Wie ben ik? Met
een kleine twintig jaar België op de teller wordt de vraag voor een Hollander
als ik moeilijker en moeilijker. Onlangs
hier ter sprake kwam Mick Matthys’ boek Waarom
Belgen gelijk hebben en Nederlanders gelijk krijgen, eerder grasduinde ik
door de
verzamelbundel Beste buren, er liggen nog (bitse) aantekeningen over Avonturen van een Nederbelg door Derk-Jan
Eppink en over België-Nederland door Paul Wouters.
Geen idee. Behalve dat het misschien een aardig stuk zou
opleveren wanneer het woord
‘eventueel’ van alle kanten zou worden besnuffeld.
Een uitweg vormt
het europeanisme. Maar van stonde af is me gebleken dat een eenwording niet
alleen veel taal vergt, maar vooral een uitgelezen praktijk – die nog altijd
ontbreekt. Denkend aan het statuut van de grensarbeider voel ik derrie langzaam
langs mijn dijen gaan.
Des te kordater
is het witte E-pasje ter grootte van een betaalkaart, dat in België mag
doorgaan voor een identiteitskaart. Het is goedkoper dan een paspoort en
vervult nevenfuncties in het alledaagse. Er kunnen treinkaartjes op geladen
worden, geleende bibliotheekboeken geregistreerd,…
En je kunt er
Europa mee doorreizen, bleek ons vorig jaar tijdens de Grand
Tour. Dat onvoorstelbare gemak hield ook een teleurstelling in. Ik had speciaal
een paspoort aangevraagd voor onze reis, een kostbare en tijdrovende procedure.
Waarvoor dient
dat Nederlandse gevaarte dus nog? Och ja, het geeft recht om in het geboorteland
te stemmen.
We gingen naar
Engeland om de Brexit voor te zijn.
Omdat mijn
geprinte kanaaltunnelticket geen reactie verwekte bij het apparaat, waren we met vertraging door de incheckformaliteiten geraakt. Bij de Belgische douane
kreeg ik vervolgens te horen niet mee te mogen.
Mijn
identiteitskaartje was volgens de beambte ongeldig voor Engeland. Toen ik zei
dat we er Europa mee hadden doorgereisd, ook per vliegtuig, bleek dat aan het Schengen-akkoord
te wijten geweest waar Engeland, uiteraard, niet aan meedeed.
Kennelijk kon ik mijn
oren al te zichtbaar niet geloven, want de beambte riep door de vertrekhal dat
ik thuis beter een paspoort ging halen omdat ik hem helemaal geen
identiteitskaart getoond maar ‘een tijdelijke verblijfsvergunning’.
De laatste restjes
Europa-illusie vielen van me af. Ook dat moet aan mijn gestiek af te lezen geweest
zijn. De beambte besloot dat ik met deze verblijfsvergunning Nederland zelfs niet
eens binnenkwam.
Dit moet de Hollander
in mij wakker hebben geroepen. Reflexmatig hoorde ik me half liegen dat ik
journalist was. Waarna het prototype van de zuidelijke gendarme opsprong, wiens
pietje zo groot is dat je onmogelijk niet op kunt trappen. ‘Dat vat ik op als
een dreigement’.
Samen met twee
collega’s werkte hij mij – en de wegkapitein, die met haar full monty Belgische identiteitskaartje al door de controle heen was maar ook haar
onbegrip uitte – de vertrekhal uit. Weg! Weg! Weg! Associaties met een
niet-meegemaakt verleden drukte ik goddank weg.
Ik betrapte me
evenzeer op dat ik de naam van de beambte had ingeprent, en zijn geprononceerde
uiterlijk, maar niet de aanvechting voel hem, bijvoorbeeld hier, te
schandpalen. Mij werd achteraf verder gevraagd of ik de scène gefilmd had. Maar
zelfs als ik in bezit was van een smartphone had ik dat niet over mijn hart
gekregen.
Katholiek of voorgoed
ongeschikt voor de actualiteit?
Uren later dan
gepland en voor een nieuw ticket een bedrag lichter waarmee, zoals de radio op
vrijdag voor de krokusvakantie openbaarde, ‘een week eventjes helemaal niets
doen in Mumbai’ had kunnen gefinancierd, stonden we in Londen.
Ook mijn paspoort
was machinaal blijven steken. De Engelse douanier die het manueel controleerde,
keurde me geen blik waardig.
En nu wisten we
ons pas echt omringd door regels en waarschuwingen. Niet eerder toonde de risicomaatschappij zich
aan mij althans in een zo naakte gedaante.
Zijn obers in
restaurants en ontbijtketens en koffieplaatsen, de ene nog organischer dan de
ander, gepromoveerde microbiologen? Getuige opschriften functioneren ze niet
alleen als vraagbaak voor de precieze bestanddelen van een gerecht, ze weten
ook de finale hulp te bieden bij oprispingen van elke allergie.
Of gaat het hier
om een extremistische mate van voorlichting? Waarna een gewaarschuwd mens voor
minstens twee geldt?
Toen we de
laatste trappen van de metro bestegen verscheen op een lang scherm een
mededeling die tegelijk weerklonk: dat de trappen door de regen mogelijk een
pietsje glad waren (handiger ware de inhaalwaarschuwing geweest dat men op
roltrappen wel de continentale linksrechtsverdeling gebruikt).
Deze lijn werd
moeiteloos doorgetrokken door gratis musea. Heel wat zalen bezitten een bordje met
het bericht dat de geëxposeerde werken door sommigen als aanstootgevend beleefd
worden. Met de uitnodiging bij een onverhoopt identieke ervaring de directeur te
verwittigen.
Toch schrokken
we, oog in oog met De
Arnolfini-bruiloft en met de zoveelste Rembrandt die in geen
schema van highlights te vinden was. Ook waren we verrast dat uit museumkranen uitsluitend
warm water stroomde.
Voor de indruk
zou rijzen dat Londen een stadstaatje van melk en honing is, overal in musea staan
plexiglas bakken voor op de pond afgemeten donaties. We troffen lieftallige medewerkers
met i-Pads waarop met één handbeweging elektronische overboekingen vielen te
doen. De terugtrekking van de overheid moet kennelijk worden gecompenseerd door
liefdadigheid.
Een paar jaar
geleden kwam Londen in het nieuws toen banken voor de ingang scherven en
spijkers op hun richels hadden bevestigd, zodat er geen zwervers meer konden
vertoeven (het fijne Soane-museum heeft op
antieke stoelen een soort getande dennenappeltjes neergelegd). Nu las ik dat
schoonmakers van de metro op hun vingers waren getikt, nadat ze in de warme gangen
kartonnen dozen en slaapzakken had weggebezemd.
We gingen dus
naar Engeland om de Brexit voor te zijn.
Maar dit fenomeen
speelde amper in de media. Alles ging over back
stabbing. Dat behelsde geen terugverwijzing naar The O’Jays, maar letterlijkheid.
Jonge mensen in steden die de afgelopen tijd zonder enige aanleiding in de rug
waren gestoken en stierven.
Geen statements,
noch motieven, laat staan – tot
voor kort – daders.
Als ik het goed
begreep waren er twee vragen. Kon dit worden betiteld als terrorisme (wat strafmaat
en opsporingsbevoegdheden vergroot)? Eisten jarenlange bezuinigingen op het
politieapparaat hun tol?
Zelf bleef ik me
verbazen over het consumptieparadijs dat het Londense centrum geworden is. Blijft
er voor bankiers tijd over naast het ontbijten, lunchen en dineren? Dat zeg ik nota
bene als getuige voor Paul
Wouters, die op de landkaart vice
versa ging: ‘Een kleine supermarkt in mijn ouderlijk dorp
heeft een groter assortiment dan een Albert Heijn in een grote Nederlandse stad’.
Toen moest deze keten de Vlaamse markt nog beginnen
te geselen.
Ook darde ik tijdens
deze citytrip met namijmer. Ben ik wel een Nederlander? Of veeleer een West-Noord-Brabander?
Wanneer ik lees dat daar achternamen zonder voorvoegsel vaak eindigen op
een s of een x, schiet me onmiddellijk Braspennings of Braspenninx te binnen. Minder
spontaan kan ik me herkennen in een annotatie van Christine D’haen in De
spiegel van Alexander, over
Bergen op Zoom: ‘was in de Middeleeuwen kosmopolitisch’.
En stel dat de Belgische
douanier gelijk had gehad dat ik zonder paspoort heel Nederland niet meer
binnenkom, wat staat me dan te wachten? Moet ik nu ik nog zo’n ding heb bij
verkiezingen partijen zien te vinden die voor open grenzen zijn, kan ik beter asiel
aanvragen of rekenen op een generaal pardon? Eventueel?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten