Bij alle terechte
commotie rond een
voornemen van de Vrije Universiteit Amsterdam om de bachelor Nederlands op
te heffen, vind ik me als neerlandicus terug in een onhobbyistisch raadseltje.
De vele protesten en solidariteitsbetuigingen van vakgenoten werden, zeker door
de institutionele broeders, gesteld in een taal en gemeenplaatsreiterei die
verleidt tot een radicaler voorstel: de hele neerlandistiek maar opheffen.
Als dit alles is
wat specialisten weten voort te brengen, dan kan het lot van de taal beter in
handen worden gelegd van leerlingen. In dezelfde week stemden zij alvast
mild door, bleek uit een enquête, met de fameuze leeslijst hun gang te
gaan, betrekkelijk los van ‘de canon’ en literair-journalistieke bevindingen.
Het hardst trof
mij, toch allerminst een hoogvlieger, een dichterlijk protest tegen de VU-intentie.
Het kwam van Ilja Leonard Pfeijffer, in zijn sonnettencolumn
voor NRC. Bij een vroeger exemplaar uit
die reeks heb ik op deze
plaats al eens wat vraagtekens gezet en de genoemde krant lijkt sowieso wel
erg onder
de indruk van zichzelf, maar toch. Wat moet dit nu voorstellen?
Doordesemd spreken in je moedertaal
met elegantie van een palimpsest,
waarin uit elke tijd en elk gewest
nuance schemert als een godenmaal
met elegantie van een palimpsest,
waarin uit elke tijd en elk gewest
nuance schemert als een godenmaal
van connotaties, is iets anders dan
te denken dat je best goed Engels spreekt
op krukken als je een verweekt, gebleekt
gesprekje voert, gespeend van elk elan.
te denken dat je best goed Engels spreekt
op krukken als je een verweekt, gebleekt
gesprekje voert, gespeend van elk elan.
In Nederland heeft men zijn taal verpatst
voor inschrijfgeld van uitheemse studenten.
Zorgvuldigheid en zwier zijn opgedoekt
voor inschrijfgeld van uitheemse studenten.
Zorgvuldigheid en zwier zijn opgedoekt
om op zijn ordinairst en allerplatst
te cashen. Wie zijn taal denkt uit te venten,
heeft ook cachet en gratie afgeboekt.
te cashen. Wie zijn taal denkt uit te venten,
heeft ook cachet en gratie afgeboekt.
Ik kan hier een exposé
houden over techniek en retoriek, maar de vraag die zich aan mij opdrong was in
hoeverre hier niet een opdrachtgever wordt uitgetest. Hoe ver kan ik gaan, poogt
de leverancier van de komrijeaanse maskerthematiek, tot de krant ermee ophoudt mijn
als gedichten verpakte routine te publiceren en te honoreren?
Mij ontgaat het
niet dat deze vraag ‘als een boemerang’ in mijn gezicht kan terugzeilen, omdat
ik nu eenmaal geen rubriek heb, nog geen honderdduizendste van Pfeijffers
bekendheid geniet, enz. Maar ik voel me senang op deze blog, schrijf al tijden
geen gedichten meer en mijn ambities liggen elders. Bovenal kwam mijn vraag
voort uit een ervaring met een andere kunstvorm.
Al enige tijd ben
ik in de ban van twee zangeressen die ik voor de duidelijkheid maar
aanbiddelijk noem. Ik wil daarmee niet suggereren dat ze gouden kalveren zijn,
maar vaststellen ze dat de grenzen van mijn empathische vermogens aftasten,
door zich zo oprecht te presenteren dat mijn brein, gewend aan artistiek decoderen,
kortsluiting maakt.
Zo is er Nai Palm,
frontvrouw van (mijn late ontdekking) Hiatus Kayote. Vorig jaar bracht ze een mooi
en virtuoos soloalbum uit, Needle Paw.
Vlak daarna werd bij haar borstkanker gediagnosticeerd. Waar ik dan naartoe wil
is een filmpje op YouTube waar ze in
het ziekenhuis, een dag na de operatie, een versie zingt ‘The
Makings of You’, het legendarische nummer van Curtis Mayfield.
Mijn brein zou
dit gewoonlijk afwimpelen, met termen als exhibitionisme en zo, maar die taal bleef
hier domweg niet kleven. Zou dat de tol van de neerlandistiek zijn? Zo’n beetje
het eerste wat ik ooit op de universiteit leerde, was dat de artiest niet
dezelfde was als zijn personage want in personage zat het Latijn van persona dat masker betekent.
Wat dan aan te
vangen met mijn andere heldin Tarriona Tank Ball, uit de
geplaagde smeltkroes New Orleans? Ze ontbrak ooit in mijn verkenning van het curieuze ouroboros-liedje ‘When Your Life Was Low’. waarvan zij de
gedenkwaardigste uitvoeringen heeft gegeven. De ene nog strotafknijpender
dan de ander.
Recenter maakte ze
naam met een emotioneel optreden in de NPR-Tiny Desk-reeks dat even
vrolijk als depressief was, ongecensureerd. Het deed mijn bange brein afdwalen
naar het totaaltheater van de jaren zeventig, de Boulevard of Broken Dreams, De
Parade, het Festival of Fools, Jango Edwards, Frank Zappa, Ian Dury, de
vroegste Nina Hagen,… Extremistisch
toegankelijk, laconiek radicaal.
Ik denk dat de vraag of er sprake is van geacheveerd toneel of hyperoprechtheid uiteindelijk naast
de kwestie is. De twee zangeressen praktiseren een ideaal dat verwoord werd in
de lines notes van John Coltranes spectaculaire nagelaten Lost Album. Daar kenschetst Wayne Shorter het program:
‘starting a sentence in the middle, and then going to the beginning and the end
of it at the same time…’ (Zoals
Coltrane zelf in die week met Johnny Hartman een totaal
andere balladplaat opnam.)
Ik weet niet wat
het is. Nai Palm en Tank Ball maken voor mij de vloedgolf aan publiciteit rond
de neerlandistiek, hoe relevant ook , tegelijk een beetje komkommernieuwsachtig.
Verwend. Mag ik dat wel zeggen? Met mijn geloof en hoop in literatuur, bedoel
ik?
De twee
zangeressen zijn bij mijn weten in leven. Het staat iedereen vrij hun optredens
bij te wonen. Hun oeuvre kan zo groeien door gedeeld te worden (nog zo’n geloofsartikel
uit de neerlandistiek: de autonomie).
Onlangs begreep ik
pas dat funkzanger Rick Hogendorp overleden is. En regisseur Claude Goretta. Ik
heb ongetwijfeld weer eens niet goed opgelet. Anderzijds, ook wie nooit van de
neerlandistiek heeft gehoord, kan er nu even niet meer omheen kijken. Waar is
dan het momentum van ietwat eeuwiger grootheden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten