Bij de blijheid
van tenenfluiting, die down to the ground
aan de overkant van de oceaan momenteel wordt gecelebreerd, komt behalve een
scala aan boventonen vooral lenigheid los. Het verheldert daarom dat kunst- en
cultuurfilosoof Thijs Lijster al in 2022, in Wat we gemeen hebben. Een filosofie van de meenten, het
schitterende verhaal opdist van een ‘ketellogica’ die hij aan Freud toeschrijft.
Het betreft een zeer krachtige, drievoudige weerlegging van een klacht een
geleende ketel te hebben beschadigd: het ding was nooit geleend, was onbeschadigd
teruggebracht en was bovendien al kapot.
Het verhaal wordt
slechts onnavolgbaarder wanneer Lijster meteen daarna het paranoïde concept van
het ‘cultuurmarxisme’, dat als ‘m.n. complottheorie’ Van Dale bereikte in september 2017, laat overvloeien in de hopeloze
maar ook weer niet helemaal ongegronde stelling dat universiteiten en
cultuurinstellingen ‘linkse bolwerken’ zijn. Nadat hij heeft verwezen naar de
bewezen marginale aanwezigheid van marxisten aldaar, gaat Lijster namelijk nog
even door:
‘En zelfs al zouden er in het onderwijs en in de
cultuursector meer linksgeoriënteerde mensen rondlopen, dan is dat ook weer
niet zo vreemd wanneer je bedenkt dat er, gemiddeld genomen, geen snede droog
brood valt te verdienen en dat deze vakgebieden daarom dus eerder personen zullen
aantrekken met ideële motieven en met nieuwsgierigheid naar nieuwe en andere
ideeën.’
Onwaarschijnlijke
clichés! Ten eerste zal er ook in deze sectoren onbeschoft veel geld te
verdienen zijn, al was het door enkelingen. Zoals het me best mogelijk lijkt dat
in het bankwezen schrale lonen bestaan voor niet-speculerende, dienstbare
arbeid. Ten tweede kun je politieke voorkeuren niet serieus koppelen aan
grondhoudingen tot en met nieuwsgierigheid (indien ik rechts was, zou ik me
‘gestigmatiseerd’ voelen).
Ik vrees dat in het huidige dogma van de wortelkleurige alleen al de term ‘linksgeoriënteerde
mensen’ gendergerelateerd klinkt. (Zeker
ben ik hier niet van, omdat Lijster zich verbijsterd toont dat er
wereldbewoners zijn die nog woorden als ‘cyberspace’ gebruiken en die nog
muziek kopen. Zoals ik, die bovendien pas door Van Dale kennismaakte met ‘cultuurbolsjewisme’.)
Zijn alinea besluit
Lijster aldus: ‘In de financiële sector zullen wel relatief meer rechtse
stemmers rondlopen, maar toch roept niemand op om dat “kartel” te doorbreken.’
Een jij-bak is nooit erg aangenaam, maar al helemaal niet wanneer ze stoelt op
vooroordelen en wordt weggehouden van de werkelijkheid – volgens mij probeerde
ruim een decennium terug, gevoelsmatig wel eeuwen geleden, Occupy, terecht, het kartel te
vernachelen.
Dus vraag ik me
af of 100% overtuigdheid annex volledige verontwaardiging wel pakt, wanneer je
medestanders wilt krijgen voor jouw punt (hoor mij). Een weerkerende bête noire
bij Lijster is bijvoorbeeld Ewald Engelen, wiens vinger op blinde sociaaleconomische
vlekken bij mensen die anderen op blinde identiteitsvlekken wijzen inderdaad
manisch kromt en die in Wat we gemeen
hebben de nodige tegenkanting krijgt. Maar helpt ze ook? Eén geciteerde zin
uit Engelens pamflet Ontwaak!
pareert Lijster bijvoorbeeld zo: ‘Daarmee zegt hij dus in feite…’ Een dubbel
pleonasme!
Aangrijpend vind ik de manier waarop Lijster memoreert hoe
Jeff Bezos, een der tassendragers
van de wortelkleurige, anno 2021 een ruimtereisje met zijn New Sheperd in de markt zette. Ik was
het alweer vergeten, maar niet alleen de vorm van die raket liet, zoals Wat we gemeen hebben het formuleert,
zelfs voor mensen die niets met Freud hebben weinig aan de verbeelding over,
maar ook wat hij, Bezos dus, op zijn hoofd had staan tijdens de perspresentatie
met bubbels: een cowboyhoed.
De filosoof in Lijster ziet dat accessoire als ‘symbool bij
uitstek van het Go west waaruit
volgens Hegel niet alleen de moderniteit maar in feite de gehele
mensheidsgeschiedenis bestond; een beschavingsoffensief dat, als een
estafetterace, vanuit het oude Griekenland vertrok en via het Romeinse,
Frankische, Hollandse en Britse imperium, uiteindelijk uitmondde in het
ontstaan van de Verenigde Staten‘.
Even lucide becijfert Lijster dat je aan de overkant van de oceaan niet tot
oneindige naar het Westen kunt doorlopen zonder natte voeten te krijgen. De
expansie moest verticaal. In een romantische hemel die door Hollywood werd
verkocht, een virtuele door Silicon Valley en een belligerente ruimte door
NASA. Bezos wordt dan ‘een Beverly Hills space
cowboy, die uit zijn ruimtefallus stapt en de menigte nat spuit met
champagne’.
Je zou Bezos ook een ‘cowboy 2.0’ kunnen noemen. Dan kan er een officiële taalwebsite bij, met een definitie: ‘ondernemer die zich buiten de gebaande paden waagt en daarbij soms regels aan zijn laars lapt’. Dat soms is weergaloos, tot het eng wordt. En voor die versteende metafoor van de gebaande wegen heeft het Nederengels out of the box-denken in petto.
Wat voor mijn eigen denken moet doorgaan was voor Bezos al
op expeditie naar Van Dale, in een
domein dat het graag afgraast, van recent toegevoegde woorden:
cowboyeconomie
toegevoegd in
oktober 2006
1
ultrakapitalistische Amerikaanse economie, die m.n. gericht is op het verwerven
van individuele welvaart
Bezos’ verdienmodel rijmt geweldig met nog een nieuweling in
Van Dale, exact een jaar later:
cowboykapitalisme
toegevoegd in
oktober 2007
1 op het
Amerikaanse model geïnspireerde vorm van kapitalisme, waarbij alle economische
activiteiten van individuen en organisaties gericht zijn op het vergaren van kapitaal
= wildwestkapitalisme
Dat laatste synoniem herinnert aan een bepaald soort films,
met witte meneren die ‘tegen de indianen’ nogal succesvol met revolvers zwaaiden
die in het Nederlands ‘blaffers’ heetten. Anders dan papjochies zoals ik die op
opiniepagina’s en blogs hun ongezouten mening uitscheidden, lieten zij hun van
zweet en cool glanzende handen spreken. Een beroemd acteur in dat genre was
Ronald Reagan. Later werd hij president en rolde tapijten uit waarop nieuwe
woorden als de bovenstaande, inclusief gegarandeerd smakeloze
toepassingen, konden pronken.
Vermoedelijk is ‘wildwestkapitalisme’ nóg minder romantisch;
Van Dale gaf het in november 2019 zijn
eigen jij-bak met de betekenis ‘cowboykapitalisme’. Omdat de wortelkleurige
toen in zijn eerste cyclus zat en minder goed was ingelicht hoe de daad bij het
woord te (laten)
voegen? Inmiddels praat hij onverminderd gouden kak, waarvoor de vakliteratuur
een genre heeft ingeruimd:
cowboyverhaal
toegevoegd in
oktober 2011
1 in het Wilde
Westen spelend verhaal over cowboys
2 indianenverhaal
(2)
Die tweede betekenis stelt: ‘figuurlijk sterk, ongeloofwaardig verhaal’. En het rare is dat
tussen de registratie van dit woord en de twee economische cowboywoorden de
bankencrisis zit, waarop de Occupy-beweging van de grond kwam. Het was toen dan
ook lastig voor beleggingsdeskundigen om verhalen te vertellen over hun stiel
die geloofwaardig waren. Maar toch, onderstreept Lijster als zoveelste, wist
links geen alternatief te brengen en blijven potten verwijten.
Had men er Franz Kafka niet even op na kunnen slaan? Die
wist wel een ultrakort indianenverhaal,
waarover ik me na meer dan een eeuw blijf verwonderen. Het gaat over
paardrijden, dat voor geoefenden zonder sporen en teugels kan en voor
professionals zonder paard, en misschien wel in de lucht waar de kans op een
botsing lager ligt.
Overigens ben ik van mening dat het moreel onhoudbaar is om leraren zonder
smartphone uit te sluiten van een lerarenkaart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten