donderdag 23 november 2023

O mensbare mensheid

 


 

 

Hoe te ontwaken uit de nachtmerrie waarop de Nederlandse verkiezingen zijn uitgedraaid? De afgelopen dagen las ik Mundus van Daniël Dobbelaere. Deze bibliofiele bundel bestaat uit 22 gedichten van elk drie regels, zonder kapitalen.

Bij die bescheiden omvang hoor ik wellicht het begrip ‘hoog soortelijk gewicht’ te gebruiken, maar ik weet het niet. Politici behoren, minstens volgens de regels van de retoriek, strijdlustig te zijn en te blijven. Ik lik slechts wonden en betrap mezelf plots op de belachelijke sensatie dat alles wat ik lees van toepassing lijkt.

Al in het tweede gedicht :

 

vergeet niet te graaien

in de tombe van

het waarheidssjabloon

 

Graaien is geen fatsoenlijke bezigheid in het openbaar, behalve op kermissen. Dan doe je dat bij mijn weten in een tombola. Altijd prijs, voor iedereen. Proost. Uit een tombe is de levenslust echter weggevloeid. En dat past bij een waarheid die nog slechts een sjabloonvorm in pacht heeft.

Welke politieke kenners zullen dus opstaan om ‘de politieke aardverschuiving’ te verklaren? Waarin verschilt hun expertise van medeburgers die in de marathonuitzending van de publieke omroep aan het woord werden gelaten, vanuit een café? Hoe lang wordt op media al niet de schuld voor scheve of zelfs verkeerde beeldvorming gestoken bij collega-media, waarna een derde partij uit die branche daar kennis van geeft?

Rechts, aan de andere kant, staat dan:

 

de drempel slaagt

erin vandaag al boort

hij de bedoeling aan

 

Anders dan België kent Nederland geen verkiezingsdrempels, dus elke partij met een beetje aanhang maakt in mijn geboorteland kans op een Kamerzetel. Bespiegelingen en debatten gaan vervolgens over ‘de versnippering van het politieke landschap’ – zoals de openbare ruimte in België er dus uitziet! Maar pas op, daar zit een idee achter dat hooguit misschien niet helemaal ongeschonden de wereld heeft gehaald. De bedoelingen waren echter goed. En wanneer ze er niet waren, dan worden ze bij dezen onthuld.

Twee pagina’s verder zie ik politici ploeteren wier partij verloren heeft of die hun Kamerzetel kwijt zijn:

 

je bouwt aan een houding

een vederloos gehucht

van licht

 

Er schijnen allerlei strategieën te bestaan waarmee verliezen in een eerste reactie omgebogen worden tot iets geweldigs (een ‘opportuniteit’). Dit laat onverlet dat ze een vertolking moet krijgen van een lichaam, dat de spotlights op zich krijgt. Van televisiecamera’s maar ook van smartphones bij aanwezigen in de zaal die, net als alle andere dagen van de week, dit historische moment vastleggen.

Of ben ik te cynisch als smartphoneloze? Mijn medelijden met de dienstdoende persoon is er niet minder oprecht door.

Aan de overzijde van de pagina ontwaar ik de winnaar:

 

de vreugde dwingt zich

in de context

van wat moet

 

Natuurlijk mag een triomferend politicus genieten van het moment, en op het eindpunt van deze vlekkeloze campagne dank brengen aan alle professionals en vrijwilligers die de afgelopen maanden 24 op 7 hebben geholpen. En niet het minst aan het thuisfront, zonder wie de triomfator niet eens adem zou kunnen halen.

Maar het afgrondelijk loze woord ‘context’ zegt dat na het verstommen van de champagnekurken er een morgen aanstaande is, waarin verantwoordelijkheid moet worden genomen. Om woorden om te zetten in daden. Door coalities, waarbij iedereen, maar zeker de vijanden van gisteren en vandaag, water bij de wijn zal moet doen. In het belang van het land. En van de kiezer, die heeft gesproken.

vrijdag 17 november 2023

Al deze mensenschennis

  

 

Wanneer bij experimentele literatuur lezers het altijd verder zouden moeten zoeken, dan wil ik op J.Z. Herrenbergs jongste boek Opperhalfrond toch eens het omgekeerde proberen. Ik lees zo gehaast mogelijk, blader niet terug, wuif eventueel onbegrip gewoon weg. En aan de noodzakelijke herlezing van Herrenbergs eerdere deel Nederhalfrond uit 2018 begin ik niet eens (de overkoepelende trilogie in wording, Door het Oog van de Cycloon, wordt anno 2023 muzikaal-rationeel gekarakteriseerd als ‘logofonie’).

Waarom? Ik wil trachten dit boek op te vatten vanuit de evangelische horror die leesplezier heet. Als puur amusement, als consumptiegoed. En dat blijkt best te kunnen. Opperhalfrond is een proeve van vrolijkheid, op het baldadige af. Programmatisch dunken me de vele aanhalingstekens, die Herrenbergs verbluffende taalgevoel tonen. Hij accentueert er de oudbakkenheid van uitdrukkingen mee. Uitgerekend in een tijd van PISA-proeven, waarin jongeren zouden kampen met oorspronkelijk spreken, lezen en schrijven.

Herrenberg toont dus ‘een buitengewoon ontwikkeld zintuig voor registers’, tot en met schijnbaar maffe afkortingen (HERE: Hulptroep Emotionele Reformatie) die lezers dwingen positie te kiezen. Dat kan allemaal op een fond van toegankelijkheid. Voortdurend verlucht Herrenberg zijn betoog met aparte, als zodanig vormgegeven citaten. Als op een podium. Daarom is Opperhalfrond voor mij een festival, waarin highbrow passages stuivertje wisselen met meligheid (‘Zwei Seelen tanken, ach! in meiner Brust’). En waarbij vooral veel muziek wordt aangehaald. Zoals een ‘vooroorlogse chanson’:

 

J’attendrai
Le jour et la nuit
J’attendrai toujours
Ton retour

 

Van dit meesterwerk uit 1938, dat een tweedewereldoorlogsklassieker zou worden, kende ik een uitvoering door Tino Rossi, maar volgens Google is Dalida dé vertolkster. Zo’n veertig jaar later heeft haar discoversie inderdaad wel wat. Ze is over the top, net als Herrenbergs boek, waarin een van zijn hoofdafsplitsingen gesierd wordt door de naam Jezetha van Zanareth tot Hoefbeek via Delft –zijn persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden worden met een kapitaal gespeld.

Of is dat experimenteel? Ik weet het niet. Herrenbergs neologismen vertonen bondigheid (‘Yvonnes ogen maximeerden’) en serveren traditie (‘een felle blos renoirt haar wangen’). In een van de metafictionele terzijdes suggereert Herrenberg dat hij de Kennedy van de literatuur is: ‘ja, ich bin ein Prosa-Ingeniör’. Dat vak brengt hem tegelijk in de buurt van Paul Rodenko, waarmee deze  autonome critici bijviel die teksten als machines beschouwden. Opperhalfrond doet aan literatuurkritiek, wat ook bijna niet anders kan met zoveel toespelingen.

Bijvoorbeeld op de peroratio in Max Havelaar:

 

En ik dacht: ach, WA’tje daar, jongere generatiegenoot, Burokoning, tragische weduwnaar, is het dan jouw wil, hè, dat hier een van je onderdanen zó mishandeld en uitgeplozen wordt, in naam van Oranje? Dat op 18 februari 2007, bij Koninklijk Besluit, Mijn deur werd platgetrapt? Poezen en katers jammerend door de nacht versleept Ik weet nóg niet waarheen, notitieboekjes, handschriften, computer en toebehoren werden geconfisqueerd, persoonlijke relikwieën lachend en zingend bepiest door die onverlaten van jouw barbaarse BNI?

 

Kan niet pissen met beleid,

ga dan zitten als een meid!

Ben je knallend aan de schijt,

zet dan maar je benen wijd!

 

En ál deze mensenschennis in JOUW naam!

 

Interessant vind ik één voltooid deelwoord in kleinkapitaal, uitgeplozen. Bij Multatuli staat er, als bijna laatste woord, uitgezogen. Dát wordt in Herrenbergs roman even later toegepast op een centrale afsplitsing die tientallen jaren de Nederlandse Staat lekker zou hebben zitten uitzuigen (met een uitkering).

Dergelijke vrolijke literatuurkritiek lijkt me travestie. Als consumptiegoed ambieert ze effect op oog en oor. Bijvoorbeeld door contrastwerking:

 

‘Geen enkel utopisch verlangen dreef de stakkers meer van achter de solokerk van hun pret- en preekschermen vandaan, de motiverende gewisheid van een schitterende blauwdruk sleurde hen niet meer schreeuwend de pleinen en de straten op – een uitdijende familie van vlammende broeders en zusters – in al dan niet moorddadige vredelievendheid. Leeg dijden zij thuis uit, binnen, groeiden dicht, en hun verminkte hart restte slechts die ene wens:

Ik wil Bolletje!

 

Mocht Herrenberg ooit op de planken worden gebracht, dan kan de slotuitroep hopelijk worden gedaan door de gebroeders Van de Kerkhof. Wie meent dat ik nu de spot drijf met Opperhalfrond moet ik teleurstellen. Genretechnisch komt het nog het dichtst bij een toneelstuk. Het herbergt vele gesprekken die lezers zouden mogen horen – spitse dialogen, waarin Herrenberg zijn taalgevoel kwijt kan. Hij doet me hierin denken aan Rob van der Linden, inclusief de kinderboekachtige varianten op inquid-formules.

zondag 12 november 2023

Bijzonder vreemd gedrag

 

 

Hét nieuws van afgelopen week kwam uit Mechelen (België, aan de Dijle).

Niet omdat Bart Somers daar, geholpen door landelijke cumul-opties, als ‘titelvoerend burgemeester’ weerkeerde om zijn liefste stad tot bastion tegen populisme te promoveren en daartoe simpelweg ontslag te nemen als Vlaams vicepresident en minister van onder meer Binnenlands Bestuur. Nu heeft hij al een krommend traject afgelegd, van de Volksunie tot ‘stads-ionalisme’ in de geest van Benjamin Barber, maar zijn jongste manoeuvre, een halfjaar voor de verkiezingen, heeft hij nog niet recht weten te praten. Er zal ook lastig redelijke taal voor te vinden zijn.

En taal is juist de specialiteit van journalist Dominique Piedfort, die afgelopen week met een fraaie column afscheid nam van Wablieft. Voor deze krant voor laaggeletterden, die haar redactielokalen in Mechelen heeft, schreef hij elf jaar lang. Het onmisbare medium, deels afhankelijk van het ministerie van Onderwijs, bestierd door Somers’ voormalige collega Ben Weyts, kwam echter niet meer uit de kosten, wilde ze niet verhalen op weinig kapitaalkrachtige abonnees, en ging over tot ontslagen.

Piedfort, een generatiegenoot van mij, beschrijft hoe hij ijlings op zoek ging naar een andere baan, die zowaar wist te verwerven, zijn woord gaf en vervolgens te horen kreeg dat hij toch bij Wablieft mocht blijven. Te laat. Tevoren had minister Weyts laten weten:

 

‘Er is dit jaar specifiek voor Wablieft 328.000 euro toegekend. Dat is 37.000 euro of 13% méér dan vorig jaar. Daarbovenop gaven we hen nog extra middelen voor een extra opdracht. Dit loopt nog en wordt allicht verlengd. Een beperking van de Wablieft-activiteiten kan dus enkel en alleen het gevolg zijn van een interne beslissing, die in mijn ogen totaal verkeerd is. Dit is bijzonder vreemd gedrag van een organisatie die net extra geld gekregen heeft.’

 

Voor dit soort insinuerende taal bestaat Wablieft, strevend naar eenvoud en helderheid. Inmiddels heerst er naar mijn gevoel, door de even verbluffende als niet te negeren dominantie van sociale media, ook het streven om jongeren te laten wennen aan het fenomeen krant. Waar je ongestoord doorheen kunt bladeren en iets naar je gading zoeken wat werkelijk jouw keuze vertegenwoordigt. Dat kun je nu eens, met recht en behoud van betekenis, verbinden noemen.

Wablieft is altijd in de weer om, vanuit een links-politieke bril, lol te houden in de actualiteit en het belangrijkste nieuws te ontleden door het te ontdoen van retoriek. Voor mij zijn zulke taaloperaties cruciaal. Ik vond daarom onbegrijpelijk om elders de linkse voorman Peter Mertens een tegenstelling te zien maken tussen het veranderen van de wereld en het verleggen van een komma.

Zelf ben ik zowel vader als abonnee en heb ik ooit van de expertise van Wablieft geprofiteerd, toen ik dankzij een connectie een boekje mocht schrijven voor laaggeletterden. Mijn eerste versie week best af van wat het werd. Omdat ik toen nog te veel dichter was?

Aan dat vak kleeft op een of andere manier raadselachtigheid. En Somers-gedrag? Waarom ergert zijn actie me? Jaren na het laaggeletterdenboekje, in volle coronatijd, zag ik bij een literair Zoom-programma Kurt De Boodt (nóg een Mechelaar!) over mijn poëzie beweren dat ik als dienstdoend betekenisgever lezers in laatste instantie de rug toekeerde en wegliep.

Sapperdeflap! Ik heb dat nooit zo ervaren, maar De Boodt zal wel gelijk hebben. De enige troost is dat ik minder mensen zal schaden dan Somers met zijn openbare verantwoordelijkheidsontduiking. In mijn dichtersdemocratie zijn lezers medescheppers, voor zijn publieke politiek kunnen slechts gedienstigen goed functioneren. Vind daar maar eens buiten Wablieft om begrijpelijke taal voor.

Na Somers’ vrijwillige ontslag moest ‘waarnemend burgemeester’ Alexander Vandersmissen zich zo’n beetje dubbelvouwen van dankbaarheid.

Hij boog bijvoorbeeld voor zijn baas uit ontzag voor diens invloed om aan de rand van Mechelen, een gemeente met bijna negentigduizend inwoners, een compleet nieuw stuk autoweg aangelegd te krijgen. Zo werd een onnodige, in de geest van zijn liberale partij opgetrokken shopping mall, met onder meer de grootste Albert Heijn van het land, beter bereikbaar.

Die kolos rijmt niet met het gedachtegoed van coalitiepartner Groen, van wie Kristof Calvo, evenzeer vertrokken uit Brussel, zich afgelopen week toevallig ook al roerde wegens de toevallige verschijning van een boek (‘niet het zoveelste verkiezingspamflet’). Noch met de status van fietsstad 2022 van Vlaanderen die Mechelen in de wacht wist te slepen.

Wel rijmt die kolos met het hysterisch pretentieuze treinstation-in-aanbouw, in de geest van de iets grotere stad Luik, waarbij de ontwerpers vergaten voor de prachtige hoge trappen naar de perrons een fietsgootje in te slijpen terwijl de glimmende liften en roltrappen er traditiegetrouw buiten bedrijf blijven. Dominique Piedfort had er ongetwijfeld een mooie column over kunnen maken voor Wablieft. Dat komt hopelijk nog. Zijn afscheid, stelde hij, is geen vaarwel.

dinsdag 7 november 2023

Een coherent alternatief

 

 

 

Zeker nu leeslijsten niet meer verplicht zijn en discussies over ‘de’ canon niet verstommen, lijkt het me zinvol naar voorzetjes te kijken. Welke boeken zouden middelbare scholieren, hoop van iedere auteur en cultureel zorgzame samenleving, zoal kunnen raadplegen? Tijdens een meerdaags treffen met de grondeloze titel Boektopia blijkt onlangs die vraag, in de gedaante van maar liefst 29 titels, in Vlaanderen te zijn beantwoord.

Interessant vond ik om te beginnen de taal waarmee de mensen die de selectie hadden gemaakt consecratietechnisch werden gepresenteerd op de website van de VRT: sfeerscheppend door middel van ‘bekende boekenwurmen’ en pleonastisch deskundig door middel van ‘panel van experts’. De hyperlink naar het artikel droeg bovendien de titel ‘alternatieve leeslijst’ en de reporter zelf is lid van de prestigieuze KANTL.

De deskundigen van dienst waren: een acteur-regisseur, twee leesbevorderaars, een boekhandelaar en een televisiegezicht. Mij bevalt hun outsiderspositie, zowel tegenover literaire academici als tegenover leraren die normaliter zulke lijsten verzorgen of minstens de toelatingseisen ervan bepalen. Maar omdat ik maar een van de panelleden ken, is me ongewis hoe de spanwijdte van hun expertise is. Bijvoorbeeld tegenover een bezoeker van Boektopia of een radioluisteraar.

De laatste mocht ten tijde van het evenement evengoed tips geven, en dat leverde uiteraard een erg lange lijst op, met uiteraard van alles en nog wat. En een voorspelbare overmaat van recent proza, en werk aan de winkel voor de biografen van de ook hier wegdeemsterende Boon en Claus. De weergave van dit bonte palet vond ik verfrissend: in plaats van op auteursnaam waren de titels op alfabet gezet. Wel stond dit geheel áchter de (identiek geordende) selectie van het panel.

Tegenover mijn giganteske eruditie is het panel deskundig. IJdel las ik maar 9 van hun 29 uitverkoren boeken en van sommige auteurs had ik zelfs nooit gehoord. In de berichtgeving werd de breedheid van de keuze benadrukt: ‘graphic novels, romans, maatschappelijk relevante boeken én young adult’. Plezierig vond ik om daartussen ook een dichtbundel aan te treffen, die trouwens om de verbreding van de traditie zo’n beetje stuk is gelauwerd – en zo normen alsnog bevestigde: Habitus van Radna Fabias.

Die paradox wordt belichaamd door de met afstand opvallendste titel tussen de 29: Kapitalistisch realisme van Mark Fisher, die daarmee in 2009, vlak na de kredietcrisis, neoliberalisme hekelde. In eigen land was het lang uitgebaat door Blairs New Labour, bij publicatie al vervangen door Gordon Brown, in het boek vereeuwigd als eerste politicus die zijn familiegeschiedenis aanpaste aan de heersende eisen – ‘the dwarf at the End of History, by force of will’.