maandag 17 september 2018

Uit de werkplaats (1)





Uit samengestelde voornaamwoordelijke bijwoorden kan in België ‘er’ wegvallen. Het heeft even geduurd voordat ik de systematiek doorkreeg en mijn rode potloodje opbergen kon. Slordigheid noch personificatie regeerde. Een recente headline weet bijvoorbeeld: ‘Anonieme performer getuigt: “Fabre is als praline met rattenvergif in”.’ Hier staat het voorzetsel moederziel alleen efficiënt te zijn.
Iets van deze gewoonte moet zijn overgewaaid naar Nederland. Achter in een achteloze zin kan daar een voorzetsel aan komen sukkelen, dat was losgeraakt van bijwoordelijke bepalingen. Alsof de spreker tot slot alle stukjes verstrekt waarmee een correcte frase bijeen kan worden gelegd. Zo verklaarde afgelopen weekend de coach van PSV: ‘Aziz en Guti ben ik uiterst tevreden over.
Is dat exclusief spreektaal? Ooit verbreidde zich de merkwaardige uitdrukking ‘Daar is niks mis mee’. Ze verloor haar koplamp: ‘Niks mis mee’. Misschien heeft de ruimte van Twitter met dat beperkte zicht te maken. De ultieme formule in dezen is hoe dan ook: ‘Blij mee’.
Wat belandt daarvan in literatuur, dé plek waar registers botsen of in elkaar vervloeien? In Diepe aarde laat Maria Vlaar een egocentrische papa bekennen: ‘(…) ik genoot echt wel van hoe Masha en George samen over de vloer kropen met houten autootjes die zij voor hem kocht (…)’. Ondanks jaren gewenning in België mis ik in dit zinsfragment ‘er’, om precies te zijn tussen ‘genoot’ en ‘echt’. Of is dit een spreekgedachte? Zeker ben ik (er) niet (van).

Tekstbestanden op de computer geven rust, omdat je voortdurend kunt surfen naar woordenboeken en feiten controleren. In bijschriften zijn voor de auteur typeletters bovendien leesbaarder dan welk handschrift dan ook. Da’s niet te onderschatten bij suggesties, zeker wanneer je besmuikt poogt een onmogelijk beeld te signaleren, anders dan met een kringeltje.
Bij mij staat de computer, een desktop, op een bureau. Rug, schouders en nek laten zich al vrij snel gelden. Een pak papier is gezonder om te redigeren. Je krijgt er bovendien meer afstand tot de tekst door, en dus minder kans op schermblindheid.
Wel komen er naslagwerken om je heen te liggen, voor de controles. Minder praktisch buitenshuis. Op windgevoelige plaatsen, in het bijzonder op het strand, heb ik sowieso afgeleerd te redigeren; vele treinen hebben smalle opzettafeltjes waarop het pak papier schuift, wat bij een scherpe bocht ongewenste gevolgen heeft. Toch maar thuisblijven dan, in ruimtes die meer uitnodigen tot ontspannen dan een studeerkamer?
Ik ben afgunstig op Nikki Dekker die in een generatiebundel onthulde: ‘Tieten zijn twee zichtbare hompen die je overal met je meesjouwt – die je zelfs als boekensteun kunt gebruiken wanneer je op je rug op de bank ligt te lezen’.

Rivieren van Martin Michael Driessen vind ik een van de tamelijk geweldigste Nederlandse literaire boeken van de laatste jaar. [Opdracht: herschrijf deze zin.] Ik vraag me wel af hoe dicht de redacteur op deze verhalenbundel zat. Het fijne vind ik dat ze doorgecomponeerd is, wat meer overlegrondes vergt. Door steeds nieuwe tips en ideeën kan een auteur eigen tekst gaan doorgronden en dan onderdelen naar elkaar toe schrijven. Bij de eindes van Driessens drie verhalen veranderen namelijk verteltempo en tijd steevast. Ze worden drastisch, zoals in lagereschoolopstellen waar tijdens de ultracreatieve daad buiten de zon kon gaan schijnen of de pols domweg pijn kon doen.
Een ander bedrijfsongeval bij zo’n grondige aanpak is dat spellingsdingetjes blijven staan, mogelijk uit het idee dat er nog een redactieslagje komt. Op blz. 116 staat er over fruitboompjes dat ze worden ‘gepland’. Krijg nau wat! Toch valt die spelling met wat bochtige redenaties te verdedigen. In het geheel van teksten per dag leest een vermoeide persklaarmaker bovendien vaker over plannen (je seg plennen) dan planten. Mij was de fout ook niet meteen opgevallen. Een wakkere bibliotheeklezer had in de marge het potlood gehanteerd, met een overigens sympathieke grijstoon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten