Aan een bureau maak ik weer eens mee hoe een gedrukte tekst in de markt wordt gezet. Het boekje gaat gepaard met een aanbeveling op de linkerbinnenflap (Jef Lambrecht) alwaar ook de sponsor (Itinera), heeft de gewaagde ondertitel (‘essay’) en is gedateerd op deze maand. Het onderwerp is brandend actueel (Syrië-strijders), de titel bestaat uit drie hashtags en de auteur is betrekkelijk jong (en allochtoon).
Eerst het instrument van het interview. In de krant of op het televisiescherm. In het ene medium herhaalt hij in een interview letterlijk passages, in het andere medium heeft hij een voorpublicatie met de meest conflictueuze standpunten uit de tekst.
Of het toeval is, weet ik niet. Maar aan hetzelfde medium gaf Mark Elchardus over hetzelfde onderwerp deze week een interview, waarin hij niemand minder dan Marion van San bijvalt en als linkse intellectueel standpunten huldigt die doen denken aan de paradigmatische shift die Paul Scheffer te Nederland met ‘Het multiculturele drama’ in 2000 forceerde.
Normaliter waren de haantjes van dienst al lang de opinie-arena binnen gestoven. Maar bij mijn weten blijft het oorverdovend stil. Misschien had Elchardus al voldoende verwarring gesticht door lid te worden van de antipopulistische, dus onmogelijk meer exclusief linkse denktank Ceci n'est pas une crise.
Ik betrap mezelf op cynisme. Op mijn bureau ligt een nieuw boek! Leuk, lezen! Eerst maar eens de slotzin: ‘Als alle beleidsniveaus een substantieel antwoord op radicalisering en gewelddadig extremisme uitwerken, en het lokale niveau dat het dichtst bij de burger staat als ankerpunt nemen, dan hebben we de rode draad meteen te pakken.’
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn kennelijk met zelfstandige naamwoorden vergroeid. Vooral valt me iets op dat ik, naar aanleiding van geschriften door Verhofstadt, fusionbeeldspraak heb genoemd. Meer versteende metaforen bij elkaar, die een krachtdadige indruk wekken.
Maar doe ik met die vakopinie een poging tot lezen? Of wil ik het risico lopen me te laten bedriegen door mijn zintuigen?
Ooit hoorde ik boven in huis een vriendelijke stem die me bekend voorkwam, piekerdepeins – het was Martin Reints! Maar toen ik in de zolderkamer kwam, bleek de radio er te spelen: een oud interview met Pim Fortuyn.
Vandaag nog, op de eerste dag van het jaar die, hoe toepasselijk, al als lente aanvoelt, kreeg ik vanaf een bankje in een speeltuin de indruk dat het taalkundig genie een jurkje aanhad dat geïnspireerd was op Hirsi Ali’s boemerangpropaganda Fitna. Of waren het Hebreeuwse tekens? De zon stond laag. Pas van dichtbij bleek het patroon op de stof plantjes te verbeelden, die iets weg hebben van menora’s en die nota bene vredesboompjes heten.
Kortom, ik moet lezen. Maar ik blader. Er blijken zes à acht soorten strijders: de loser, de hardcore-jihadi, de romanticus, de rebel, het kuddedier, de opportunist, plus soennitisch-Syrische Belgen en Koerdische Belgen. Ik identificeer me telkens enige seconden in de rondte, en val uiteindelijk voor de onbedoelde charme van woorden als ‘jihadelasticiteit’ en ‘radicaliseringsbarometer’.
Weet ik het cynisme nu wel of niet af te schudden? Uit mijn vroege schrijversjaren herinner ik me mijn verontwaardiging dat collega’s uit voorafgaande generaties niet of nauwelijks kennisnamen van verse sterren aan het firmament. Deze auteur (Bilal Benyaich) had mijn zoon kunnen zijn.
Als corrector is mijn schoolmeesterschap bovendien geïnstitutionaliseerd. Ik hoor mezelf voor de zoveelste keer snibben dat er een verschil bestaat tussen ‘zogeheten’ en ‘zogenoemde’ enerzijds, en ‘zogenaamde’ anderzijds. Het eerste geeft de betiteling van iets weer, het tweede ontmaskert het als fake.
Dus wat valt er te begrijpen uit de aanbeveling dat er ‘sterk [moet] worden ingezet’ bij bijna-Syrië-strijders op ‘zogenaamde time-out-projecten’? Wie is er eigenlijk begonnen zijn geloof te verliezen?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten