maandag 13 juli 2015

Koppelteken-identiteit

Wat schiet je nu nog op met redelijkheid? Precies die lovenswaardige eigenschap kenmerkt Dick Pels’ boekje Van welk Europa houden wij? en precies die lovenswaardige eigenschap zal voor Griekenland de boom in kunnen. Met haar bizarre strengheid heeft de Europese Unie zich zo irrationeel getoond dat ze er zelf onder zal lijden.
Natuurlijk verscheen Pels’ tekst op een moment dat de tragedie zich nog moest ontvouwen. Syriza moest nog aan de macht komen. Maar zou Pels met al zijn optimisme het aandurven de schuld voor het onderhandelingsdebacle bij Griekenland te leggen? Hij pleitte destijds al voor schuld saneren in plaats van wat in België, stuiterend als een kers, austeriteit heet.
O woorden, o frames.
Het breed uitgemeten paternalistische geneuzel dat dreigementen moet verpakken. Een tijdelijke Grexit, een schorsing van vijf jaar: wie kan zoiets verzinnen behalve een halve rancunelijder? Het ontbreekt er nog maar aan te vernemen dat Tsipras soms de zaal moest verlaten, zodat de grootmachten even helemaal de democratische dienst konden uitmaken, achter gesloten deuren. Dat gebeurt bij de TTIP-onderhandelingen immers evenzeer.
Het heeft bovendien iets bevreemdends om door Pels’ boekje herinnerd te worden aan de strategie van Lenin, die zijn bolsjewistische minderheidsafsplitsing met een flinke dosis bluf tegenover de mensjewieken opklopte tot meerderheid. En aan de observatie van Ulrich Beck, dat de Duitse bezuinigingpolitiek neerkomt op ‘staatssocialisme voor de rijken en de banken en neoliberalisme voor de middenklasse en de armen’.
Misschien is het juist door die zich als pluralisme manifesterende redelijkheid dat Van welk Europa houden wij? de onmogelijkheid van een zwakke staat in de Unie van munitie voorziet. Pels determineert ‘ideologische convergentie’ van links en rechts bij populistische partijen die tegen de EU zijn. Ze verbinden volgens hem elementen van radicale zelfontplooiing uit de jaren zestig met verdediging van de nationaliteit soevereiniteit, identiteit en cultuur.
Terecht zegt Pels dat het woord ‘vrijheid’ een vlag is geworden die wel zeer uiteenlopende ladingen dekt. Misschien dienen de revolutionaire waarden uit de protestjaren vooral als een nogal perfide legitimatie – een borstwering tegen de tsunami’s die ze juist zouden kunnen verwelkomen. Met behulp van een ‘agressief antipaternalisme’ is de betichting van censuur eveneens van eigenaar verwisseld.
Zo komt Pels, niet ongeestig, op de stroming van het ‘nationaal-individualisme’. Ik kan me indenken dat de Grieken daar inmiddels gevoelig voor zijn geworden – mochten ze daartoe de middelen vinden.
Vooralsnog is het al onnavolgbaar genoeg wat statistische getallen over te nemen uit Van welk Europa houden wij? Pels benoemt daarbij dan dat er door Europa een scheidslijn loopt tussen noordwest en zuidoost, met Engeland als de uitzondering die de regel bevestigt. Griekenland scoort bijvoorbeeld relatief zwak bij de onderdelen opleiding, zelfvertrouwen, transparantie (wat wil je met de huidige media?!), zelfvertrouwen en antisemitisme.

dinsdag 7 juli 2015

Belichting

Wanneer besloot ik niet meer ‘bij’ te willen zijn? Op de middelbare school werd de hitparade verboden domein, maar ik wist aardig wat er elders voor nieuwe muziek verscheen. Daarna ging mijn aandacht naar onverkende snobgenres en toen docenten uit hun bol gingen bij Crowded House omdat die ‘de nieuwe Beatles’ zouden zijn, was het mij helder: ik doe niet meer mee! Laat de schaamte regeren!
Het geeft iets onaantastbaars om, binnen de beperkingen van de wereldvreemdheid, te kunnen zeggen nooit te hebben gehoord van een beroemdheid. En ‘kinderlijk enthousiast’ te worden van iets dat voor jou splinternieuw is en anderen blijkt te smaken (King Gizzard & The Lizard Wizard).
Bij boeken ligt dit al lastiger. Natuurlijk is er, zeker bij pontificale uitdraging, kans op enige gezaghebbendheid als je geen weet hebt van ‘de waan van de dag’, maar in de branche liggen veel pareltjes die door rechtvaardigheid opgepoetst mogen worden. De kans iets waardevols te missen is groot. Zo ben ik trots ooit het debuut van Pam Emmerik te hebben gelezen, al was het vanwege deze zin: ‘Het was gewoon de op een na beste mogelijkheid om te verdwijnen die ik op dat moment kon bedenken.’ Bovendien zeurde ik als jong menneke in de rondte dat machtighebbers helemaal niet bijhielden wat er verscheen, of dat ze vergelijkingen trokken met het vertrouwde die niet op hun plaats waren. Dat doe ik zelf inmiddels dus ook.
Bij mijn derde manie, taal, kan niemand het zich permitteren onkundig te blijven. Al die veranderingen en nuances, het gekronkel en de kickstarts. Wel blijft onzeker of je ‘bij’ bent. Bij taal dringen nieuwe betekenissen pas door als je merkt dat mensen anders handelen op basis van een term.
Zo loop ik een halve eeuw rond met een idee van ‘solidariteit’ dat me na het hart gaat. Ik bezit een boek waarin die geschiedenis aanschouwelijk is gemaakt: De rode droom. Een eeuw sociaal-democratie in Nederland. Het is niet alleen omdat dat koppelteken in dat traditiewoord onder een spellingshervorming is gesneuveld dat dit boek weemoedig stemt, maar ook omdat ‘solidariteit’ refereert aan iets wat voorbij is nadat de postmoderne ironie heeft huisgehouden. Daarbij trof het niet dat de vakbondsman die de term dikwijls in de mond nam, Van der Scheur heette.
Nadien werd de vraag: wat levert solidariteit op? Mij gruwelt zoiets. Het liedje “voor wat hoort wat” regeert. Een tegenprestatie dus.