Ik ben opgegroeid
in het Nederland van de jaren zeventig. Zo raakte ik gewend aan een taalkeurmerk
dat onverbloemd mocht heten bij het overbrengen van een boodschap. Toen Van Kooten en De Bie aan het begin van het
nieuwe decennium hun Haagse duo F. Jacobse en Ted van Es voor de Tweede Kamer lieten oefenen in het interrumperen was dit een
voorbeeldzin:
‘Dat is natuurlijk gelul van een dronken aardbei.’
Krasse taal,
zonder meer, zeker in een politieke biotoop. Maar uitzonderlijk was ze in die
tijd niet. Mij werd wel aangeraden de ik-boodschap
te brengen:
‘Ik vind dat gelul van een dronken aardbei.’
‘Volgens mij is dat gelul van een dronken aardbei.’
Ergens voelde de gelijkhebber in mij dat hier wat werd omzwachteld. Aalgladde nitwits kwamen met
stellingen die de grootste kolder naar hun ‘bescheiden mening’ poneerden en nog
aanvaard werden ook.
Dit was voordat
de vakterm framing rond begon te zingen
en ook voordat de meest succesvolle profvoetballers mediatraining kregen:
‘Ik denk dat het
gelul is van een dronken aardbei.’
‘Op dat moment
hoor je alleen maar gelul van een dronken aardbei.’
Toen kwam het verbindend communiceren in
West-Europa om de hoek kijken. Dit had stimulerende effecten op de leverancier
van de dronken aardbei, omdat het de kwestie wel en niet verlegde:
‘Interessant wat je hier zegt, maar ik het begrijp het nog niet helemaal.’
Wat hier
taalkundig gebeurde, wordt in de economie het principe van nudge genoemd. Dat is Engels voor ‘zachtjes
duwen’ en moet zich hoorbaar onderscheiden van de Jiddische noodge, waarmee een ‘zeurpiet’ schijnt te worden aangeduid. Met
aanmoedigingen bereikt men iets.
Ik moest hieraan
denken toen ik dit weekend de algemene vergadering van een sportclub bijwoonde.
Daar werd onder meer een begrotingspresentatie op Powerpoint gegeven. Uit de
zaal kwam de vraag waar de waarborgsom in was ondergebracht. Dit sloeg op een
extra bedrag, boven op het lidgeld, voor mensen die om wat voor reden dan ook in
het clubhuis geen bardienst wilden draaien.
Uit de gepresenteerde
begroting bleek dat uit de bar een substantieel kapitaal vergaard was. Tuurlijk.
Sinds ik in België woon ken ik pas fenomenen als de spaghettiavond en de wafelenbak.
Een beetje vereniging organiseert ook de
jaarlijkse quiz.
Alles genereert extra
inkomsten. Maar door de constructie van de waarborgsom, bleek uit het debat,
hadden leden het gevoel een mes op de keel te worden gezet. Toen het bestuur
antwoordde dat het lastig boetes kon eisen (omdat ze onmogelijk te vorderen
zouden zijn), waren nog niet alle leden overtuigd.
Tragikomisch biechtte
de penningmeester op dat het geen pretje was de constructie in praktijk te
brengen. Het kost heel wat tijd en inspanning om van elk lid na te gaan of deze
het minimaal vereiste aantal bardiensten had gedraaid, waarna er bovendien persoon
voor persoon waarborgsommen moesten terugbetaald.
Alternatieven
passeerden de revue. Ik kon ze amper volgen, maar vond ze adembenemend. Idee
was om een andere incentive te
installeren. Beter zou de waarborgsom gepresenteerd worden als een kans op korting.
Zoiets als: wie meedoet voor de club ervaart de sensatie beloond te worden voor
zichzelf.
Moet ik nog zeggen
dat het hier tegelijk om een andere ideologie gaat? Als toehoorder waande ik me
in elk geval meer dan ooit een on-zelf, pendelend tussen prooi en speelbal.
Terug thuis was
ineens benieuwd of en hoe die ideologie in het digitaal onderwijs beslag gekregen
heeft. Mijn beide oogappelen hebben op de lagere school namelijk niet alleen
boeken te verwerken, maar worden ook verondersteld achter de computer te zitten,
voor het interactieve leerplatform Bingel.
Ik wist dat er na
elk antwoord een nuffige vrouwenstem sprak. Inmiddels heb ik haar commentaar beluisterd
en geordend. En wat blijkt? Er zijn meer dan dubbel zo veel (13) varianten bij
een correcte uitkomst dan bij een incorrecte (6).
Het volgende roept
Bingel tegen een leerling nadat deze een goed antwoord heeft ingegeven:
Prima!
Super!
Fantastisch!
Uitstekend!
Mooi zo!
Goed zo!
Pico bello!
Knap werk!
Knap gedaan!
Perfect gedaan!
Wauw, meer van dat!
Dat heb je goed gedaan!
Wie de moeite
heeft genomen om deze loftuitingen te tellen, kan denken dat ik de kluit
belazer want dit zijn er maar twaalf. Toch is er wel degelijk een dertiende
variant: het applaus.
Van zo’n
schijnbaar collectieve reactie hebben de commentaren op een fout antwoord er
evenzeer eentje in petto. Dan wordt de vrouwenstem vergezeld van wat mannelijke
registers, om ronduit in mineur te roepen ‘Oooooooooh’. Ik vermoed dat dit
empathie behelst.
Wanneer ik
empathie omschrijf als meeleven met pech, dan zit ik gelijk op het spoor van de
overige opties. De fout is niet structureel, maar een ongelukje dat iedereen
kan overkomen:
Oei!
Oeps!
De resterend
varianten op een verkeerd antwoord zijn waarlijk aansporingen:
Nog eens!
Probeer het nog eens!
Komaan, je mag nog eens!
Wijst Bingel dus de weg naar de volmaakte realisatie van men zijn weelderige verlangenspectrum?
De gourmande,
een van de gebruikers van het platform, hielp gisteren een handje mee bij de actie van Rikolto
(voorheen Vredeseilanden). Het was een regenachtige en winderige dag. In haar
team zat verder onder meer een vriendje dat zijn nieuwe scheenbeschermers aan
had.
En daar stond ze, bij de toegang van een supermarkt, fluohesje
onder blonde krulletjes van alweer acht jaar. Naar verluidt werd ze zowel met
een grote boog gemeden als voorzien van flink wat geld. Het zou me niet
verbazen als zowel haar aanzuigeffect als overtuigingskracht stoelde op emotionele
chantage.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten