vrijdag 24 oktober 2025

Gemiddeld gezien


 

 

Is het uitzonderlijk dat de wortelkleurige een vergadering met Zelensky vloekend en tierend heeft doorgebracht? Ja, wanneer hij de machtigste man op aarde zou zijn: een terechtwijzende blik of een tikje met de voorzittershamer kan volstaan. Nee, wanneer het fenomeen vergadering tot de basis wordt teruggebracht: een uitwisseling van ideologische inzichten die tot een besluit moeten leiden.

Bij een groter aantal deelnemers moeten die inzichten allicht met enig aplomb worden gebracht voor het besluit met consultancyenthousiasme wordt aanvaard. Misschien tekent dat aplomb zelfs de setting. Persoonlijk heb ik nog nooit iemand ontmoet die graag vergadert. Dus is het denkbaar afkeer te bezweren en te overwinnen door, zoals dat heet, actief te participeren, desnoods via visibiliteit. Zoiets vertelt T. van Deel:

 

De wolk

 

Wat zijn wolken bedrijvig, ze groeien

tot kool en sterven in stralend blauw

waaruit ze altijd weer op kunnen staan.

Ze vergaderen rond toppen van bergen,

vervluchtigen boven het dal, niet vast

ligt wat ze er zeggen, ze zijn met zo

velen en hangen te wisselend samen. De

mooiste wolk is alleen in een lucht –

en een wind waait hem over de aarde.

 

Dit gedicht is opgenomen in Achter de waterval (1986) maar stond al in 1983 in het literaire tijdschrift De Revisor. Een quasi-idyllisch predigitaal tijdperk zonder beslisbomen. Zelf moet Van Deel vergaderervaring hebben opgedaan op de afdeling Neerlandistiek van de UvA, waar hij had gestudeerd en sinds 1971 gewerkt. Ze stond in de revolutiejaren bekend als een woordrijk activistisch bolwerk.

In de beeldspraak van het gedicht weet Van Deel knap de uitdrukking ‘gebakken lucht’ te vermijden. Zijn betoog oogt mild. IJverige en ernstige beweringen vervliegen door zo’n overleg uiteindelijk. Uiteraard lanceert de slotzin die relativering expliciet en daardoor absoluut, maar een typisch enjambement als ‘vast / ligt’ ondermijnt vergaderpertinenties evengoed.

Er bestaat meer poëzie over dit merkwaardige bedrijvigheidsritueel, en telkens wordt het er anders mee belicht. Eén zinnetje volstaat soms al. In het beruchte gedicht ‘Losgeld’, dat Ruth Lasters in 2022 als docent met wat leerlingen samenstelde om het verschil tussen zogeheten A- en B-stromen aan te kaarten, staat de nogal retorisch klinkende vraag:

 

En wie is nu het slimst, iemand die weet
waar de Aconcagua ligt (vraag uit De slimste mens ter wereld)
of wie het hele stroomschema kan tekenen en uitvoeren
voor een schoolkeuken, het Sportpaleis, Wetstraat-vergaderzalen?

 

De implicatie luidt dat vergaderen een serieuze hobby is van theoretisch geschoolde onnozelaars die geen schroevendraaier van een hamer kunnen onderscheiden. En omdat ze zich ophouden in een straat te Brussel waar de Belgische premier resideert, hebben ze bovendien macht en invloed. Ze doen hun ding dan ook niet in spreekwoordelijke achterkamertjes maar in heuse zalen met beamers en meer van die smarte spullen, ten dienste waarvan stroomschema’s wel het minste zijn.

Zelf maakte ik de overgang mee van papier (‘de vergaderstukken’) naar PowerPointpresentatie (‘de tabellen bij puntje 3’). Mijn brokkelige geheugen weet nog het moment en het lokaal op een eerste verdieping waar dat geschiedde. Net was een oudere collega hijgend binnengekomen die moest aansluiten bij ‘het voorstelrondje’, toen er half boven onze ogen licht begon te gonzen uit een groot scherm.

Het was een wonder en dat is het voor mij altijd gebleven. Voor dit soort bijeenkomsten zul je inderdaad topzwaar A*** geschoold moeten zijn. Allicht kan ik als man sowieso niet multitasken, maar op het moment dat er tekst voor mijn neus wordt geprojecteerd, lukt het me niet meer om te luisteren. Ik zie louter nog eigenaardigheden in stijl, grammatica en spelling. Misplaatst, de clash van ideologische inzichten vereist alle vrijgemaakte hersenruimte voor de tactiek. Vergaderen is het voortzetten van een oorlog met andere middelen.

De geografische specificatie van de Wetstraat zette ik er trouwens bij voor mensen van boven de Moerdijk. Volgens Rodaan Al Galidi hebben ze de kunst van het vergaderen als geen ander onder de knie. Ironischerwijs als asielzoeker gaf hij over ‘de Nederlander’ in 2016 een polder-stereotype retour. Hij deed dat met het gedicht ‘Vergadering’ dat een weergaloze slotstrofe draagt:

 

De vergadering
is de vergadering van de Nederlander
met de vergadering.

 

Die slotpunt vind ik geweldig. Bij dezen was Al Galidi geslaagd voor het essentialisme dat inburgering heet. Besprekingen moeten routine worden, een tweede natuur. Daarom zijn zogeheten vergadertijgers altijd alert om hun prooi te verschalken. Tegenwoordig verschutkleuren ze zich achter hun laptop. Op de toetsjes daarvan tikken ze geregeld, alsof hun gedachten moeten worden opgetrommeld, totdat het ogenblik blijkbaar daar is voor een interventie die het tij definitief keert.

Soms zitten die virtuozen niet eens tegenover je. Dan opereren ze vanuit huis of een kantoor elders en verschijnt hun gezicht op een scherm-in-een-scherm. Daar kunnen presentaties uit opdoemen en gastsprekers bij een agendapunt geven sowieso niemand een hand. Ze houden daar namelijk al een USB-stick mee vast met hun PowerPointpresentatie of ze moeten de draad van de beamer in hun laptop prikken.

Zulke verdubbelingen werken op mij, van nature moeite hebbend te weten in welk universum ik ongeveer rondloop, nogal verwarrend in.

Er was wel een tijd van gewenning, toen in de arena steeds meer studenten in plaats van kladblokken laptops openklapten. Als zich strijdend ten onder pratende docent keek je tegen een bataljon van schilden. Daarnaast kwam er de mogelijkheid op mails te reageren met emoji’s of met een keuze uit drie verschillende automatische antwoorden in knipmessende dombostijl. Sinds kort, vermoed ik, is er een knopje ‘samenvatten’ in de mailbox, dus het wordt wachten op de functietoets ‘lezen’.

Gelukkig zijn er altijd agendapuntjes Big Tech die het raadsel verder vergroten. Over dat er met de grote-portemonneesjouwers mee moet worden geïnvesteerd in AI, en verder in ‘hybride lesgeven’. Daar hoeft student noch docent het bed meer voor uit. Het scherm-in-een-scherm is de basislocatie voor al dat gepassioneerde onderwijs, waar schoolgebouwen en lokalen, en hun verwarming en hun verlichting, weggegooid geld vertegenwoordigen. Richting Silicon Valley dus.

En vergaderaars zelf?

Met alle blijkbaar noodzakelijke investeringen, uiteraard ‘kritisch’ maar vreemd genoeg om zoiets ouderwets als ‘de trein niet te missen’, en de therapeutisch geloofwaardige gesprekken die chatbots nu al blijken te voeren, kan het niet lang meer duren voordat in vergaderingen, bijvoorbeeld op basis van de input uit jouw verleden, een hologram in dat curieuze ding dat we wereld noemen, in een toestand die sinds corona ‘fysiek’ heet, jouw aandeel aan het gesprek volledig overneemt – als het ware voor synergetische kostenbesparingen met het oog op verbinding in een veilige werkomgeving.

Als jullie nu de vorige alinea eventjes door de samenvattingsmachine halen, dan lees ik tot slot een gedicht van Anke Senden uit Gezwommen worden (2024). Op zijn Van Deels zet ze het vergaderen terug in een natuursetting, die in deze debuutbundel de zee is:

 

vier stoelen hielden statig de poten

stijf in het opkomende water, schrijf neer,

dicteerde er één: ‘natter dan voorzien

in onze kadernota’s’ en ‘beweegt’

 

boven hen het directiecomité

van meeuwen, die al vroeg poten

tot vleugels hadden omgebogen

en institutioneel neerkeken op wie daar

 

statistisch niet ging verdrinken, want

statigheid kwam, gemiddeld gezien,

niets tegen

 

Dit treffen lijkt begonnen bij eb en is een pietsje uitgelopen, mogelijk conform de gestaalde vakterm ‘vergadermarathon’. Mij bevalt in het gedicht het woord ‘beweegt’, ongetwijfeld voorgelezen aan de verslagnemer die hopelijk voldoende batterij heeft of een lange verlengsnoer. Het geeft precies de juiste tragische dynamiek weer, waarbij kadernota, institutioneel en statistisch hulpeloze kreten zijn uit het lachwekkende.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten