maandag 3 september 2018

Oproep: lexicon!



Op mijn archiefblog heb ik een woordenlijst geopend, die de komende tijd permanent wordt aangevuld. Hulp van derden bij meer van die taal zou ik zeer waarderen.
Het gaat om woorden en uitdrukkingen die we beter zouden vermijden, omdat ze zo reflexmatig in spreek- en schrijftaal worden gebezigd dat hun betekenis gemold lijkt. En omdat het loutere gebruik ervan mensen aan weerszijden van een moraal plaatst, stimuleren ze bovendien verdeeldheid.

De aanleiding is een recent internetartikel, waarin ik en passant de fameuze ‘taalverloedering’ bij jongeren relativeerde. Want de pronkstukken van taal, literaire boeken, zijn evengoed gecorrodeerd, betoogde ik. Redacteuren, critici, boekhandelaren: iedereen doet aan die gestage verandering mee. Toevallig had dezelfde site een opiniestuk waarin Vlaamse neerlandici die lesgeven op universiteiten wel klaagden over het dalende taalniveau bij hun studenten. Een van de alarmisten had als lid van een vakjury een boek bekroond van een schrijfster die ik had opgevoerd als onkundige.
Wanneer ik mijn terloopse opmerking meer body wil geven dan een polemisch tikje, dan dient zich eerst de vraag aan of de grotere taalbeheersing van weleer algemeen was. Of regeert idealisering? Mijn natte vinger vertelt dat het over een periode gaat waarin eindelijk, dankzij een beurzenstelsel, ook jongeren uit lagere milieus konden studeren. Pure rechtvaardigheid, ze hadden daar de brains voor. Maar is dat geen tijdvak dat decennia terug werd afgesloten? Ik vertel toch niets nieuws dat universiteiten bedrijven zijn geworden, gebaat bij kwantiteit? Heel jongeren hebben daar nu toch niets te zoeken?
Voor de niveaudaling wijst men exclusief naar ‘het onderwijs’, met name naar het secundaire deel dat in Nederland de middelbare school heet. Ik geloof onmiddellijk dat daar van alles spaak loopt bij taallessen. Van de neerslag daarvan heb ik staaltjes onder ogen gekregen. Maar dat doet niets af aan een verder strekkende werkelijkheid: het aanbod waarmee die jongeren hun taalgevoel kunnen ontwikkelen.
Internet geldt als de grote boosdoener. Misschien is dat terecht. Ik zou dan wel twee dingetjes willen vaststellen. Dat de meeste ouders aan hun kroost al jong, vóór hun twaalfde jaar, tablets en smartphones geven. Vaak klinkt de verontschuldiging dat hun kinderen niet uitgesloten mogen worden door klasgenoten en vrienden. Met deze onvoldragen taalgebruikers kan er gewhatsappt en geskypet en alles. Er speelt vast geen andere reden mee dat ouders geen tijd hebben om samen te lezen en te spreken – en dat de speeltjes dus een uitkomst zijn tegen snelle verveling.
De tweede vaststelling behelst een enormiteit: dat er op internet zelden redactie is. Taal die jongeren al vroeg leren kennen kan een stuk beter. Zoals literaire teksten volgens mij evengoed beter kunnen, maar om budgettaire redenen hooguit worden opgelapt waarna de grootste aandacht uitgaat naar werving. Ook die observatie staat niet op zichzelf noch is ze van gisteren. Was voor redacteursfuncties ooit een al dan niet academische talenachtergrond gewenst? En leiden inmiddels niet marketing- en communicatieopleidingen tot deze posities, met eenheidsworstigheid tot gevolg?
Waarom zouden jongeren niet mogen wennen aan correctere en originelere taal? Nogmaals, ik begrijp en deel de bekommernis om ‘het onderwijs’. Maar moet ik als ouder ook niet naar mezelf kijken, als leverancier van taal? Bijvoorbeeld door helderder teksten te schrijven, zonder in de illusie van Klare Taal te duikelen? Plus door mijn kinderen uit te leggen waar en waarom bepaalde taal niets meer zegt? In mijn boek over maatschappelijke debatten heb ik het niet systematisch behandeld, maar er botsen eveneens voortdurend discoursen. Een paar steekwoorden blijken te volstaan om een vermeende tegenstander te vloeren.
Die werkelijkheid mag van mij ook wel eens verbeterd. Ik ken te goed de verleiding te kankeren optaalgebruik van pakweg managers of politici of kunstenaars. Niemand zit te wachten op dikdoenerij. Maar ik heb ook ervaren best te weten wanneer ik mijn toevlucht zoek tot makkelijke formuleringen. Wanneer ik oreer in plaats van argumenteer. En uiteindelijk: wanneer ik mijn best doe of wanneer ik me neerleg.

Ik ben dus begonnen woorden en uitdrukkingen te verzamelen. De lijst die zo ontstaat is slechts het eerste stadium. Vanwege de omvang van de arbeid, maar ook omdat ik verwacht dat het ene woord het andere zal voortbrengen.
Later hoop ik alle onderdelen van de lijst te paren aan betekenislekduiding en voorbeeldzinnen. Ik moet er misschien dan ook alternatieven bij geven – die op wonderbaarlijke wijze ontsnappen aan fixering die communicatieverstorend is.
Dan nu de oproep. Wie wil of wie bezwaren formuleert, helpe met een comment. Wie het leuk vindt ook. Een deadline of een omvang heb ik niet. Liever zing ik Don’t Stop ’Til You Get Enough.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten