God kan wel inpakken. De
voltooid toekomende tijd bestaat en bevindt zich in Frankrijk. Achteraf had ik
dat kunnen weten uit het bruuske begin van Confessions, wanneer JJ Rousseau
zegt dat zijn experiment ‘n’aura point d’imitateur’. Bij mij viel het kwartje pas
deze zomer, op campingtoiletten. Waar ik me als Hollander meteen realiseerde
dat een van de merkwaardigste taalverzoeken in het Vlaams vermoedelijk een gallicisme
is. In België kunnen mails gewenste daden namelijk doodleuk binnensluizen met:
‘Bedankt om voor 8 april…’ In Noord-Nederland staat er dan: ‘Wilt u voor 8
april…’
Wc-aanplakbiljetten tijdens
onze fietsreis begonnen steevast met: ‘Merci de…’ Het frequentst was de
zekerheid het toilet in de hygiënische staat achter te laten waarin ik hem had
aangetroffen, af en toe specificeerde het merci zich tot de garantie dat
ik mijn kak ging wegschrobben.
Nu ik het daar toch over
heb, in België treedt er geen herkenning op bij de vakterm remspoor. Wel
behandel ik in lessen soms het in prototypisch Vlaams gestelde wc-verzoek,
zoals ik dat las in een vakbondsgebouw: ‘Gelieve de toilet proper achter te laten en indien nodig de
wc-borstel te gebruiken na uw toiletbezoek.’
Zouden Fransen wat dat
betreft heus explicieter zijn? Op campings heeft de vooruitgang het land bereikt. De kakgaten met voetblokken
voor de ruiter zonder paard zijn aangevuld en vervangen door wc-potten. Nu nog de
finishing touch. Op een municipal waar volgens de beheerder-ambtenaar iedereen
zich familie van iedereen voelt, slenterde een man naar het sanitair blok met
een glanzende blauwe bril over zijn schouder.
’s Avonds
op de e-reader bladerend door De liedjes van Ome Willem,
verzameld door Karel Eykman, ben ik, duizendmaal dit slot gehoord
hebbend, totaal ontroerd en verbluft door de Epiloog, van de hand van Willem
Wilmink:
Deze
vuist op deze vuist,
deze
vuist op deze vuist
deze
vuist op deze vuist
en
zo klim ik naar boven.
Deze
vuist op deze vuist,
deze
vuist op deze vuist
deze
vuist op deze vuist
en
zo klim ik naar boven.
Bijna Leopold! Vaak is
beweerd dat men poëzie beter kan beluisteren dan op papier te consumeren. Ik
heb dat altijd een beetje snobistisch gevonden en bovendien vermoed dat er een
tegemoetkoming werd gedaan aan onwillige lezers. Maar ze was natuurlijk niet futiel
– ten aanzien van de totaalervaring met gedichten in het algemeen. Na dit
voorbeeld veeg ik echter mijn reet af aan die Ome Willem, ten gunste van zijn
voornaamgenoot die achter deze tekst onzichtbaar bleef.
Op de andere e-reader
doet zich nog een wonder voor: de gourmande is aan het lezen
geslagen. Bijna negen had ze niets van haar oudere zus, die van jongs af boek
na boek heeft verslonden. Ineens ligt ze in haar slaapzak op haar buik,
gespannen turend naar het apparaat dat oplicht in de schemer en dat we haar
moeten afnemen wil ze aan slapen toekomen.
Aan haar eruditie rijgt
ze achtereenvolgens Alleen op de wereld,
Niels Holgersson en Kees de Jongen. Die titels heb ik opgeduikeld van de
DBNL, waar de vertalingen en originelen van vroege makelij zijn. En dus in
verouderde spelling. Haar zus (wie ze de betekenis van ‘enfin’ had gevraagd)
maakte die al mee, de gourmande nu dus ook. Beiden signaleren slechts de soms
afwijkende aanblik van bekende woorden, glunderend, als betreft het een
opspringend haasje langs de weg. Hoe is Marita Mathijsen toch op het idee
gekomen dat studenten tegenwoordig louter hertalingen aankunnen?
Misschien is de gourmande
bevoordeeld. Ze ziet haar beide ouders veel lezen en deze hebben nog in de
neerlandistiek gezeten. Maar dat was al even geleden, dus schijnen we geen recht van spreken te hebben.
Ik mag trots zijn dat er een
lezertje geboren werd, die de tijd van Ome Willem niet kent. Sinds ze thuis is
heeft ze wel geen tekst meer ingezien.
Bij aankomst stuiten wij op
een mooi artikel, ‘Swap-bewoners’, door Pieter Lagerwaard. Het redeneert vanuit de stadsrage zich te abonneren op
fietsen die bij elk mankement vervangen worden door een soortgelijk exemplaar,
te herkennen aan een blauwe voorband. Daarbij is de idee uiteraard dat wanneer
mensen geen andere relatie aangaan tot de dingen dan een tijdelijke, de band
met de omgeving erg losjes wordt – de swap-fiets blijkt in Amsterdam te worden ingezet
door hoogopgeleide kapitaalkrachtige kosmopolieten.
In Frankrijk werden we
geconfronteerd met een verwante ontwikkeling: dorpen stromen leeg, winkels
maken in het gunstigste geval plaats voor automaten. Na een velgbreuk op het
platteland vertelden twee allervriendelijkste dames ons dat fietsenmakers
louter nog in steden te vinden zijn. In dunbevolkte streken zijn er wel garagisten
die naast auto’s en motors nu ook fietsen proberen te repareren. Daarnaast kan
men bij de dichtstbijzijnde shopping mal (niet bij hun dependances die de achternaam Contact dragen) een nieuwe fiets kopen, sportief model.
Lagerwaards
karakteristiek associeerde ik eerst met de beweging die vele vingers op smartphones
maken, een gebaar van wegschuiven. Dit soort swap-fietsen bestaat immers bij de
gratie van een digitale orde, een app of zoiets waarmee leden hun zaken
regelen. Dus vond ik, hoogmoedig, ‘swaffel-bewoners’ een passender benaming. Maar swappen
betekent iets anders, in een andere wereld.
Ook voel ik de opzichtige
aandrang na om aan een schijnbaar nieuw fenomeen een neologisme te wijden. Het stuk Frankrijk dat wij befietsten
ervoeren we als verveloos. Het landschap was onder het geweld van de zon
vergeeld, zonnebloemen hielden hun kopjes omlaag. Bomen gaven ons in juli al
herfstbladeren. De grote brede (La) Loire stond schandalig laag en op plekken
zelfs droog, trouwens in tegenstelling tot het zijstroompje (Le) Loir. Over
ontworteling gesproken!
Zo hadden we
Europa vorig jaar tijdens een langere Tour ook aangetroffen. En nu, na tien landen, weten we
nog maar één type winkel dat op het platteland én in steden floreert: de pharmacie.
Ik ken geen dieptepsychologisch gevolg voor deze observatie, over ziektes en
zo, maar misbruik voor me eigen neologisme gretig de kleur van het traditionele
beeldmerkkruis. Het ding is namelijk niet grasgroen, maar hulkgroen. Alleen,
wie kent die knakker nog? Mon dieu.
Rectificatie
Minder zichtbaar
dan in de tent heeft de gourmande in haar eigen bed inmiddels een hele Dik Trom gelezen, inclusief uitgestorven
naamvallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten