woensdag 22 april 2009

Doordruklezing


Vrij in het begin van Alfred Schaffers Zijn opkomst in de voorstad staat het gedicht ‘De dochter van de generaal’. Het valt in twee delen uiteen en de verteller is de in de titel genoemde dame. Eerst spreekt ze de pers toe. Meteen blijkt dat haar vader na een verblijf in het buitenland per vliegtuig terugkeerde tot genoegen van het volk. Hij is juichend ontvangen, met vlaggetjes en alles.
Hola, wacht even. Bengels die ‘leesconventies’ onderzoeken zullen het beamen: poëzie die zo’n recht betekenisspoor uitzet, wekt wantrouwen. Ze instigeert bij mij alvast een nieuwe poging. Die vlaggetjes: zijn er in bepaalde politieke contexten geen generaals die er zichzelf mee laten toezwaaien, bijvoorbeeld wegens ongelooflijke, zij het door niemand geregistreerde moed die in decoratief veelvoud op de borst prijkt?
Uit de door dochterlief trots aangehaalde militaire escorte die haar vader reeds in de lucht begeleidde, kan evengoed worden begrepen dat hij het in de buitenpoëtische werkelijkheid beruchte type is dat misdaden heeft gepleegd, heeft moeten vluchten en na ampele advocatenstrijd wordt gerepatrieerd voor het gerecht. Dan zou het volk de vlag uithangen voor de aanstaande openbaring van de amper latent te noemen oudtestamentische god in zichzelf: wraak!
In het tweede deel instrueert de dochter het ziekenhuispersoneel over de optimale verzorging van haar vader. De ramen moeten gesloten blijven en ze belooft dat elke schade aan het gebouw wordt vergoed. Met steeds meer zekerheid meen ik dat het volk over de generaal zeg maar doodenthousiast is. Of heeft hij, van een democratische regering, mogen weerkeren om op geboortegrond zijn laatste adem uit te blazen?
De dochter vraagt het personeel voor haar vader – weinig gezond, zou ik denken, maar who cares in de finale uren – ‘verse koffie, zonder melk’.
Bijna aan het eind van de bundel staat het gedicht ‘Een duur gesprek’, dat zijn titel maar deels waarmaakt: weliswaar minder expliciet dan bij de dochter heerst de vorm van een monoloog door een ik, die op straat allerlei woorden voor regen zegt te kunnen zeggen. Hij wordt eenmaal onderbroken, als hem wordt voorgelegd of dichters geen gehandicapte schrijvers zijn, uit de tijd, de weg van de minste weerstand aflopend? In die vraag gaat proza boven poëzie, wat volgens oude genrehiërarchieën blasfemisch mag heten. Wel zijn romanschrijvers vaak ondubbelzinniger; dit is in dictaturen soms een voordeel.
De vraag blijft onbeantwoord, omdat er een enorme regenbui losbarst. Er wordt gerept van een ‘open einde’. Da’s superieur, mede omdat kennelijk zeitgemäß proza daar onsimpel met zo weinig woorden een proeve van kan geven. Achtergelaten worden onderwijl ‘als bij een bommelding: de koffie op het terras,/ het onderhoudende gesprek, de kinderwagen – een wolk van een baby’.
Welk een zondvloed moet dat geweest zijn! En had die vondeling iets in de generaalsdochter kunnen losmaken? Haar spreekdrift refereerde eenzijdig aan haar oorsprong, niet aan iemand die ze voortgebracht had. Misschien leut ik te veel, maar door haar, mogelijk overgeërfde, gebiedende wijs eerder in Zijn opkomst in de voorstad krijgt de ‘wolk van de baby’ voor mij in de inktzwarte setting ineens een vleugje melk – dat de vader als eerste beweger beter had ingenomen. Buiten de edele kunst der poezij om ontstaat hier ongewild haast psychologie. In romanvorm valt daar echter amper aan te ontkomen (rare jongens, die proza).

zaterdag 11 april 2009

Lichtpoll

Tijdens de Wereldoorlogen was er al mee geëxperimenteerd, maar definitief deed het fenomeen zomertijd in 1977 zijn intrede. Wel blijkt dat reeds in 1941 van prof.dr.mr. G. van den Bergh Hervorming van de wettelijke tijd gedrukt was, dat pas na de bevrijding kon verschijnen. De ratio van dit boek openbaarde zich mede in de titels van de steeds iets omvangrijker herdrukken: Klokhervorming. Een weg tot opvoering der productie zonder extra inspanning (1950) en De Euro-klok. Een eenheidsstelsel van klokhervorming voor geheel Europa ten westen van het IJzeren Gordijn (1957).
De geleerde – dixit een andere geleerde – stelde voor dat we afhankelijk van de zomer of winter, de klok per dag 50 seconden langzamer dan wel sneller laten lopen. Zo beleeft de burger de natuurlijke dagindeling van de buitenmens die boer heet en hij, de burger dus, verslaapt niet langer kostbare lichturen. Bovendien wordt er bespaard op brandstof (de zomertijd kwam inderdaad pas opnieuw in zicht tijdens de oliecrisis van 1973), vallen er minder verkeersdoden, neemt het werkcomfort toe, stijgt de productie en hebben we in lichtgulle maanden meer tijd om ons dagelijks op vakantie te wanen, door bijvoorbeeld in de natuur te vertoeven.
Van den Bergh heeft begrijpelijkerwijs minder affiniteit met kunstlicht, een fenomeen dat Peter van Lier onderzocht. Indien die een reisbeurs aangevraagd had, had hij dat kunnen doen vanuit de atmosfeer (bijvoorbeeld om de peertjes boven het wegennet van België te controleren), maar hij koos voor het perspectief van het nabije landschap. Of toch niet?

In de verte straalt licht: waarschijnlijk een boerderij.
Een plek dus waar mensen wonen.
Omdat de mens nu eenmaal ook na zonsondergang (voor-
dat hij slapen gaat) nog iets om handen wil hebben en ook
dan deze handelingen zo aangenaam mogelijk wenst uit te
voeren, heeft hij kunstlicht uitgevonden en er
zijn stulpjes mee uitgerust. Drinken de mensen in hun huis ’s
avonds bijvoorbeeld een kopje koffie, dan gieten ze het door
de aanwezigheid van dit kunstlicht (dat lichtvlekje daar in de
verte, omgeven door het immense duister) niet over hun kle-
ren, maar waar het hoort: in de mond.
En ze kunnen nu met recht een opmerking maken die hun
tevredenheid uitdrukt (iets wat de mens erg graag doet omdat
het met levensvreugde te maken heeft):
‘Lekker toch hè, zo’n kop koffie,’ of zoiets.


Natuurlijk is het fideel van het licht aan motoriekbegeleiding te doen, maar een geroutineerde drinker vanaf een jaar of drie zal ook in het donker de koffie keurig in de daartoe bestemde lichaamsopening kunnen storten. Komt dat meteen de kwaliteit van de drank ten goede? Ik doel hier niet op het bijgeloof dat je ‘in het donker beter kunt genieten’, maar op het advies koffie koel én donker te bewaren. Hugo Rombouts, directeur van het fameuze gelijknamige Vlaamse familiebedrijf, plaatst zijn bonen zelfs in de koelkast (omdat anders het aroma zou vervliegen).
Hoe ook, verbinden we Van den Berghs vakantiegevoel met Van Liers levensvreugde en omhelzen we de leerstelling dat koffie het beste aller natte dingen is, dan luidt de vraag: onder welk licht drinken we liever koffie?
Wat is daarover een ervaringsdeskundige mening? Doe in het belang van de megamentale volksgezondheidsnuance mee aan onze poll en stem ja of nee. De eerste vijftig zwartkijkers maken kans op twee koffiezetapparaten naar opgelegde keuze, en gaan door naar de derde ronde waarin het licht bijna zeker menig men deelachtig zal worden.

woensdag 8 april 2009

Raatmoment (2)

Toen we ons huis in gebruik wilden nemen, wisten we ons gesteld voor een rare keuze. In de deur van het jarendertigpand zit een gietijzeren klepje met de geciseleerde letters BRIEVEN, terwijl met hetzelfde doel buiten een redelijk nieuwe metalen bak van Brabantia hangt die van een bijna schunnige lelijkheid is. Weg daar dus mee? De klep zorgt voor relatief opmerkelijke tocht en biedt toegang aan ranke envelopjes, in de bak passen met gemak de Bunte Illustrierte en een paar boeken – en een Vlaams postkantoor, waar vergeefs aangeboden stukken kunnen opgehaald, is het voorgeborchte van de hel.
We dichtten de klep aan de binnenkant.
Wel beschikten we voor de buitenbrievenbus slechts over één piepkleine, breekbare sleutel, die ik maar heb laten kopiëren. De verbluffend goed geoutilleerde en gesorteerde sleutelmaker bleek dat niet zelf te kunnen. Ooit was ons brievenbakmerk kwaliteit, zei hij, maar toen moesten de winsten omhoog en zocht het voor elk onderdeel de goedkoopste oplossing. De productie van het slot werd de ene keer uitbesteed aan Oost-Europa, de andere keer aan Azië. De kwaliteit van de spotprijslevering was navenant en voor reproductie schier onnavolgbaar.
Behalve zijn handmatig te bedienen machine had de sleutelmaker een computer, waarvan de naar verluidt peperdure software voortdurend vernieuwd moet worden om alle typevarianten te kunnen blijven volgen. Hij tikte getallen in voor onze sleutel en het significante uiteinde ervan verscheen, als was het een vingerafdruk van een asielzoeker, uitvergroot op het scherm. Na vergelijking met het origineel gaf de sleutelmaker de computer opdracht een metalen mal bij te laten slijpen op een derde, volledig automatisch apparaat. De sleutel die vervolgens uitgepoept werd is ironischerwijs tweemaal zo duur als de ambachtelijk vervaardigde en zal sneller kapotgaan.
Als van nature bovendien verliesbekwame bakgebruikers mogen wij binnen afzienbare tijd ‘de kostenafweging’ maken of we weer de sleutel laten bijmaken, het slot laten vervangen of de hele brievenbus. Van Brabantia? Of blijven we daarvan verschoond want is in de niet-virtuele hoedanigheid het fenomeen post of brief aan het uitsterven? Hallo? Hallo!

vrijdag 3 april 2009

War is over?

Wat een bericht, eigenlijk. Van officiële zijde wordt bevestigd (door de minister van Buitenlandse Zaken) én ontkend (door het Pentagon) dat de postbushiaanse regering geen gebruik meer maakt van de notie war on terror. Ongetwijfeld zal er nog wat vergaderkoffie voor vloeien, maar zou De Ander het niet langer gedaan hebben, tenminste niet per definitie?
Het blijft aardig de wereldwijsheden van George Bush jr. af te meten aan het feit dat hij in de lange jaren tot zijn presidentschap zelden de provinciegrenzen overschreed. Ter zake kan hij dan koffiehandelaar Batavus Droogstoppel de hand schudden, sowieso een prototype van een neocon: ‘ik houd niet van arme menschen, omdat er gewoonlyk eigen schuld onder loopt, daar de Heer niet iemand verlaten zou, die hem trouw gediend had. (…) Armen moeten er zyn, dit is noodig in de maatschappy, en ’t is Gods wil.’
De provincie Texas is nog geen tien keer zo groot als de Lage Landen bij elkaar, maar er wonen wel ongeveer evenveel mensen. Ook moet nog even bewezen worden dat iemand die vele windstreken aaneen heeft geknoopt afgewogener besluiten neemt.
Zou de war on terror patoisgewijs eveneens ter discussie hebben gestaan onder Bush’ beoogde opvolger McCain? Diens running mate was volgens Naomi Klein een representant van de blanke arbeidersklasse die door hard werken omhoog kwam, maar monddood moest blijven. Niet voor altijd! Fictie en werkelijkheid naderden elkaar ineens: ‘Als je al je hele leven lang koffiezet, moet het wel heel fijn zijn als je je even kunt inbeelden dat je aan het hoofd staat van de vrije wereld.’
Wel beweerde Klein dit vanuit een luxepositie, indien ik geloof hecht aan de dankbetuiging in No Logo, waar voor de finishing touch van de deprimerend lange lijst onmisbaar gebleken personen echtgenoot Avi lof krijgt toegezwaaid omdat hij haar jarenlang ’s morgens stapels krantenknipsels uit de economische katernen bracht alsmede een kop koffie.
Ongelijkheid moet er dus zijn? Of bestaat er gelijkheid in het behalen van doelen en liggen de graduele verschillen ergens tussen ‘ten koste van’ en ‘met hulp van’ en ‘samen met’? Dan is elke homo sapiens een Droogstoppel, een Bush en evengoed een Klein, zeker als de privé-economie, onder referte naar verantwoorde zware jongens, wordt verklaard vanuit het fenomeen risico: ‘de mogelijkheid van een financiële ondergang zorgt voor een morele fundering van de winst’.
Overigens lijkt in de vervangende term Overseas Contingency Operation het eufemisme hoofdaandeelhouder. De uitvaardiger ervan blijft hoe dan ook de administration. Moet er voor de meest realistische inschatting van dat specifiek Amerikaanse begrip gewoon letterlijk worden terugvertaald?