Een bordje aan de
rand van een dorp daagt ondernemers uit: implantez-vous.
Wortelen in plaats van een nomadisch stadsbestaan zoals van fietsers als wij die
een retour Lyon rijden?! De reden van de verlokking stond erbij en voorspelde een
expansie van souffle.
Verwarrend dat er
iets industrieels en bedrijfsmatigs bedoeld wordt met een zone artisanale. Dit bijvoeglijk naamwoord vinden we immers
standaard op puien van overgebleven bakkers. Zou er op al die dichtgespijkerde
panden ook artisanale hebben gestaan?
Bij de Match dragen de caissières T-shirts met het rugschrift
‘sourire 100% naturel’. Hoe werkt zoiets met hun mondkapjes?
Tijdens ons vertrek
de mededeling dat Macron met een pass
sanitaire komt, die evengoed getoond dient in shopping malls. Maar wie
komen daar niet? Twee jaar na onze recentste
toer door Frankrijk lijken dorpen zo mogelijk nog uitgestorvener. De roestige
antennes op de daken zijn voor bejaarden, een kapper, de veearts en, getuige
een aangrijpend bordje, de infirmière.
Ongemakkelijk open
ruimten die ooit pleinen waren met terrassen. Verblekende letters op huizen
waaruit ‘bar’ of ‘hotel’ valt te ontcijferen, of natuurlijk ‘boulangerie’.
Op mijn e-reader ontdek
ik Nootebooms Een middag in Bruay.
Die reisbundel opent met een reportage uit 1963 in Noord-Frankrijk, maar dan de westkant:
‘Hier
komt nooit iemand. Voor de gelige feestzaal troepen de mijnwerkers samen en
gaan naar binnen. Het zijn er een paar honderd. Het plein wordt langzaam leeg.
Het is tamelijk groot, er omheen lage huizen, meestal cafés: Café Au Boxer, Café Farcy, Café de la Place,
Chez Alphonse, Café Malinage, Café de la Jeunesse, Café des Forains.’
Maar ook op dagen
met de grootste hitte treffen we slechts de Mairie, het standbeeld dat de
gevallenen voor het vaderland gedenkt (1914-1918), en een pomp met eau non potable.
Na de
overstromingen de sensatie dat seizoenen lijken verruild. De geur van
houtkachels, het woord inondée, ondergelopen
velden en wegen.
De controversiële
passage van JJ Rousseau over de ellende die nooit meer ophield toen mensen
op land hekken begonnen te zetten als teken van eigendom. Nog net zichtbaar de
paaltjes waartussen een paar paarden tot aan hun knieën in het water staan.
Moeten helikopters hen redden?
Mijn
paardenobservatie deel ik in mijn beste Frans met een mevrouw die begrijpt dat
het om haren gaat (cheveux, chevaux).
Verder betreur ik
jegens haar de dorpen, waar de hoogst bereikbare pleisterplaats voor passanten één
bushokje is. Ze vertelt dat ouders hun kinderen daar met de auto brengen en halen,
de schoolbus doet de rest van het vervoer.
Bij regen op
campings zagen we mensen naar het sanitair blok gaan met de auto. Voor een
elektrische tandenborstel.
Door de verhoogde
waterstand dito muggenpopulaties. Tegen zes, zeven uur ’s avonds moeten we ons in
de tent terugtrekken. Na zalig lang zo warm mogelijk alle bulten te hebben bedoucht.
Mij staat bij dat
op de middelbare school de conciërge beweerde dat in Jappenkampen gevangenen in
grote houten baden werden gegooid, waar de temperatuur was opgestookt tot
zestig graden, ontiegelijk heet maar helend voor de arbeid daags erna.
Eindelijk dankzij de DBNL kennisgenomen van Anton de Koms standaardwerk uit 1934, Wij slaven van Suriname. Ondraaglijk. Gedetailleerde beschrijvingen
van koloniale martelpartijen, steeds overnieuw. De titelhelden vergelijkt De
Kom bovendien consequent met een ‘veestapel’.
Dat woord ontmoette
ik zeer lang geleden in een kinderbijbel en zag een onbegrijpelijk hoge toren
van dieren voor me. Nu hoor ik er een zootje v’s in, hopelijk een teken van een
overwinning voor de gerechtigheid.
Ja, daarnet stileerde
ik ontwijkend, met de term ‘titelhelden’. Wat moet ik zeggen als hoogopgeleid wit
manneke van middelbare leeftijd? Dat mijn e-reader ook Raoul de Jongs boek Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere
Surinaamse helden herbergt? Met dit citaat:
‘Een van de manieren om “meesters” (ik voel de
behoefte om dit woord tussen aanhalingstekens te zetten, al is dat nooit hoe
het in de archieven van Het Monster geschreven staat) te doen vergeten dat het
hier niet om gereedschap ging maar om mensen, was door deze mensen “slaven” te
noemen. Alsof een slaaf al een slaaf was voordat hij tot slaaf werd gemaakt. Vandaar
dat we tegenwoordig liever “tot slaaf gemaakten” zeggen. Wat mij betreft dekt
dat de lading nog steeds niet helemaal. Slachtoffers van de nazi’s noemen we ook
geen “concentratiekampers” of “nazislachtoffers” of “vergasten”. We noemen ze
Joden, zigeuners, homoseksuelen. Slachtoffers van de nazi’s waren méér dan wat
de nazi’s met hen deden, slaven waren méér dan de slavernij.’
Meer dan eens zijn
op municipal-campings tenten en
bungalowtjes gevuld met uitheemse arbeiders, die in de buurt tijdelijk wegen-
en andere bouwwerken verrichten. We zagen Polen en Portugezen.
Vakterm in dit
verblijfscircuit: garage mort. Dan
betaal je per dag een bedrag voor tent of caravan zonder aanwezig te zijn.
Scheelt in de opbreek- en bouwinspanning.
Amper in het
natuurnieuws: er waren tornado’s. Op fietspaden was het mikado. Er lagen bomen over
geknakt, terwijl de naastliggende autoweg spic en span oogde.
Wandelaars delen
de ruimte met fietsers. En honden. Vergis ik me of zijn chihuahua’s hier
populair geworden, en dragen veel Fransen eau de toilette? Het passeren van
fietsers blijft spannend onder de wolken. Ook omdat er, niet voor het eerst in
de geschiedenis, mensen ons bonjour
beantwoorden met ‘Hallo’ en ‘Hoi’.
Op een warme dag
zo’n trek dat ik in een dorp het bordje Boulangier
volg, zelfs wanneer het me steil doet klimmen. En me na anderhalve kilometer
bij een garagebedrijf brengt met die naam. Ach ja, spelling.
Na een kleine
twee weken op het platteland zijn we gechoqueerd door Lyon: al die mensen! Ze
bewegen zich tussen auto’s ook op steps, rolschaatsen, segways. Er is een
metro. Veel architecturale stadsplanning, die met groen en afscheidingen
dorpsbuurtjes tracht te scheppen (voor degenen die zich de omliggende
appartementen kunnen veroorloven).
We worden geweigerd
in het vorstelijke Musée des Beaux-Arts. De vriendelijke dame, volgens haar insigne
vier talen sprekend, verwijst ons voor een sneltest naar een apotheek om de
hoek. Maar daar is de eerste open plaats pas daags erna en kost 25 euro per
persoon (toegang tot het museum 8 euro, nageschilderde pass
sanitaire 500 euro).
Het taalkundig
genie vraagt wat mensen eigenlijk de hele dag doen die op vakantie gaan naar
één plaats? Ook bij campingzwembaden en gemeentelijke waterparadijzen vangen we
bot, maar de kinderen mogen gelukkig zonder pass
sanitaire binnen.
Alleen het
stadsmuseum van Sainte Menehould laat ons toe. Maar dan zijn we al halverwege
de terugreis en er is helemaal niemand. We bezoeken een tentoonstelling over
communicatie in de Eerste Wereldoorlog. Onder meer zien we een Duitse militair
een afluisteroperatie uitvoeren met aan zijn oor een metalen toeter waarin een
half bataljon zou kunnen schuilen.
Terwijl we onze
tent opbouwen stopt tegenover ons een oude Volkswagenbus met een hippieachtig
ogende familie. Het eerste wat na aankomst zowel vader, moeder als twee zonen
doen: smartphone bestuderen. Alleen de jongste zoon doet iets anders. Hij
ontfermt zich over de hond, die drie poten heeft.
Een ervaren Waals
koppel fietsers zegt bij de campingkeuze altijd te letten op Nederlanders.
Indien er veel zijn is de
prijskwaliteitsverhouding correct. Indien er overwegend Fransen zijn, is de
camping vies en goedkoop.
In zo’n goede
biotoop zien we ’s morgens vroeg uit tenten en campers gevaarlijke dieren zwermen.
Voor de afwas, die kindjes in wanzi’s.
Koffiekoeken smaken nogal. De bakkers verkopen verrukkelijke
escargots wier
naam verklaarbaar is. Maar een Jésuit?
Bepoedersuikerd, gevuld met room, driehoekig? Volgens internet verwijst die vorm
naar een Jezuïetenhoed.
Een kampeerder
had een paranoïde klinkende theorie over waterbeheersingsbeleid: dat machtige steden
worden gespaard en de rest de klos is. Bij Lyon bleef de Rhône aldus keurig
binnen de oevers en mocht de daarin uitvloeiende Saône voordien overstromen.
Wanneer dit waar
is, zouden dit jaar Wallonië in België en Limburg in Nederland dubbel gestraft
zijn. Rechtvaardig dus dat de klimaatgod zijn toorn ook richt op Californië.
In Ewald Engelens
pamflet Ontwaak! Kom uit uw
neoliberale sluimer, herken ik vastberaden
paniek te
poneren met de actualiteit op de hielen. Tegen de wat hij noemt
‘econocratie’, die onrecht ontplooit, in stand gehouden door hol taalspel van
zogeheten experts aan wier cijferagenda we ons hebben uitgeleverd. Engelen kant
zich ook tegen wat anders:
De
ngram viewer van de Koninklijke Bibliotheek laat fraai zien dat tot het einde
van de jaren zeventig de frequentie van het gebruik van de woorden
‘kapitalisme’ en ‘identiteit’ min of meer gelijk op ging. Daarna springt het
gebruik van de term ‘identiteit’ omhoog, terwijl het woord ‘kapitalisme’
langzaam in onbruik raakt. Nog pregnanter is het verschil tussen de woorden
‘klasse’ en ‘identiteit’. Vanaf het begin van de industriële revolutie nam de
frequentie van het gebruik van het woord ‘klasse’ gestaag toe, en bereikt eind
jaren zeventig, ten tijde van het kabinet-Den Uyl, zijn hoogtepunt. Vanaf dat
moment begint het aan een geleidelijke daling. Anno 2020 leidt het een kwijnend
bestaan. Het lot van het woord ‘identiteit’ is exact het omgekeerde: tot eind
jaren zeventig was het nauwelijks in beeld, om in de eenentwintigste eeuw
(voorlopig?) alomtegenwoordig te zijn.
Niet voor
het eerst krijg ik de indruk dat het een hele toer is om te ontkomen aan
jargon.
Ik wil niet tijdens de vakantie de taalnazi uithangen, maar
de titel van Engelens pamflet ondermijnt zijn beweringen.
Ontwaak! benadrukt de persoonlijke verantwoordelijkheid en heeft een neoliberale motivatie. Onder de voorpublicatie van het pamflet in De Groene Amsterdammer, waarvoor Engelen columns schrijft, luidde de titel nog: Ontwaakt! Dat meervoud geeft het gemeenschapsperspectief weer.
Ook zingt Ontwaakt! mee met een beroemd koor. Ik heb er aan mijn studenten de meervoudsvorm van de gebiedende wijs mee proberen aan uit te leggen, maar ze kenden het niet. Even onbekend bleken alternatieve ezelsbruggetjes als ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’. en ‘Proletariërs aller landen, verenigt u’.
*
De kinderen
leggen moeiteloos dagelijks tientallen kilometers af, op soms geaccidenteerd
terrein. Ook de gourmande
dus, die de lagere school nog moet voltooien. Terecht krijgt ze geregeld
complimenten van anderen dan haar ouders. Een medekampeerster toont zich daar
wel erg repetitief in. Des te mooier is haar huldeblijk ‘Chapeau!’. Wie boven de Moerdijk immers op
respect kan rekenen, hoort: ‘Petje af!’
Aangedaan ook in
mijn primitieve conversaties het werkwoord déranger
te horen. Wat heeft het Nederlands daarvoor in petto? Och ja, ‘ontrieven’. Ligt
dat nog bij iemand op de tong?
Aan onze wielen
voelen we meteen weer in België te zijn. Een paar kilometer verder is, hartje
zomer in een toeristische regio, het fietspad afgesloten wegens werkzaamheden. De
omleiding leidt over een brug die is afgesloten wegens werkzaamheden. Gelukkig
gaat de daarbij stoïcijns opererende vrachtwagen na drie kwartier opzij. Lunchtijd.
In de buurt van
Louvain-la-Neuve belanden we op een zogeheten Europees fietspad, door bordjes
geflankeerd. Dan kondigen die een afdaling en klim van 12% aan, door een onverlichte
tunnel. We besluiten te lopen met de fiets in de hand. Gelukkig maar, want de
tunnel blijkt half onder water te staan en zit vol putten en losliggend grind.
Even later voert
het Europese fietspad ons op een
moordstrook naast een vierbaansweg. Na honderd meter wordt de stippellijn
een gesloten lijn en rijden we dus over een vluchtstrook. Hier blijkbaar tevens
parkeerzone. We durven de stilstaande auto’s niet links te passeren en
manoeuvreren ons door de grasberm. Dan verdwijnt de vluchtstrook eveneens en
behoren we te fietsen in een komvormige goot. De auto’s naast ons mogen
maximaal 90 kilometer.
Logisch dat vervoermiddelen
op het Belgische Passagier Locatie Formulier,
in te vullen na verblijf in het buitenland, hun eigen coderingen hebben:
‘Als je met de motor/mobilhome gaat duidt je op het formulier “auto” aan en vul
je je nummerplaat in. Als je te voet of met de fiets gaat kies je ook voor “auto”
en vul je “0000000” in bij de nummerplaat.
Corona heeft ook ademloos stemmende bijeffecten. Zoals zwerfafval van mondkapjes. We troffen ze moederziel alleen aan op fietspaden. Hoe daar? Het kapje moet aan de pols hebben gebungeld. Niet-fietsers dragen mondkapjes onder hun kin. Of rond de elleboog, als vermoeide aanvoerders op weg naar de zijlijn wanneer ze tijdens de wedstrijd gewisseld worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten