Godfried Danneels
stierf op 14 maart 2019. In memoriams schetsten een gesloten man met een
gedachtegoed dat tegenstrijdige trekken had. Daarnaast werd uiteraard gemeld
dat de man zich aan het eind van zijn bewind als aartsbisschop had vergaloppeerd
met de pedofiliezaak-Van Gheluwe.
Mij trof dat,
voor zover mijn digitaal zoekvermogen klopt, in vier postume portretten
Danneels ook zonder de geringste twijfel werd opgevoerd als een omstreden criticus
van Hugo Claus’ euthanasie in 2008. Ik heb daar toevallig het nodige over
gelezen, dat terecht is gekomen in een
boek. Op basis van die kennis zou ik niet zo’n pertinente bewering durven te
doen.
Ten eerste staat
het iedereen vrij een mening te hebben (binnen de grenzen van de wet). Zelfs indien
Danneels Claus’ besluit zou hebben bekritiseerd, kan dat nooit een probleem zijn
geweest. Die omstredenheid is dus geschapen door derden.
Ook heeft de
kardinaal Claus nooit genoemd. De uitentreuren geciteerde passage uit zijn
homilie luidt: ‘Door zomaar uit het leven te stappen, antwoordt men niet op het
probleem van lijden en dood. Men loopt er in een boog omheen en omzeilt het.
Omzeilen is geen heldendaad, geen voer voor frontpaginanieuws.’
Het lijkt me geen slinks protokatholicisme
het te houden bij algemene kritiek. Bij herlezing van het citaat springt evengoed
de term ‘frontpaginanieuws’ in het oog. Dat is een anglicistisch vlaamsisme dat,
voor mijn Hollandse oren, met ‘front’ een oorlogssfeertje waarneemt.
En oorlog was het in de Vlaamse
media van maart 2008. De aandacht voor Claus – een groot schrijver wiens
euthanasie ik billijk vind – was buiten elke proportie. Achteraf bleek dat de
euthanasie-onthulling aan de media minutieus was voorbereid. Met een heus event
werd geweld ontketend.
De dood van Claus beheerste
dagenlang het nieuws, de publieke begrafenis in een schouwburg was rechtstreeks
op de televisie.
Na voltooiing van mijn
boek las ik de gebundelde versie van Paul Claes’ Glimpen. Daarin frappeerden me twee details. In 2004 boekstaaft hij
dat naar een tv-documentaire over Hugo Claus ‘amper 40.000 kijkers’ hadden
gekeken. En in 2006 noteert
Claes ‘een Clauswoordraadsel’ in elkaar te hebben gestoken, ‘voor het nummer
van de Standaard der Letteren dat
moet verschijnen als de Meester sterft’.
De twee details bevestigen
de teneur van de feiten die ik verzamelde: de belangstelling van het volk voor
Claus was minimaal en de inspanningen van media om hem tot een volksheld te
maken waren maximaal.
Overdrijf ik als ik stel
dat Clausvolgelingen de opmerking van Danneels prima konden gebruiken? De daad
van de heilige werd er nog
controversiëler van. Zelfs in seculiere tijden kreeg hij loon naar een leven
lang antipapisme. (In dat licht ontgaat me de portee van het contact dat Claus,
onthulde Jan
Vanriet onlangs, had gezocht en gekregen met Danneels.)
Waarom dus die schwalbe na Danneels’ homilie? En waarom
het re-enactment bij zijn dood, ook bijvoorbeeld weer in De Standaard? Ik zie wel de ironie van de geschiedenis dat
uitgerekend deze voormalig katholieke krant de voor Danneels ontluisterende Van
Gheluwe-tapes vrijgaf.
Rein Bloem stierf
op 20 juli 2008. Het einde van een gestaag uitdoven bij iemand die
onvermoeibaar potentiële
lezers had geënthousiasmeerd voor literatuur. Bloems activiteiten sorteerden
het meest effect in de jaren zestig en zeventig, niet toevallig de decennia
waarin het boekbedrijf profiteerde van een demografische en intellectuele
aanwas.
Nu, dik elf jaar
na Bloems overlijden, is er het Boekenweekgeschenk Jas van belofte. Met de auteur die deze eervolle opdracht vervulde,
Jan Siebelink, krijg ik toch wat medelijden – als ik het goed heb heeft hij één positieve recensie gehad.
Het boek gaat
over een heilige en kent daarnaast bijrollen. Tot de figuranten in Jas van belofte behoort Edwin Wopereis. Hij
fungeert als tijdelijke vaderfiguur die net als de hoofdpersoon docent is en
schrijft.
Wopereis ‘houdt
van onbegrijpelijke poëzie’ en wordt afgeschilderd als de Charles Manson van de
Nederlandse literatuur, een sekteleider die volgzaamheid
eist en die waanzinnig wordt. Er zijn ook hints over een nacht met des
hoofdpersoons echtgenote.
Deze karikatuur is gemodelleerd
op Rein Bloem, ontdekker van Siebelink. Wat heeft de gelouterde Boekenweekgeschenkauteur
bezield? Nazicht leert dat hij in
2017 aantekeningen had voor één roman die hij nog hoopte kunnen uitwerken. Er
was een verhaallijn over een leraar en over ‘een telefoontje van een bekende
literatuurcriticus die in een obscuur tijdschrift een verhaal van hem heeft
gelezen en dat graag onder ieders aandacht wil brengen’.
Dat verhaal is ‘Witte
chrysanten’, deels beland in zijn debuut Nachtschade, en zijn promotor Bloem,
‘een
destijds geducht recensent van Vrij
Nederland’. Siebelinks
eigen vader was zoals bekend een bloemenkweker. En Wopereis was de naam van de ’erg
vervelende’ eigenaar van Jans eerste huis.
Ik zou van alles over Jas van belofte kunnen beweren. Maar
daarvoor had ik liever meer gelezen van Siebelink en ik vrees dat ik het bij
dit boekje ga laten. In de derde alinea raakte ik de draad al kwijt, door het rare werkwoord beseffen: ‘Een moment verwijlde hij in
die verre tijd, op het eiland Patmos, bij de apostel, luisterend naar de
raadselachtige woorden die de geest hem dicteerde, besefte de stilte in en rond
het huis.’
Waarschijnlijk
behoort het tot de fijngevoeligheid om te zwijgen over wat Siebelink in zijn
boek van Bloem heeft gemaakt. Ook kun je Jas
van belofte legitimeren met de stelling dat het ‘maar fictie’ is. Of een
product van de vrije meningsuiting (net als deze, helaas ongeredigeerde, blog).
Wat Rein Bloem
heeft betekend voor de neerlandistiek, en voor mij persoonlijk een beetje, heb
ik elders
eens proberen te zeggen. Zijn kennis strekte van middeleeuwse tot en met
recente literatuur, en hij durfde met eigen ontdekkingen te komen. Zo was zijn
verdienste iets wat weinigen gegeven is – docent en
criticus in dezelfde persoon te zijn.
Ik begrijp niet
waaraan Bloem het te danken heeft om meer dan tien jaar na zijn dood te kakken
te worden gezet, onder auspiciën
van een vereniging die het boek promoot.