cliché van moralisme.
Bar en boos in dat opzicht dunkt me van journalist Joël de Ceulaer een column in de vorm van een grappig bedoelde open brief over het klimaat, waarin hij zorgen daaromtrent karikaturaliseerde tot apocalyptiek. Maar vermoedelijk wou deze ‘senior writer’ (mijn leeftijd!) van De Morgen taalvirtuoos zijn. Hij ontwaarde in het heden althans: kwikschrik, vliegverdriet, smulschroom, biefstukberouw, plasticpaniek, poolkapparanoia, autorexia, koolstofkramp.
Ik weet niet wat er hier sneuer is: al die alliteraties of de pretentie nu al mee te dingen naar het Woord van het Jaar.
Snel terug dus maar naar de roman Zoeklicht op het gazon. Getuige Trumps niet-aflatende pogingen een muur tegen Mexico te laten oprichten, zal Auke Hulst extra genoegen hebben beleefd aan het gegeven dat Nixon op de historische dag van de verkiezingen in 1960 een ontspannende autorit maakte naar Mexico.
Wel veroorzaakt deze trip kortsluiting in mijn taalgevoel. Hulst laat zijn personage gelukzalig terugdenken aan een huwelijksreis met Pat daar, die de vraag had opgeworpen waarom ze er niet gingen wonen: ‘Omdat Trotski er de hersens waren ingeslagen met een ijsbijl?’ Eerst dacht ik dat hier ‘was’ had moeten staan. Toen besprong me de klassieke grammaticazin ‘De koningin werd het eerste kievitsei overhandigd’. Trotski als meewerkend voorwerp? De logica van de menselijke geest die het meervoud ‘hersens’ enkelvoudig aanvoelt?
Echt onnavolgbaar voor mij was dat Hulst de strenggelovige moeder van Nixon een soort Vlaams of Brabants laat spreken tegen haar zoon, afgaand op de persoonlijk voornaamwoorden ‘ge’ en ‘gij’.

Naschriftje

Naar me nu duidelijk wordt is ‘ge’ een poging om in het Nederlands de Plain Speech te vangen dat de moeder in eigen kring sprak. Quakers van de oude stempel bezigden die (inmiddels uitgestorven) taal, met thou, thy and thee, maar zonder werkwoordsvervoegingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten