dinsdag 24 maart 2015

Crisispakket

Bij een museum vraag ik waar ‘de garderobe’ is. Men kijkt me beleefd verwilderd aan: ‘Ah, de vestiaire!’ Ja, ik woon al jaren in België. En ik ben een snob. Behalve in de frituur. Daar word ik analfabeet.
Al die sauzen met schier Latijnse namen die er aan plastic uiers lonken! Van Andalouse naar Samoerai over Mamoet tot Tomataise (Joppie lijkt een bastaard). Inmiddels begin ik er een beetje aan te wennen, zonder te hebben geproefd. Maar sinds kort moet ik wederom opnieuw leren lezen. Onze frituur biedt namelijk nu, voor de somma van tien euro, een zogeheten crisispakket.
Om het binnen het werelddeel te houden: dit lijkt niet bedoeld voor Griekenland. Het bestaat uit een superfriet, koude saus uit een uier naar keuze, stoofvleessaus, saté en een curryworst. Vermoedelijk mogen drie personen – veeleer Belgen dan Grieken – er hun buik aan vol eten.
Wat zou de rijkste meneer op aarde op zijn bord hebben? De Hollander in mij ervaart de prijs van het pakket niet als redelijk. Maar hij heeft gezwegen bij het A4’tje dat het, onder het motto NIEUW NIEUW NIEUW, wilde verbreiden. Voor evenveel geld, luidt mijn overtuiging, maak ik iets gezonders. En dat heus niet heel erg onsmakelijk kan zijn.
Dit is de praktijk, niet zoiets als ‘theorie’ die volgens de spellingscontrole ‘Belgisch Nederlands’ behelst. Maar volgens dezelfde bron voor het Engels is dit een correcte zin: ‘Miss steaks aye can knot sea.’
Die steaks duwen me terug in het crisispakket. Een vettige en vleesachtige toestand. Het zal depressies willen troosten? Bloed tegen bloed? Ondanks de opiniepeilende vakliteratuur (‘het aandeel Vlamingen dat dagelijks groenten eet, daalde tussen 2008 en 2013 van 87,5 procent naar 79,3 procent’) blijft het me frapperen dat er in het pakket niks gezonds te bekennen is.
Daar kan niet grappig of meesmuilend over worden gedaan. Of is gezondheid een linkse hobby? Toegegeven, door voorbereidende studie van de jaren zeventig, weet ik dat menig cliché over dat decennium met eten samenhangt: zilvervliesrijst, rietsuiker, onbespoten wortelen, … Maar forget it.
Het crisispakket lebbert aan een doelgroep die over een gering inkomen beschikt en, de correlatie is pijnlijk maar bestaande, een allerminst florissante constitutie. Concreet kan dat, in Europa, een verschil uitmaken van zes (6) jaar tussen rijk en arm. Levensstijl krijgt een zetje van lichaamscultuur.
Verder strekken de correlaties. Wat de frituur als welkom pakket aanbiedt, kan bij structureel gebruik beter de prullenbak in, indien er een piepklein beetje kennis bij mag komen kijken. Maar daarvoor dient in de regel onderwijs, en daar is sociale ongelijkheid ook al groot: zwakke broeders zijn meer dan gemiddeld afkomstig uit kwetsbare klassen. Wel heten ze, met een perverse metafoor, te kunnen bogen op een ‘gezond verstand’ (ontwikkeld op de universiteit van het leven).
Niet dat de rijkste man ter wereld nooit in de Andalouse zal badderen. Hij behoort immers tot de mensensoort.
Voor onbepaalde tijd de koude sauzen toch maar gauw terug in de koeien steken?

dinsdag 17 maart 2015

Epifanie

Mooie titel is dat hier. Over wat het betekent, schreef ik ooit een tekst. Ik wist alleen niet goed wat epifanie was.
Nog niet, eerlijk gezegd. Maar er zijn van die momenten. De overdonderende film Biutiful van Inarritu Bardem eindigt tussen bomen, met een inmiddels gestorven hoofdpersoon en zijn vader. Waarna de aftiteling begint:

A mi hermoso y viejo roble…
Hector Gonzalez Gama
Mi padre


('Voor mijn prachtige oude eik… / Hector Gonzalez Gama / Mijn vader')
Wat het precies met mij gedaan heeft, kan ik niet vertellen omdat ik op datzelfde moment een klap kreeg.
Rationeel valt desgewenst te melden dat het griezelig profetische Wall Street uit 1987 van Oliver Stone ook zo’n slotstrofe herbergt:

Dedicated to Louis Stone
Stockbroker 1910-1985


Da’s ook een vader, volgens de regisseur zelf een ouderwets integere man aan wie hij eerder Salvador opdroeg, en later Nixon zou opdragen.
Van de afdeling beeld snel over naar geluid. Dit vind ik ook nogal aangrijpend, de gourmande zingt het soms:

Helicopter
Helicopter
Mag ik met je mee omhoog
Hoog in de wolken wil ik wezen
Hoog in de wolken wil ik zijn
Helicopter
Helicopter
Vliegen is zo fijn

Op dezelfde melodie bracht het taalkundig genie onlangs:

Astronautje
Astronautje
Mag ik met je mee omhoog
Boven op de maan daar wil ik zweven
Boven op de maan daar wil ik zijn
Austronautje
Austronautje
Zweven is zo fijn

Valt er verder nog wat te zeggen? Laatstgenoemde, betrouwbare bron meldt: ‘De maan schijnt op alle landen behalve aan de omgekeerde wereld.’

zondag 8 maart 2015

Rode draad als ankerpunt

Aan een bureau maak ik weer eens mee hoe een gedrukte tekst in de markt wordt gezet. Het boekje gaat gepaard met een aanbeveling op de linkerbinnenflap (Jef Lambrecht) alwaar ook de sponsor (Itinera), heeft de gewaagde ondertitel (‘essay’) en is gedateerd op deze maand. Het onderwerp is brandend actueel (Syrië-strijders), de titel bestaat uit drie hashtags en de auteur is betrekkelijk jong (en allochtoon).
Eerst het instrument van het interview. In de krant of op het televisiescherm. In het ene medium herhaalt hij in een interview letterlijk passages, in het andere medium heeft hij een voorpublicatie met de meest conflictueuze standpunten uit de tekst.
Of het toeval is, weet ik niet. Maar aan hetzelfde medium gaf Mark Elchardus over hetzelfde onderwerp deze week een interview, waarin hij niemand minder dan Marion van San bijvalt en als linkse intellectueel standpunten huldigt die doen denken aan de paradigmatische shift die Paul Scheffer te Nederland met ‘Het multiculturele drama’ in 2000 forceerde.
Normaliter waren de haantjes van dienst al lang de opinie-arena binnen gestoven. Maar bij mijn weten blijft het oorverdovend stil. Misschien had Elchardus al voldoende verwarring gesticht door lid te worden van de antipopulistische, dus onmogelijk meer exclusief linkse denktank Ceci n'est pas une crise.
Ik betrap mezelf op cynisme. Op mijn bureau ligt een nieuw boek! Leuk, lezen! Eerst maar eens de slotzin: ‘Als alle beleidsniveaus een substantieel antwoord op radicalisering en gewelddadig extremisme uitwerken, en het lokale niveau dat het dichtst bij de burger staat als ankerpunt nemen, dan hebben we de rode draad meteen te pakken.’
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn kennelijk met zelfstandige naamwoorden vergroeid. Vooral valt me iets op dat ik, naar aanleiding van geschriften door Verhofstadt, fusionbeeldspraak heb genoemd. Meer versteende metaforen bij elkaar, die een krachtdadige indruk wekken.
Maar doe ik met die vakopinie een poging tot lezen? Of wil ik het risico lopen me te laten bedriegen door mijn zintuigen?
Ooit hoorde ik boven in huis een vriendelijke stem die me bekend voorkwam, piekerdepeins – het was Martin Reints! Maar toen ik in de zolderkamer kwam, bleek de radio er te spelen: een oud interview met Pim Fortuyn.
Vandaag nog, op de eerste dag van het jaar die, hoe toepasselijk, al als lente aanvoelt, kreeg ik vanaf een bankje in een speeltuin de indruk dat het taalkundig genie een jurkje aanhad dat geïnspireerd was op Hirsi Ali’s boemerangpropaganda Fitna. Of waren het Hebreeuwse tekens? De zon stond laag. Pas van dichtbij bleek het patroon op de stof plantjes te verbeelden, die iets weg hebben van menora’s en die nota bene vredesboompjes heten.
Kortom, ik moet lezen. Maar ik blader. Er blijken zes à acht soorten strijders: de loser, de hardcore-jihadi, de romanticus, de rebel, het kuddedier, de opportunist, plus soennitisch-Syrische Belgen en Koerdische Belgen. Ik identificeer me telkens enige seconden in de rondte, en val uiteindelijk voor de onbedoelde charme van woorden als ‘jihadelasticiteit’ en ‘radicaliseringsbarometer’.
Weet ik het cynisme nu wel of niet af te schudden? Uit mijn vroege schrijversjaren herinner ik me mijn verontwaardiging dat collega’s uit voorafgaande generaties niet of nauwelijks kennisnamen van verse sterren aan het firmament. Deze auteur (Bilal Benyaich) had mijn zoon kunnen zijn.
Als corrector is mijn schoolmeesterschap bovendien geïnstitutionaliseerd. Ik hoor mezelf voor de zoveelste keer snibben dat er een verschil bestaat tussen ‘zogeheten’ en ‘zogenoemde’ enerzijds, en ‘zogenaamde’ anderzijds. Het eerste geeft de betiteling van iets weer, het tweede ontmaskert het als fake.
Dus wat valt er te begrijpen uit de aanbeveling dat er ‘sterk [moet] worden ingezet’ bij bijna-Syrië-strijders op ‘zogenaamde time-out-projecten’? Wie is er eigenlijk begonnen zijn geloof te verliezen?