zondag 31 januari 2016

Marginaal

Zo snap ik het weer! Dat dacht ik, toen in De Zondag deelnemers aan Temptation Island werden gemerkt met het woord ‘marginaal’. Ik herinner me althans dit televisieprogramma als wat ranzig; het was de bedoeling dat koppels met behulp van zon, drank en laaghangende badkleding uiteenvielen door overspel.

Bij wie zich daar publiekelijk toe leent, is de waarde van de geliefde én het zelfrespect ongeveer nihil. De camera’s benadrukken dat alles waar niemand iets mee te maken heeft wordt uitverkocht. Dan articuleert ‘marginaal’ het gevoel niets te verliezen te hebben. Het zou onbemiddelde mensen betreffen: amper geld, opleiding, werk. ‘Tegen de bestaansgrens aan’, zegt Van Dale. Ze kunnen gewelddadig zijn. Er bestaat zelfs een overkoepelende term voor: een ‘randgroep’.

De Temptation Island-connotatie draagt een moreel en moralistisch facet in zich mee: smakeloos. Maar ‘marginaal’ kan natuurlijk ook een geuzennaam zijn. Met name in kunst is het een teken van kwaliteit en geloofwaardigheid geweest in het type van de bohème. Een belangenvrije positie aan de rand van de maatschappij verleende niet alleen street credibility, ook het produceren van andersoortig werk deed dat. De mainstream stroomde nooit in de goot.

Tegenwoordig is zo’n visie bij kunst dubbelhartig. Succes van enkelingen hangt zozeer samen met massamedia en kwantificatie, dat marginaliteit het overgrote deel van artiesten treft, ook uit de mainstream. Zich erop beroepen ‘marginaal’ te zijn, dus onzichtbaar en vermoedelijk integer, heeft iets meewarigs. Het lokt een verwijt van zuiverheid die misplaatst is omdat de wereld definitief is veranderd.

Die pragmatische kritiek is bijvoorbeeld in de reeks Barbapapa vervat in het personage van schilder Barbabob. Tussen gladvellige familieleden valt hij op door een ruige vacht. Zijn artistieke marginaliteit wordt bespot in Barbapapa is in vorm. Geïnspireerd door allerhande koekjes belooft Barbabob ‘abstracte kunst’. In de praktijk schept hij geometrische figuren in allerlei kleuren. ‘Dat is mooi, dat is moderne kunst’. Telkens ontdekt hij echter dat die figuren ook in huis voorkomen, en in de natuur en op straat en aan zee en op het voetbalveld. En rusteloos als Barbabob is (‘Alle kunstenaars zijn zo’) wil hij eveneens gaan beeldhouwen, maar zwicht uiteindelijk voor eten.

Zulke betekenissen van ‘marginaal’ lijken te verschuiven. Misschien komt het door de vele vluchtelingen die in Europa het afgelopen jaar zichtbaar zijn geraakt. De morele component in de plots erg relevante term rijmt niet met hun werkelijkheid die de onze te blasé zou maken. Nu klinkt te pas en te onpas ‘marginaal’ op als stopwoordje – net als het bijvoeglijk gebruikte ‘zen’. Wat het mag beduiden is me niet helemaal duidelijk, maar heeft een vanzelfsprekende klank van foutheid.

zondag 24 januari 2016

Bericht tussen de linies

In haar mooie boek Kool! Alles over voetbal haalt Anna Enquist een vriendin aan, volgens wie een zwakke prestatie van Feijenoord te wijten was aan de achternamen van de spelers. De redenering was dat de tegenstander door Heus, Bosz, Maas en Vos te zeer verleid werd tot overrompeling, terwijl alleen al een achterste lijn met Schui-te-man, Bo-a-teng en Zwij-nen-berg moeilijker te kloppen zou zijn.

Het is flauw om achteraf te constateren dat genoemde meerlettergrepige namen niet echt hebben geleid tot betere prestaties. Op Boateng na zijn ze opgeslokt door de geschiedenis, terwijl historische collega’s als Krol en Haan, en heden Vlaar en Kuijt, nog bij velen een bel doet rinkelen. Net als oer-Feijenoorders als Van Ha-ne-gem, Rijs-ber-gen, Is-ra-ël en La-se-roms trouwens.

Toch realiseer ik me dat er over de theorie van Enquists vriendin wat tekstmateriaal is. Dat wijst wel op het tegendeel. Zo legde Victor Klemperer in zijn geweldige Lingua Tertii Imperii (iets krachtiger bekend als LTI) uit dat afkortingen krasse gevolgen hadden bij de nazi’s. Hun zogeheten Lastwagen won eerst aan aantrekkingskracht onder de naam Laster, maar werd pas echt een onverslaanbaar snorrend karretje als LKW.

Ik weet niet of George Orwell die specifieke werkelijkheid kende op het moment dat hij ‘The Principles of Newspeak’ in 1984 uit de doeken deed. Maar ook zijn totalitaire en theoretisch onklopbare regime had die gedrongenheid in haar taal verwerkt: 

‘The words COMMUNIST INTERNATIONAL call up a composite picture of universal human brotherhood, red flags, barricades, Karl Marx, and the Paris Commune. The word COMINTERN, on the other hand, suggests merely a tightly-knit organization and a well-defined body of doctrine. It refers to something almost as easily recognized, and as limited in purpose, as a chair or a table.’

In die Newspeak zag Umberto Eco dan weer een verband met oude nazistische en fascistische schoolboeken, die zich bedienden van een pover lexicon en een basale syntaxis. Daarmee zouden complexe en kritische redeneringen kunnen worden vermeden.

Ik formuleer die gedachte expliciet voorwaardelijk, omdat er inmiddels zoiets is gekomen als Globish. Met die gestripte versie van het Engels, veeleer fungerend als tool dan als taal, communiceren inwoners uit snel opkomende economieën van Brazilië tot India met elkaar en met traditionele kapitalisten.

Mist deze meerderheid van de wereldbevolking per definitie de nuance? Heet Globish dus met recht ‘cafeïnevrij Engels’? Zo geformuleerd lijkt het antwoord ontkennend voordat de vraag uitgegalmd is. En los van ideologische voor- en nadelen, zouden er juist westerse kindjes mee worden gediscrimineerd. Steeds harder klinkt hier immers de roep om Engels op prille leeftijd, opdat het rendement in de survival van ‘het curriculum’ zo groot mogelijk is.

Ook denk ik dat in de niet-metaforische jungle Tarzan en Jane elkaar best aardig begrepen. Een tikkeltje inlevingsvermogen en fantasie volstaan. Eventueel kan na kennisname uit boeken nog het een en ander aangescherpt, maar de ervaring is reeds opgedaan. Onvergetelijk.

Dat weten ook Anna Enquist en haar vriendin, alleen al getuige die boektitel Kool! Opdracht voor de aanvalslinie van Feijenoord: ga buitenom en geef een voorzet door die titel definitief te veranderen van taal en scoor door hem te laten rijmen op tool.

vrijdag 15 januari 2016

De roman van het leven


Wat een fantastisch idee van Hans Goedkoop om een boek te wijden aan een samenkomst op één avond. Iedereen was er. Feest voor Renate Rubinstein heeft alle ingrediënten voor niet minder dan een cultuurgeschiedenis: spraakmakende personages uit kunst en wetenschap en politiek en media, relationele banden en breuken die decennia terug voerden, verschillen en nuances in ideologie anno 1979.

Dit is nu eens wat ‘de elite’ te noemen valt. Er zaten mensen tussen die zich hadden kunnen opwerken, geruggesteund door een veel betere opleiding dan hun ouders. Nog niet maakten hyperrijken met een elastische moraal de dienst uit.

Zelfs dus geen aanleiding voor het zoveelste partijtje bashing.

Ook het verloop van de bewuste avond, die toespraak op toespraak stapelde, speelt een meer dan grandioze stof voor Iedereen was er in de kaart. Voordat Rubinstein voorbij middernacht haar dank voor de verrassing mag uitvouwen, deconstrueert het evenement zichzelf. De laatste van al die briljante, antiburgerlijke en ruimdenkende sprekers merkt namelijk op dat nog geen enkele vrouw aan het woord geweest was.

Zou dit komen omdat die mannen vooral ook zo blank waren, dat Ellen Ombre louter exotisch aanwezig leek te mogen zijn? Ze had moeilijk aan Peter Schat achter de piano de partituur kunnen geven van Millie Jacksons toen al weer zes jaar oude hit ‘It Hurts So Good’.

Ombre lijkt op dat moment slechts de ‘vrouw van’. Effen meldt Goedkoop dat ze voor het eten heeft gezorgd. Op één van de in Iedereen was er afgedrukte foto’s van de samenkomst is ze terug te vinden. Vergis ik me nu of staat haar blik echt strak?

Een buitenkans voor een geweldig boek was bovendien dat verder het personage Norbert Elias geboortelandgewijs niet helemaal in het rijtje paste. Dit is misschien een wat makkelijke constatering om naar het heden door te stappen, maar een ijzingwekkende passage uit Rubinsteins bekendste boek Niets te verliezen en toch bang uit 1978 zou licht op onze niet-aflatende actualiteit kunnen werpen.

woensdag 6 januari 2016

Vlak ernaast


Hoe recent is het verschijnsel dat mensen bij elkaar parallelle universa waarnemen? Ik herinner me striemende debatten over de te verwachten werkelijkheid onder ‘de Amerikanen’ versus die van ‘de Russen’. Weinig later verdween de titel ‘gastarbeiders’ en begon steeds bitser gekibbel over de wereld die zij al dan niet veranderden of verrijkten. Toen werd het ‘de islam’ die diametrale overtuigingen losmaakte.

En steeds denken ‘we’ aan de onberispelijke kant te staan. Zeker weten. Dat kan regelrechte geschiedvervalsing in de hand werken. In zijn bijdrage aan het boek Ontworteld. De schrijver als nomade wijst Ernst van den Hemel erop dat er in ‘de jaren zestig’ wel erg luid het idee van bevrijding werd gelanceerd – de echo’s zijn tot op heden te horen. Maar die zelfverklaarde emancipatie gold per definitie niet voor, bijvoorbeeld, mensen die een geloof beleden en geen individualiseringwaarden aanhingen.

Steeds is er kennelijk een wereld vlak ernaast, waarvan je tegen een ander roept: ‘Zie je dat dan niet?!’ Momenteel gaat, na een volgens sommigen betekenisvolle hiaat, alle aandacht naar nieuwjaarstoestanden in Keulen. De letterlijk aangrenzende uren en dagen ervoor leek Brussel weer het centrum van de westerse wereld, waar het feestvuurwerk voor afgeblazen werd.

De oppervlakte van deze plaats van handeling was eigenlijk nog geringer: de deelgemeente Molenbeek. Niet elke bewoner kon dat rijmen met zijn werkelijkheid. Curieus was dat media, aanrichters van die contrasten, ook die belevingskloven wilden weergeven.

In een wel erg professionele reportage in NRC klaagde ‘een van oorsprong Nederlands-Marokkaanse vrouw (…) over de gebrekkige samenhang in de wijk’. Waarschijnlijk was dat een politica, die het te ideologische begrip ‘saamhorigheid’ had verdrongen. Verderop in de tekst werd opgetekend van een onbevreesde Belgische die met een vriendin een dagje naar Brussel gekomen was: ‘Ik heb wel het gevoel dat de autoriteiten maatregelen nemen.’ Dat gevoel had enige visuele steun van de empirie.

Voor Knack snoof de als ‘ gepresenteerde Montasser AlDe'emeh ‘Jammer dat er geen vuurwerk is. We wisten dat trouwens niet omdat we het nieuws niet hebben gevolgd. We gaan nu terug naar Antwerpen waar er wel vuurwerk zal worden afgeschoten. We voelen die Nieuwjaarssfeer wel, maar niet genoeg. Schrik hebben we niet. We zijn totaal niet bezig met al die dingen’. Dan volgt een onvervalst stukje vrije indirecte rede: ‘Uiteindelijk is het zover! De klok slaat middernacht. Het is nu 1 januari 2016.’ Het maakt de weg vrij voor AlDe'emehs slotcitaat dat ik kinderlijk aangrijpend vind: ‘Moslims en niet-moslims vieren hier samen met elkaar! We zijn allemaal mensen.’

Juist dat inclusieve wij is iets wat ontbreekt of misschien onmogelijk wordt gemaakt door alle non-stop informatie. Het lijkt wel alsof het verlangen naar een ernaast domweg te groot is. Ik associeer dat met zoiets zalig paradoxaals als Duitse popmuziek. Het stomste liedje uit je jeugd heeft het nog vermalen (al waren de Nina & Mike mij onbekend die ‘Paloma Blanca’ vertolkten, laat staan dat ik wist dat James Last zich verdienstelijk vergrepen heeft aan ‘Sweet Lucy’).

Muziek! Wat willen we nog horen? Ongeveer op de helft van zijn verslag van de Spaanse Burgeroorlog vraagt George Orwell zich bij een fascistisch hoornsignaal af of het behoort tot ‘incidenten die misschien te onbelangrijk zijn om opgehaald te worden’: een medestrijder had er een lange neus naar getrokken.

En bij het overlijden van de legendarische manager Robert Stigwood begreep ik pas dat zijn mogelijke annexatie van de Beatles-staf aan Paul McCartney een dreigement in de mond had gegeven. De band zou onder het regime van deze ‘music mogul’, ‘a king of shlock’ louter nog valse versies van ‘God Save The Queen’ opnemen! Is het de farce van de geschiedenis dat dit dreigement tien jaar later alsnog werd voltrokken? De daders heetten toen alleen wel Sex Pistols, overigens onder niet-aflatende aandriften van een andere manager.