vrijdag 27 december 2019

Alles in de wereld




Soms kan een uitnodiging zo onbegrijpelijk gul zijn, een gebeurtenis zo ingrijpend, een analyse zo complex dat er louter redding annex toevlucht te vinden lijkt in een ‘NEE’. Het hoeft niet eens te worden uitgesproken – in België is zwijgen het omgekeerde van toestemmen.
Interessant vind ik het wanneer het nee wordt betwist. Dat krijgen ouders voor hun kiezen wanneer de wens bij het dienstdoende kind te veel als feit overkomt. Sommigen zetten dan hun hakken in het zand, en wel zo diep dat het lachwekkend wordt. Met ‘nooit ofte nimmer’ bijvoorbeeld, dat van het toch prachtige nimmer (vgl. de Nimmer Dralend Reeks) een treurwillige maakt. Of ‘geen denken aan’ en ‘geen haar op mijn hoofd’, die geen tot een gutturaalzwemmer degraderen.
Ambrose Bierce ontwierp voor zulke ontkenningen een naar niets doorverwijzend lemma: Deny, see Hurl back the allegation, door Bindervoet & Henkes schitterend vertaald als ‘De aantijging verre van zich werpen’.
De ontkenning kan ook in omgekeerde pedagogische richting gaan. Dan bekruipt ouders sterk de indruk dat monstertjelief heeft gelogen. In de twintigste-eeuwse prehistorie, toen ik officieel jong was, werd die insinuatie gepareerd met ‘nietes’ of ‘heus niet’. Of met ‘nooit geen’ dat het beproefde zwemwoordje op het droge trekt. Nu zal de ontkenning ‘echt niet’ luiden, of ‘absoluut niet’, ‘no way’, ‘van je nooit niet’, ‘never nooit’. Behalve dat de twee laatste uitdrukkingen oerlelijk zijn, dragen ze onlogica in zich. Tweemaal ontkennen is bevestigen, zoals min maal min plus heet, behalve bij ‘I can’t get no satisfaction’.
Alles van dat vind ik toch nog altijd draaglijker dan kwalificaties die met on- beginnen. Met ‘ongezien’ flipperde ik al eens, ‘ongehoord’ behoeft geen krans meer – en ‘onzalig’, ach.
Ook heeft het Nederlands fijne alternatieven. Woordjes als ‘evenmin’ en ‘noch‘, ze zijn wonderen van efficiency, in het besef dat hét liedje in dezen al articuleerde: ‘Nee kost dubbel denken’. Hoe spilziek en onzeker zijn dan gebruikers die hun zinnetjes funderen op ‘noch… noch’.
Versterkende ontkenningen hebben desalniettemin nochtans niettegenstaande best iets wat charme mag heten. Die bovendien een stuk groter is dan de ontkennende bevestiging die de litotes wordt genoemd en naar verluidt ironische, zeg maar niet onleuke bijklanken heeft. Ik ergerde me er al aan voor ik kennisgemaakt had met die term. Omdat collega-pubers er de kerk mee in het midden wilden houden, bang als ze waren een foute mening te plengen. De litotes bleek de diplomaat tussen de stijlfiguren.
Later, toen ik studeerde en behoorde te weten, leek de litotes toe te behoren aan wetenschappers die per woord werden betaald. Aardige schrijvers die ze ‘niet onverdienstelijk’ noemden, yeah right.

donderdag 19 december 2019

Het theewater





Hopelijk zal er flink gelachen worden, nu men na zijn dood herinneringen begint op te halen. J.A. Deelder was een aansprekende dichter, die een publiek bereikte dat normaal niet bovenmatig in poëzie was geïnteresseerd. Zo’n actieradius had zijn kompaan Herman Brood ook, met wie hij samen werd vastgelegd in een van de bekendste gedichtsongs uit de recente geschiedenis.
Van Deelders poëzie ben ik geen kenner, wel een stille bewonderaar. Om precies te zijn trok ooit het boek Vrijwel alle gedichten aan mijn oog voorbij als in een trip met gegarandeerd positieve effecten. Mij overviel vooral verbazing. Ik dacht dat Deelder een Zestiger was, maar zijn beginperiode deed me aan Lucebert denken.
Fijn vond ik verder dat zinsneden na lustra en decennia konden terugkeren. Da’s compositie en die verbind ik met jazz, het ogenschijnlijk zo geïmproviseerde en ratioloze genre waarop Deelder tuk was. En waarmee hij ten slotte nog iets bijzonders uitrichtte.
Nu heb ik het boek opgesnord om bij potloodstreepjes een paar van zulke catchphrases te noteren: ‘De schoonmaker past de schoen die hij aantrekt’, ‘De werkelijkheid is een schaap met vier poten’, ‘Kijk eens in mijn reet of het theewater kookt’.
Passend ook dat hij die waarheden als koeien telkens anders op het blad ordende. Jazz zoekt zonder tegenbericht naar de ideaalste oplossing.
Bij de dood van een bekendheid hoort de frase dat deze zijn of haar tijd ver vooruit was, waarna een uitspraak tot bewijs dient. Ik ben daarom blij dat bij J.A. Deelder ook een ongelijk valt op te halen. Door de jaren heen bevatten zijn gedichten meermaals de observatie ‘Daar rijdt langs de wolken een boer op zijn fiets’. Dat mocht die boer willen. Vooralsnog dokkert een tractor.

dinsdag 17 december 2019

Per vierkante meter





Bij Constant Kusters op tafel staat een potje Maggi. Dat bleek uit een even retorische als schokkende documentaire over deze extreme nationalist uit Gelderland. Het potje kwam in beeld nadat Kusters, schort voor, de finishing touch had gegeven aan een gevulde groentesoep met balletjes, beginselvast getrokken uit een schenkel. Wat moet Maggi daar?
Ik ben zo lang in België dat ik dat zoute spul een beetje vergeten was. Hier is extreemnationalisme anders ook niet van de lucht, bleek ten overvloede verderop uit de documentaire, maar kennelijk zijn er grenzen aan de smaakversterking.
Uit mijn leerjaren herinner ik me dat er een onderscheid werd gemaakt tussen studenten die ieder groepsmaal (‘macaroni’, ‘chili’, ‘nasi’) begoten met Maggi en zij die daar ketjap voor gebruikten.
Aan het begin van mijn leven, ik vermoed op de grens van de jaren zestig en zeventig, was er een onbegrijpelijke grap over een stel in een tent, die veel soep aten omdat de man telkens riep ‘Maggi d’r in?’. Die vraag werd in beboterd West-Noordbrabants uitgesproken, door mannen die op dezelfde toon na een uitroep konden zeggen ‘Dat zei m’n vrouw ook vannacht’.
Vreemd is dat we wel Maggi in de kast hebben staan ergens. De wegkapitein vindt het smerig dat ik er heel soms ineens best van houd om dat op een beschuit te sprietsen en die dan in iets soeperigs te dopen. Wat zou ik onder de leden hebben? Atavisme? Wansmaak? Betekenis?
Onlangs kwam het liedje ‘Het land van vriendschap’ op de markt, waarin Lange Frans en Baas B iets onthulden over wat nog altijd mijn nationaliteit is:

Kom uit het land met de meeste culturen per vierkante meter
Schuif lekker aan om bij de buren te gaan eten

Ontroerend schampend rijm! Verraad ik me nu als taalgefixeerd? Een beluste, terechte detailkritiek rekende door dat er met de gegeven oppervlaktemaat hooguit ruimte is voor twee mensen – in een omstrengeling.
Uit een stoomcursus had ik toen al begrepen dat dit een geactualiseerde versie is van een anderhalf decennium oude klassieker, waarin het duo rapte:

Kom uit het land met de meeste culturen per vierkante meter
Maar men is bang om bij de buren te gaan eten

Dat moet gaan over de tijd dat Constant Kusters nog van de gestampte pot was. In de documentaire wil zijn dochter hem laten proeven van een Surinaams broodje, wat hij pertinent weigert. Kennelijk geurt het voldoende dat hij alsnog een piepklein hoekje afbijt en die viezigheid verder bekritiseert.
Even later, als zijn dochter niet kijkt, neemt zijn hele lichaam een onbeschaamd grote hap van dat broodje.

donderdag 5 december 2019

Gaan we sentimenteel worden?



Afscheid nam ik van twee fenomenen wier aanwezigheid me eeuwig had toegeschenen.
Na 86 jaar stopt het cultuurmaatschappelijk tijdschrift Streven zijn gedrukte versie. Ik wilde het ‘onvolprezen’ noemen, maar van een oud-redactiesecretaris verkleurt elke aanduiding. Bovendien wemelt onrecht onder het papieren graf. Enkele jaren geleden besloot de Vlaamse overheid stilletjes de subsidie voor dit blad te beëindigen, wat noopte tot tweemaandelijkse in plaats maandelijkse nummers.
Na de aangekondigde bezuinigingen in de cultuursector is het misschien ongepast zich te buigen over een dodelijk gewonde. Toch tracht ik in de geest van Streven argumenten te snappen die de mijne niet zijn. Daartoe surfte ik naar Doorbraak, waar Johan Sanctorum zich vrolijk maakte over het schier onvermijdelijke.
Zijn verkneukeling verbaast me niet. Hij is een meester van de jij-bak en bestookt de sector dus met eigen allergieën: l’art pour l’art, incrowd, bubbel, culturo, ‘ideologisch paternalistische tunnelvisie’, pensée unique, het schampere bijvoeglijk naamwoord ‘weldenkend’ waar bij Sanctorum altijd ‘links’ op volgt. Hij veelt niet dat mensen worden uitgesloten als ‘extreem-rechts’, terwijl hij de ‘extreem-linkse’ uitgeverij EPO vernoemt (jij-bakken kun je trainen!).
Natuurlijk zijn deze overtuigingen mede gestoeld op onleuke ervaringen. Zijn klacht dat hij voor een tournee over Mei ’68 geen podium kreeg in mainstream bladen en gesubsidieerde podia geloof ik best.
Wanneer onze maatschappij iets kan gebruiken is het wel wat socioloog Helmut Rosa ‘resonantie’ noemt. Ze klinkt alleen bij ‘zich kwetsbaar opstellen’ tegenover kritiek en verandering, en verstomt door zich strijdvaardig doof te houden voor het vijandige. Heden geschiedt dat tweezijdig. Ook met aanspraken van racisme & seksisme die het equivalent zijn van onbewezen complotten over linkse pers waar bezuinigingsaankondigingen voor cultuur dan kunnen gelden als revanchisme.
Polarisatie tiert slechts vruchtbaar op loopgraven, niet er quasi-veilig in.
Enige zelfkritiek zou Sanctorum sieren. Het is tevoren wel erg duidelijk wat hij over Mei ’68 te melden heeft. Mensen met idealen zijn volgens hem per definitie hypocrieten, met een trauma van hier tot aan de oudheid. Kunstenaars zijn bij voorbaat kansloos en worden subsidieslurpers, zoals G. Wilders dat noemt. De even denigrerende term ‘subsidieruif’ – alsof dieren basisrechten van een homo sapiens inpikken.
Édouard Louis heeft gewezen op de siddering bij een niet-bezittende klasse wanneer comfortabeler levende anderen zeggen even ‘geen geld meer’ te hebben. Maar wat weten we van omstandigheden elders? Valt het mensen te verwijten dat ze optimale voorwaarden proberen te scheppen? Wie bepaalt wat geschikt is voor wie?
Kordaat noemt Sanctorum de gesubsidieerde kunst van Arno Quinze anti-volks. Met als voorbeeld de controversiële oranje blokken op de Oostendse dijk. Toch maken die niet alleen mij vrolijk. Ook het hum van het taalkundig genie en de gourmande, die lastig verdacht kunnen worden van politiek-theoretische bevooroordeeldheid, stijgt er zichtbaar bij.
Gepokte verdedigingen van kunst blijven ondertussen uit. Facebookgeel zonder urgentie van de hesjes, stickertjes op de mond alsof de vrijheid van uiting weer dreigt… Beschamend dat vooralsnog narcisme alles is. Misschien moet het naar de kloten geholpen woord ‘gepassioneerd’ in zijn luister worden hersteld. Mstislav Rostropovitsj ging in 1989 tenminste niet de straat op om te lullen, maar om te poetsen! Om te laten zien wat hij kon en kunst vermag.
Laten zien moet gepaard gaan met durven aanhoren. Voorbijgaan aan preken voor eigen parochie – zie Streven. Ik durf niet te garanderen dat er zo veelstemmigheid ontstaat of dat het zelfkritisch vermogen toeneemt. Het geeft in elk geval meer kansen voor iets als een gemeenschap. Maar dat zou moeten worden uitgewerkt in een essay, genre waarvoor het blad de broedplaats was.
Nu mijn ander little rouwmakertje.

zondag 1 december 2019

Ritme




a) Een boodschap wordt geloofwaardiger door te culmineren in één lettergreep. Die verwekt doortastendheid. Bijvoorbeeld protest tegen het feit dat er in gremia vaak maar één vrouw wordt opgenomen, klinkt het beste in excuustruus. Bij sorrycorry dreigt het gevaar van moralisme. Bij pardonmadelon wordt het sneu.
b) Veel all American songs van Johnny Cash geven een elementaire, naslepende maat. Wij hoorden die opklinken, toen wij op teenslippers door droog gras liepen.
c) Om ons te mild te stemmen had de lerares besloten om bij moderne literatuur te beginnen en declameerde: ‘Ik ben geboren uit zonnegloren/ En een zucht van de ziedende zee’. Ze prees meteen de schoonheid. Fake, dachten wij vervolgens. Maar diep in ons lag het besef dat niet de tekst maar haar enthousiaste oordeel onze afkeer had opgeroepen. De lerares sprak prachtig uit als trochee (niet als spondee).