Is het uitzonderlijk
dat de wortelkleurige een vergadering met Zelensky vloekend en tierend heeft doorgebracht? Ja, wanneer hij de
machtigste man op aarde zou zijn: een terechtwijzende blik of een tikje met de
voorzittershamer kan volstaan. Nee, wanneer het fenomeen vergadering tot de
basis wordt teruggebracht: een uitwisseling van ideologische inzichten die tot
een besluit moeten leiden.
Bij een groter
aantal deelnemers moeten die inzichten allicht met enig aplomb worden gebracht
voor het besluit met consultancyenthousiasme wordt aanvaard. Misschien tekent
dat aplomb zelfs de setting. Persoonlijk heb ik nog nooit iemand ontmoet die
graag vergadert. Dus is het denkbaar afkeer te bezweren en te overwinnen door,
zoals dat heet, actief te participeren, desnoods via visibiliteit. Zoiets vertelt T. van Deel:
De
wolk
Wat zijn wolken bedrijvig, ze groeien
tot kool en sterven in stralend blauw
waaruit ze altijd weer op kunnen
staan.
Ze vergaderen rond toppen van bergen,
vervluchtigen boven het dal, niet
vast
ligt wat ze er zeggen, ze zijn met zo
velen en hangen te wisselend samen.
De
mooiste wolk is alleen in een lucht –
en een wind waait hem over de aarde.
Dit gedicht is opgenomen in Achter de waterval (1986) maar stond al in 1983 in het literaire tijdschrift De Revisor. Een quasi-idyllisch predigitaal tijdperk zonder
beslisbomen. Zelf moet Van Deel vergaderervaring hebben opgedaan op de afdeling
Neerlandistiek van de UvA, waar hij had gestudeerd en
sinds 1971 gewerkt. Ze stond in
de revolutiejaren bekend als een woordrijk activistisch
bolwerk.
In de beeldspraak van het gedicht weet Van Deel knap de
uitdrukking ‘gebakken lucht’ te vermijden. Zijn betoog oogt mild. IJverige en ernstige
beweringen vervliegen door zo’n overleg uiteindelijk. Uiteraard lanceert de
slotzin die relativering expliciet en daardoor absoluut, maar een typisch
enjambement als ‘vast / ligt’ ondermijnt vergaderpertinenties evengoed.
Er bestaat meer poëzie over dit merkwaardige bedrijvigheidsritueel,
en telkens wordt het er anders mee belicht. Eén zinnetje volstaat soms al. In het
beruchte gedicht ‘Losgeld’, dat Ruth Lasters in 2022 als docent met wat
leerlingen samenstelde om het verschil tussen zogeheten A- en B-stromen aan te
kaarten, staat de nogal retorisch klinkende vraag:
En wie is nu het slimst, iemand die
weet
waar de Aconcagua ligt (vraag uit De slimste mens ter wereld)
of wie het hele stroomschema kan tekenen en uitvoeren
voor een schoolkeuken, het Sportpaleis, Wetstraat-vergaderzalen?
De implicatie luidt dat vergaderen een serieuze hobby is van
theoretisch geschoolde onnozelaars die geen schroevendraaier van een hamer
kunnen onderscheiden. En omdat ze zich ophouden in een straat te Brussel waar
de Belgische premier resideert, hebben ze bovendien macht en invloed. Ze doen
hun ding dan ook niet in spreekwoordelijke achterkamertjes maar in heuse zalen
met beamers en meer van die smarte spullen, ten dienste waarvan stroomschema’s
wel het minste zijn.
Zelf maakte ik de overgang mee van papier (‘de
vergaderstukken’) naar PowerPointpresentatie (‘de tabellen bij puntje 3’). Mijn
brokkelige geheugen weet nog het moment en het lokaal op een eerste verdieping
waar dat geschiedde. Net was een oudere collega hijgend binnengekomen die moest
aansluiten bij ‘het voorstelrondje’, toen er half boven onze ogen licht begon
te gonzen uit een groot scherm.
Het was een wonder en dat is het voor mij altijd gebleven. Voor dit soort bijeenkomsten zul je inderdaad topzwaar A*** geschoold moeten zijn. Allicht kan ik als man sowieso niet multitasken, maar op het moment dat er tekst voor mijn neus wordt geprojecteerd, lukt het me niet meer om te luisteren. Ik zie louter nog eigenaardigheden in stijl, grammatica en spelling. Misplaatst, de clash van ideologische inzichten vereist alle vrijgemaakte hersenruimte voor de tactiek. Vergaderen is het voortzetten van een oorlog met andere middelen.
De geografische specificatie van de Wetstraat zette ik er trouwens
bij voor mensen van boven de Moerdijk. Volgens Rodaan Al Galidi hebben ze de
kunst van het vergaderen als geen ander onder de knie. Ironischerwijs als
asielzoeker gaf hij over ‘de Nederlander’ in 2016 een polder-stereotype retour.
Hij deed dat met het
gedicht ‘Vergadering’ dat een weergaloze slotstrofe draagt:
De vergadering
is de vergadering van de Nederlander
met de vergadering.
Die slotpunt vind ik geweldig. Bij dezen was Al Galidi geslaagd voor het essentialisme dat inburgering heet. Besprekingen moeten routine worden, een tweede natuur. Daarom zijn zogeheten vergadertijgers altijd alert om hun prooi te verschalken. Tegenwoordig verschutkleuren ze zich achter hun laptop. Op de toetsjes daarvan tikken ze geregeld, alsof hun gedachten moeten worden opgetrommeld, totdat het ogenblik blijkbaar daar is voor een interventie die het tij definitief keert.
Soms zitten die virtuozen niet eens tegenover je. Dan
opereren ze vanuit huis of een kantoor elders en verschijnt hun gezicht op een scherm-in-een-scherm.
Daar kunnen presentaties uit opdoemen en gastsprekers bij een agendapunt geven sowieso
niemand een hand. Ze houden daar namelijk al een USB-stick mee vast met hun PowerPointpresentatie
of ze moeten de draad van de beamer in hun laptop prikken.
Zulke verdubbelingen werken op mij, van nature moeite
hebbend te weten in welk universum ik ongeveer rondloop, nogal verwarrend in.
Er was wel een tijd van gewenning, toen in de arena steeds
meer studenten in plaats van kladblokken laptops openklapten. Als zich
strijdend ten onder pratende docent keek je tegen een bataljon van schilden. Daarnaast
kwam er de mogelijkheid op mails te reageren met emoji’s of met een keuze uit
drie verschillende automatische antwoorden in knipmessende dombostijl. Sinds
kort, vermoed ik, is er een knopje ‘samenvatten’ in de mailbox, dus het wordt wachten
op de functietoets ‘lezen’.
Gelukkig zijn er altijd agendapuntjes Big Tech die het
raadsel verder vergroten. Over dat er met
de grote-portemonneesjouwers mee moet worden geïnvesteerd
in AI, en verder in ‘hybride lesgeven’. Daar hoeft student noch docent het
bed meer voor uit. Het scherm-in-een-scherm is de basislocatie voor al dat
gepassioneerde onderwijs, waar schoolgebouwen en lokalen, en hun verwarming en
hun verlichting, weggegooid geld vertegenwoordigen. Richting Silicon Valley dus.
En vergaderaars zelf?
Met alle blijkbaar noodzakelijke investeringen, uiteraard
‘kritisch’ maar vreemd genoeg om zoiets ouderwets als ‘de trein niet te
missen’, en de therapeutisch geloofwaardige gesprekken die chatbots nu al blijken
te voeren, kan het niet lang meer duren voordat in vergaderingen, bijvoorbeeld
op basis van de input uit jouw verleden, een hologram in dat curieuze ding dat
we wereld noemen, in een toestand die sinds corona ‘fysiek’ heet, jouw aandeel aan
het gesprek volledig overneemt – als het ware voor synergetische
kostenbesparingen met het oog op verbinding in een veilige werkomgeving.
Als jullie nu de vorige alinea eventjes door de
samenvattingsmachine halen, dan lees ik tot slot een gedicht van Anke Senden
uit Gezwommen worden (2024). Op zijn
Van Deels zet ze het vergaderen terug in een natuursetting, die in deze
debuutbundel de zee is:
vier stoelen hielden statig de poten
stijf in het opkomende water, schrijf
neer,
dicteerde er één: ‘natter dan
voorzien
in onze kadernota’s’ en ‘beweegt’
boven hen het directiecomité
van meeuwen, die al vroeg poten
tot vleugels hadden omgebogen
en institutioneel neerkeken op wie
daar
statistisch niet ging verdrinken,
want
statigheid kwam, gemiddeld gezien,
niets tegen
Dit treffen lijkt begonnen bij eb en is een pietsje uitgelopen,
mogelijk conform de gestaalde vakterm ‘vergadermarathon’. Mij bevalt in het
gedicht het woord ‘beweegt’, ongetwijfeld voorgelezen aan de verslagnemer die
hopelijk voldoende batterij heeft of een lange verlengsnoer. Het geeft precies
de juiste tragische dynamiek weer, waarbij kadernota, institutioneel en statistisch hulpeloze kreten zijn uit het lachwekkende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten