Waar is iedereen
ineens? Dat dacht ik, gewoontegetrouw aan de Kruidtuinlaan (Boulevard du Jardin
Botanique) een blik naar achteren werpend. Aan mij openbaarde zich een
afzienbare massa.
Maar wacht even,
we lopen hier toch voor ‘het’ klimaat? Dat zou toch iedereen aan moeten gaan?
Ik zag dan wel weer schrandere leuzen (L’argent
ou les gens) en een tekening van een pinguïn die het warm had, maar de
stemming was beleefd, te beleefd. Dat aan het eind op de vaste trappen het ouderenkoor
nog maar weer eens ‘Bella Ciao’ zong, een inmiddels herladen lied, mag toch geen herinnering zijn? Het
grootste spektakel bood Greenpeace, wier onverschrokken medewerkers gigantische
spandoeken boven de weg en aan bruggen toonden, terwijl ze metershoog aan
kabels vastgeklonken waren en dansbewegingen maakten.
Alsof de wortelkleurige het gelijk aan zijn zijde had gekregen door
wetenschappelijke consensus verdacht te maken, alsof de klok decennia terug kon worden gezet. Alsof
de krant dit weekend niet had gekopt Elke
10 minuten verdwijnt in Vlaanderen een stuk groen zo groot als een padelveld.
En de premier daar een paar weken eerder zijn
draconische bezuinigingen had toegelicht: ‘Op de Vlaamse industrie zal ik nooit
besparen’. Alsof, kortom, ‘klimaatdoel’ een term is voor een Dictionnaire des idées reçues.
Het kan toch niet
zijn dat de afwezigheid van een publiciteitsmagneet als Anuna de Wever of dat
interne meningsverschillen over Extinction Rebellion het zogeheten momentum voor
de Klimaatmars laat wegfloepen? Dat vertrouwde solidariteitsbewegingen als
11.11.11 en Natuurpunt de hoofdmoot vormen in een optocht? Dat, echt erg, als
enige politieke partijen Groen en Ecolo te zien zijn?
Hoe vaak liepen
we dit parcours niet? Wekelijks, vóór corona, met hoopgevende
klimaatspijbelaars (35.000 per keer), vorige maand nog met de rodelijnmeute (+100.000). Gisteren bleken
we, bij een temperatuur van 13 graden, met 20 à 25.000 eenheden te zijn. Brussel
is toch een wereldstad? Tezelfdertijd demonstreerden in Amsterdam meer dan 200.000 mensen voor ‘Gaza’? Of is dat op dit ogenblik
het enige frame denkbaar?
Het meest
ontluisterende aan de Klimaatmars vond ik wel dat de afzienbare deelnemers wit
waren, net als ik (en mijn compagnons de
route). Een luxehobby, voor de zogeheten elite? Misschien zijn mijn oude
ogen waardeloos geworden, maar in een tocht van vijf kilometer heb ik één
‘persoon van kleur’ zien meelopen, doorkruiste er eentje de stoet op een step,
met een plastic tas waaruit een stronk prei stak, en schudde er eentje aan de
zijkant met een kartonnen beker in haar hand.
Zou dit de
grenzen aantonen van wat zo geloofwaardig oogde aan het concept intersectionaliteit? Zijn de diverse agenda’s van onrecht minder
compatibel dan het theoretisch zou kunnen?
In mijn branche
lijken bijbehorende literatuur en opinies al weg te deemsteren. De Klimaatdichters
produceerden best wat werk, steevast sympathiek maar zelden memorabel – en heden
is in hun respectabele agenda voor de Klimaatmars het minste ruimte weggelegd.
Het zou interessant zijn om poëzie in tempore non suspecto te herlezen. Zo gaf René Puthaar in de bundel Het wilde kind (2012) de titel ‘Winteroffensief Afghanistan’ aan een gedicht dat algauw een eeuw ouder was. De auteur heette Leopold en deze blijkt heden volgens de KANTL niet van het niveau Herman de Coninck te zijn. Dus wat let ons om meer van Leopolds onwaarschijnlijk knappe poëzie richting klimaat te lezen?
Of is het onderwerp,
dat dus iedereen aangaat, niet meer ‘sexy’? Moet er naast Gaza de resterende
aandacht uitgaan naar de vluchtelingenkwestie? Ik gebruik dat laatste woord
bewust, omdat het tussen aanhalingstekens staat in Gaea Schoeters’ aanstekelijke
roman Het geschenk, als preferabel
alternatief voor ‘vluchtelingenprobleem’. En omdat Schoeters daar ten
overvloede laat verstaan dat ecologie samenhangt met alles. Uitgerekend door
politici, in hun dieventaaltje:
‘We zijn zo bang voor rechts dat we niet meer durven te besturen, maar het
klimaat verandert sneller dan het beleid. Om de uitdagingen van morgen het
hoofd te bieden, moet je groots durven te denken. Geen steen in de rivier, maar
de hele rivier verleggen. In vergelijking met de klimaatproblemen die op ons
afkomen, is Fuchs [in de roman een Wilders c.q. Van Grieken, mk] een rimpeling
in het water. Vissen stemmen niet. Jij denkt nog steeds in ambtstermijnen van
vier jaar, terwijl we generaties ver vooruit moeten denken. Partijpolitiek is
een luxe die we niet langer kunnen veroorloven; het is tijd om echt onze
verantwoordelijkheid te nemen. Maar dat vraagt moed.’
Hier herken ik
een terugkomende klacht op de protestborden tijdens de mars. Vaak viel namelijk
het woord ‘defensie’ te lezen, dat van België tot en met wortelkleurenland wordt gerevitaliseerd. Aanleiding is dan de
Oekraïne, binnengevallen door de snode Russen, als voorland van het vrije
westen dat zich zou moeten verdedigen. Maar ook dat deel van de wereld behoort
natuurlijk tot de globe als geheel, dus was het een voorzet voor open doel om
op de borden te bepleiten de defensie wat uit te breiden – structureler en
systemischer ook.
Aan het eind van
de Klimaatmars, dat weer was gepland in het Jubelpark, deed Extinction
Rebellion iets indrukwekkends. Men had zich voor een soort groepsportret gehuld
in rode, fluweelachtige gewaden en de gezichten wit gepoederd. En zweeg.
Bevreemdend om te beseffen dat dit evenement binnenkort wordt overgedaan onder
een gereduceerd perspectief. Over ruim een week houdt het land een Loopbaanmars,
als protest tegen de pensioenhervormingen. Over welke toekomst hebben we het
dan en waar voltrekt die zich?
De roman Het geschenk speelt in Duitsland. Als Hollander
viel me op dat de Vlaamse Schoeters een kenner opvoert die ‘professor doctor
Ackermann’ heet. Zo op het gehoor dé geleerde nepautoriteit van Koot en Bie, met wie het altijd verkeerd afliep! Net
als Het geschenk, maar dat ligt aan
niet te counteren insinuaties over familiebanden. Toch bestaat de ware onthulling
in Schoeters’ boek eruit dat in Duitsland politici en hun naasten Vlaams
spreken:
‘Als statement kan dat tellen (…)
Mits de juiste mix met andere mestsoorten (…) overgebracht naar het vilbeluik (…) Je demarche van gisterenavond (…)’
In Brussel hoorde
ik traditiegetrouw vooral veel Frans. Ik ervoer het als een grote opluchting
deze taal ook bij het verlaten van het Jubelpark te horen, waar door een
megafoon alle demonstranten een afscheid kregen voorgehouden. Bij monde van een
kind.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten