vrijdag 24 februari 2023

Uit de werkplaats (7)

 

 

1.

In de prachtige middenstandsdocumentaire Zolang we nog kunnen verklaart de gepensioneerde moeder van regisseur Philippe Niclaes haar resolute besluit om Engels te gaan leren. Ze heeft daar als weduwe meer redenen voor, maar eentje stemt tot nadenken: dan hoeft ze op de televisie eindelijk geen ondertitels meer te lezen, een vermoeidheid die ze op Waalse zenders evenmin ondervindt.

Ze beheerst het Frans dus vanzelfsprekend (en was, voordat ze in de winkel voor huishoudartikelen kwam te staan, opgeleid tot verpleegster)!

Tijdens een wandeling aan de rand van de stad zien we aan een uitvalsweg zo’n ontroerend lelijk tot kapperswinkel omgebouwd huis, die een naam draagt in de taal die de moeder leert, inclusief een verklarend onderschrift op de etalage: ‘Take The Moment’. Ja, voor die zogeheten opportuniteit of troef of ander neoliberaals is het, zoals men dat hier in de streek zegt, de moment.

 

2.

In Auke Hulsts roman De Mitsukoshi Troostbaby Company krijgt de ik-figuur klassenonderwijs. De moeder van zijn vriendin Caitlin ziet wat voor een fles wijn hij voor strakjes bij zich heeft: ‘Ter vervanging werd een Château Margaux aangerukt, wat tegelijk aardig was en ongelooflijk bot.’

Waarom brengt de hoofdzin me in de war? Ik zou schrijven: ‘Ter vervanging liet ze een Château Margaux aanrukken’. Maar wanneer ik de door Hulst gebruikte passieve vorm ingeef op Google, floepen er vele treffers op. Vervolgens corrigeert mijn papieren Van Dale dat ‘aanrukken’ in deze betekenis van laten brengen onovergankelijk is.

In mijn variant is de Franse wijn het lijdend voorwerp, dus zou dit evengoed onderwerp kunnen zijn van een passieve zin. De consequentie daarvan klinkt me pas echt vreemd in de oren, want de handelende instantie kan niet naturel met ‘door’ worden weergegeven: ‘Ter vervanging werd een Château Margaux door haar aangerukt.

Onvermeld wordt de moeder er nog machtiger van. Ben ik getuige van een taalverandering of neem ik de rol op van boekhouder, een onbekend vak dat slecht bekendstaat?

 

3.

Ik lanceerde een kilometerslange oekaze over taalvaardigheid. Ik zou willen dat goede bedoelingen van wat ik de inclusie-industrie noem geen logisch gevolg krijgen – kiezers mogen zich niet in het nauw gedwongen voelen en regeringen aanstellen met N-VA/Vlaams Belang, resp. VVD/FvD/PVV.

Zelf heb ik geen bijzondere affiniteit met standaardtaal, ben als emigrant veeleer het noorden kwijt. Ik ken wel het verschil tussen spreektaal en schrijftaal, dat soms aantrekkelijke en soms misplaatste sprongetjes in registers teweegbrengt. Tegen Engels en meertaligheid heb ik geen bezwaar. Zolang je alles maar correct en bewust spelt, wat in onderwijs dat gelijke kansen wil geven te prefereren is boven fouten die, neoliberaal en arrogant, ‘creatief’ worden genoemd. En daar stuurt, uitgerekend om gelijkheid te scheppen, de inclusie-industrie op aan.

Mijn pleidooi wilde ook aandacht op de eigen taalkwaliteit richten in plaats van pastoraal aanreik-en-empathie-gepraat om de ander. Daags erna was op dezelfde plek van de Taalunie een competentie-uitbraak, dankzij een advies dat was ‘neergelegd’. Een volgende generatie beter?

vrijdag 17 februari 2023

Zelfstigmatisering

 


 

 

Beledigende broccoli is een aantrekkelijke titel. Licht, raadselachtig, ponerend en gedragen door een alliteratie. Auteur Tim ’S Jongers, inmiddels directeur van de Wiardi Beckman Stichting, hamert in dit boek op ervaringskennis in plaats van begrotelijke bureaukunde. En met succes. De derde druk die ik las, is ‘aangevuld met nieuwe columns uit de Volkskrant en een essay uit Vrij Nederland‘. Dit verraadt zowel iets over de bontheid van het geheel als over het risico van overlapping.

Dat dit risico reëel is, bewijst de uitleg van de titel al – die ik tot driemaal toe aantrof. Het gaat hier om het goedbedoelende menstype uit de inclusie-industrie dat kansarme kinderen op school het eten van broccoli aanraadt omdat die groente zo gezond is, terwijl ze dat zelf best weten maar wegens geldgebrek niet hebben kunnen ontbijten. Driemaal is wellicht wat veel, maar blijkbaar niet genoeg voor wie van een gezaghebbende kok heeft gehoord dat ‘vrijwel alle kinderen’ broccoli heel lekker vinden.

Evengoed verraadt ’S Jongers met de anekdote zijn publieksgerichte stijl. Het langste stuk uit deze bundel is een lezing, waarin hij zijn toehoorders veelvuldig aanspreekt. Hoe dat uitpakt, liet het programma Tegenlicht zien in een urgente uitzending over kloofdichters. Dit zijn buitenartistieke individuen die een eind proberen te maken aan schandalige verschillen die niet eens worden erkend. En zo zagen kijkers hoe ’S Jongers speelde met zijn beschaafde publiek, ook door het confronterende vragen te stellen.

Wie daar een show in proeft, heeft volgens mij deels gelijk. De tekstverantwoording van Beledigende broccoli meldt de oorsprong van de lezing. ’S Jongers publiceert hier een ‘uitgeschreven versie’, die dus mondeling is uitgeprobeerd en misschien zelfs toen opgestegen kritiek heeft verwerkt. Ook is hij open over zijn eigen, bewogen verleden voordat hij wetenschapper werd. Maar een egotrip geeft ’S Jongers niet, omdat het boek afsluit met een interview dat veel meer persoonlijke details prijsgeeft. Ook specificeert hij pas elders in een column het uurtarief (‘maar dan wel sociaal’) van ‘freelance bestuurders, managers en preventieprofeten’ uit deze industrie.

 

Doorvoelen

Zo’n afzetten tegen een soort professionele elite zal de reden zijn waarom de voorflap het oordeel ‘Verfrissend’ van Geen Stijl meent te moeten overnemen. Dit doet echter niet helemaal recht aan de breedte van ’S Jongers offensief. Al was het omdat hij voor bestaande diagnoses van de wereld erg vaak het, in elk geval voor Noord-Nederland, interessantigere etiket ‘problematisch’ reserveert. Aan de andere kant snijdt het vlijmscherp dat hij rept van zijn ‘voorrecht als ex-precaire’ en dus juist niet het (hier zelfs effectbelust allitererende) woord ‘privilege’ in de mond neemt.

Dat woord zou ook misplaatst zijn omdat het uit een jargon stamt dat bovendien culturaliseert. De armoede en uitzichtloosheid waartegen Tim ’S Jongers voor ‘de hooplozen’ op de barricaden springt, verdraagt zo’n reductie niet. De onbarmhartige stand 0-10, die hij meer dan eens omroept, is uit zichzelf al tragisch inclusief. Misschien moet ik die ethiek verbinden met zijn retorische opstelling, waaruit een grondbeginsel van door de tijdgeest gedwarsboomde wetenschappers valt af te leiden: onderwijs is het belangrijkste.

Verrassend traditioneel zijn de metaforen waarop ’S Jongers zijn betoog laat steunen. Ze draaien om een verticale as. Het gaat om een ‘kloof’, een ‘ravijn’ tussen twee werelden, ‘bergen’ die kansarmen beklimmen moeten. Daartegen wil hij een ‘brug’ leggen. Weliswaar is hij werkzaam in ‘Haagse torens’, door zijn verleden is ’S Jongers evengoed een ‘spreidstandburger’, een neologisme waarmee hij de Taalbank van Van Dale haalde.

Ik benader dit boek waarschijnlijk te literair, maar waan me door ’S Jongers zelf op dit spoor gezet. Zijn belangrijkste argument voor ervaringskennis kant zich namelijk tegen de morele winst die aan het lezen van literatuur wordt toegeschreven: empathie. Beledigende broccoli weerlegt dit nuchter: ‘Begrijpen hoe het leven kan inhakken op kwetsbaren, is niet hetzelfde als weten hoe dat dan voelt. (…) Kennisnemen van het leven met achterstanden is niet gelijk aan weten en voelen wat het met je doet om er dagelijks de nadelige effecten van te ondergaan. Laat staan dat het je doet doorvoelen wat het betekent én van je vraagt om aan die achterstanden te ontkomen.’

Dit oordeel velt ’S Jongers, nauwelijks impliciet, ook bij publieke figuren als Joris Luyendijk en Sander Schimmelpenninck die het recent hebben opgenomen voor kansarmen. Toch is hij nuchter genoeg om het voordeel voor ‘de uitgeslotenen’ in te schatten van dit engagement omdat de zogeheten articulatiemacht door deze twee opinisten in elk geval voor het juiste doel wordt ingezet. En dus is ’S Jongers per saldo het strengst voor collega-publicisten die zich kantten tegen deze figuren in plaats van tegen de structuren.

vrijdag 10 februari 2023

Al geformuleerd

 

 

 

De laatste weken is nogal gesoebat over wat een ‘essay’ is, nog is, en of het niet stiekem is afgevoerd in een container met het opschrift Beschouwend Proza. Des te fijner vind ik het om bij het openslaan van Eva Meijers recentste boek Verwar het niet met afwezigheid. Over politieke stiltes (2022) onder titel en specificatie pront te zien: ‘essay’.

Of het nu een bewuste poging tot solidariteit is met het kwetsbare, wat de bij elkaar iets meer dan honderd pagina’s bepleiten, weet ik natuurlijk niet. Wel dat Meijer onverstoorbaar en behendig haar opvattingen op zinsniveau toont.

Zoals bij het fenomeen silencing: ‘Soms wordt iemand bespot als ze wat zegt, bijvoorbeeld omdat ze als hysterisch wordt afgeschilderd, waardoor haar woorden niet aankomen.’ De verwarring die bij mij althans even ontstond bij ‘ze’ omdat ‘iemand’ voor mij geen dominant geslacht heeft, wordt na de komma al weggenomen door het predicaat ‘hysterisch’ waarmee vrouwen historisch zijn opgetuigd.

Past ook perfect in een betoog over ondergeschoven posities. Zodat een alinea later, wanneer Meijer op de proppen komt met Lyotards différend, deze taalkundig inconsequente definitie geloofwaardig wordt: ‘Dat is een situatie waarin een slachtoffer geen toegang heeft tot een gemeenschappelijk discours waarin wat haar aangedaan is aangekaart kan worden.’

Dat ‘slachtoffer’ als woord onzijdig is, mogen we vergeten.