Tijdens de Wereldoorlogen was er al mee geëxperimenteerd, maar definitief deed het fenomeen zomertijd in 1977 zijn intrede. Wel blijkt dat reeds in 1941 van prof.dr.mr. G. van den Bergh Hervorming van de wettelijke tijd gedrukt was, dat pas na de bevrijding kon verschijnen. De ratio van dit boek openbaarde zich mede in de titels van de steeds iets omvangrijker herdrukken: Klokhervorming. Een weg tot opvoering der productie zonder extra inspanning (1950) en De Euro-klok. Een eenheidsstelsel van klokhervorming voor geheel Europa ten westen van het IJzeren Gordijn (1957).
De geleerde – dixit een andere geleerde – stelde voor dat we afhankelijk van de zomer of winter, de klok per dag 50 seconden langzamer dan wel sneller laten lopen. Zo beleeft de burger de natuurlijke dagindeling van de buitenmens die boer heet en hij, de burger dus, verslaapt niet langer kostbare lichturen. Bovendien wordt er bespaard op brandstof (de zomertijd kwam inderdaad pas opnieuw in zicht tijdens de oliecrisis van 1973), vallen er minder verkeersdoden, neemt het werkcomfort toe, stijgt de productie en hebben we in lichtgulle maanden meer tijd om ons dagelijks op vakantie te wanen, door bijvoorbeeld in de natuur te vertoeven.
Van den Bergh heeft begrijpelijkerwijs minder affiniteit met kunstlicht, een fenomeen dat Peter van Lier onderzocht. Indien die een reisbeurs aangevraagd had, had hij dat kunnen doen vanuit de atmosfeer (bijvoorbeeld om de peertjes boven het wegennet van België te controleren), maar hij koos voor het perspectief van het nabije landschap. Of toch niet?
In de verte straalt licht: waarschijnlijk een boerderij.
Een plek dus waar mensen wonen.
Omdat de mens nu eenmaal ook na zonsondergang (voor-
dat hij slapen gaat) nog iets om handen wil hebben en ook
dan deze handelingen zo aangenaam mogelijk wenst uit te
voeren, heeft hij kunstlicht uitgevonden en er
zijn stulpjes mee uitgerust. Drinken de mensen in hun huis ’s
avonds bijvoorbeeld een kopje koffie, dan gieten ze het door
de aanwezigheid van dit kunstlicht (dat lichtvlekje daar in de
verte, omgeven door het immense duister) niet over hun kle-
ren, maar waar het hoort: in de mond.
En ze kunnen nu met recht een opmerking maken die hun
tevredenheid uitdrukt (iets wat de mens erg graag doet omdat
het met levensvreugde te maken heeft):
‘Lekker toch hè, zo’n kop koffie,’ of zoiets.
Natuurlijk is het fideel van het licht aan motoriekbegeleiding te doen, maar een geroutineerde drinker vanaf een jaar of drie zal ook in het donker de koffie keurig in de daartoe bestemde lichaamsopening kunnen storten. Komt dat meteen de kwaliteit van de drank ten goede? Ik doel hier niet op het bijgeloof dat je ‘in het donker beter kunt genieten’, maar op het advies koffie koel én donker te bewaren. Hugo Rombouts, directeur van het fameuze gelijknamige Vlaamse familiebedrijf, plaatst zijn bonen zelfs in de koelkast (omdat anders het aroma zou vervliegen).
Hoe ook, verbinden we Van den Berghs vakantiegevoel met Van Liers levensvreugde en omhelzen we de leerstelling dat koffie het beste aller natte dingen is, dan luidt de vraag: onder welk licht drinken we liever koffie?
Wat is daarover een ervaringsdeskundige mening? Doe in het belang van de megamentale volksgezondheidsnuance mee aan onze poll en stem ja of nee. De eerste vijftig zwartkijkers maken kans op twee koffiezetapparaten naar opgelegde keuze, en gaan door naar de derde ronde waarin het licht bijna zeker menig men deelachtig zal worden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten