vrijdag 20 december 2024

Adieu

 


 

 

Standaardsituatie: baliemedewerkers kijken op het pasje en dan ongelovig naar mij, bezweet, in korte broek boven sandalen. Is dat een teacher, Lehrer, professeur? Arme studenten. Soms krijgen we inderdaad toegangskorting en soms niet. Maar we kunnen onze fietstassen zeker in de kluisjes kwijt. En met een laatste blik op het pasje, waarvan de foto jaar na jaar bleker wordt, krijgen we ons bewijs van museumprofessional terug.

Dit is voorbij, prehistorie. Omdat het geluk nu eenmaal met de domme is, ontdekte ik pas langs een lange omweg dat de Lerarenkaart per 2025 wordt vervangen door een app. Navraag leert dat er geen alternatief is voor smartphoneloze sukkels als ik. Een opmerkelijk lang antwoord schilderde het hoe en waarom dat ‘het digitaliseren van de Lerarenkaart past binnen het beleid rond digitalisering van de Vlaamse Overheid’.

Zelfs in een vrieskist begin ik bij het woord digitalisering en onderwijs te zweten. Ik zie een minister in een ruitjesonderbroek voor de klas staan (‘pyjamadag’) en hoor hem pochen over zijn Digisprong. Door gesubsidieerde en verplicht te kopen laptops zouden jongere generaties mee zijn met hun tijd en betere resultaten halen. Valt dat laatste keer op keer uit onderzoeken tegen, over de aard en het nut van die toetsingen is discussie mogelijk. Niet valt echter te ontkennen dat die laptops de kloof tussen rijk en arm hebben vergroot en dat ze een zalige inkomstenbron zijn voor ondernemers met contacten.

Maar de app markeert de periode vanaf 2025, dus laten we digitaal vooral vooruitkijken. En dan zien we de col van de Generatieve AI opdoemen, voor zover we ons al niet tussen de heuvels bevinden. En de ene firma na de andere zich aanbiedt om ons tegen een nogal fijne vergoeding naar de top te gidsen. Het onderwijs volgt gedwee en spreekt van ‘een uitdaging’. Dat is een basisingrediënt van de postkatholieke taalratatouille, waarin verder ‘verbinding’, ‘duurzaamheid’ en ‘inclusie’ de smaak bepalen.

Wie misschien wat kieskeuriger is, beleeft bevreemdende tijden. Terwijl men aan de voorkant van onderwijs de rol van de smartphone ter discussie stelt, duwt met het ding er ter achterzijde door. Lekker fris! Nee, ik wil niet lollig doen. Temeer daar mij op het intranet van mijn hogeschool vele comments zijn opgevallen bij een oproep over ‘deconnectie’. De smartphone blijkt menigeen in een zo complexe knoop te hebben gelegd, dat alleen Houdini nog kan helpen.

De ene collega had in haar digitale agenda ‘focustijd’ ingepland om dan ‘geconcentreerd te kunnen doorwerken’. Een ander installeerde de app To Do, die ervoor zorgde dat ze taken ‘gestructureerd kon bijhouden’, plus de app Mijn Dag die onthulde wat telkens ‘de doelen’ waren. Met mijn analoge verstand begreep ik dat winst bleef gaan naar big tech. En naar de werkgever: verhoogde efficiency, productiviteitsgroei! Neoliberaler kun je het niet bedenken. Werkelijk niemand lanceerde het idee om afstand te doen van de smartphone – die voor alles een asociaal en lelijk ding is dat grondstoffen en stroom slurpt.

De app waarmee leraren vanaf 2025 hun weg buiten school afleggen geeft ‘heel wat voordelen’ die je meteen kunt ‘checken’. Voor een eenvoudige ziel als ik bevestigen ze echter mijn overtuiging om geen smartphone aan te schaffen.

Wel daagt in mij het besef dat die positie retorisch hopeloos is. Vanuit een technologisch perspectief oogt de ingreep neutraal en rationeel. Een kaart geldt plots als ‘fysiek alternatief’ dat ‘verwarrend voor de voordeelaanbieders’ zou zijn en dat sowieso een ‘zware financiële impact’ heeft. Dus ben ik niet alleen een dinosaurus in de Spengler-stand maar ook een verwende en dure dwarsligger. Hoeveel de overheid voor de app heeft betaald en welk ICT-bedrijf ervoor heeft ingestaan, bleef ongezegd. Wel werd me bericht dat de Lerarenkaart is bedoeld voor ‘actieve leraren’.

Helaas ben ik maar een actieve lezer. Die een hilarische suggestie vindt uitgaan van de verzekering dat bij de app ‘fraude niet mogelijk is’. Wat? Zou dat dan een probleem kunnen zijn? En waarom zoal zouden sommige mensen geen smartphone willen?

Een mogelijk argument voert het antwoord zelf impliciet aan. Dat het ‘voor de voordeelaanbieders altijd duidelijk [is] wie van hun korting kan genieten’. Met de dinosaurische kaart wilde men hooguit de postcode van je gemeente weten. Dankzij de app staat nu dus geregistreerd waar je wanneer van wat hebt genoten. Ik heb er geen ervaring mee, maar kan me voorstellen dat de app je ongevraagd tips zal geven van verwante genietingen. Zoals sociale media dat schijnen te doen.

Als het niet zo treurig was zou ik het grappig noemen dat de overheidstoelichting die ik kreeg geen enkel negatief aspect aan de app ziet, behalve dan dat ‘de verandering groot is’. Vanuit haar frame is dat feitelijk positief, want dan kunnen er twee extra ingrediënten uit de postkatholieke ratatouille worden aangeleverd: ‘transitie’ en ‘innovatie’, eventueel gekoppeld aan het klassieke neoliberale spreekwoord Stilstand is achteruitgang.

Ronduit bizar is dat de toelichting het meeste ruimte neemt om een ander vertrouwd ingrediënt van de ratatouille te smoren. Vanuit het standpunt van ‘inclusie’ is het schrappen van ieder alternatief voor de app immers onhoudbaar. Daarom frappeert de hoge borst die men bij voorbaat opzet: ‘We onderzochten voor deze transitie de juridische aspecten en leerden dat we niet verplicht zijn een alternatief te voorzien.’

Lekker puh! Naast de onderwijsminister in zijn ruitjesonderbroek verschijnt voor mijn geestesoog nu zijn in het wit gestoken collega van justitie, die ook de internationale pers haalde, met een vertolking op een luchtgitaar. Veel tijd om deze verschijning in haar volle diepte te wegen heb ik niet, omdat de informatie voortholt:

 

‘Uit een onderzoek van Imec blijkt bovendien dat de digitaliseringsgraad van het doelpubliek van de Lerarenkaart, onderwijsprofessionals, hoger ligt dan de gemiddelde bevolking. En bijna alle leraren omvat. Dit sterkt ons in het geloof dat de digitale Lerarenkaart door velen zal omarmt worden omdat het gebruik ervan makkelijker wordt gemaakt.’

 

Als actieve lezer smul ik. Dat woordje ‘bijna’! Daarmee kun je van ‘inclusie’ blijkbaar gebakken lucht maken. Helaas indiceert het woordje niet om hoeveel mensen van vlees en bloed het zou gaan. Even geweldig vind ik dat daar, in een ongrammaticale zin, ‘onderzoek’ bij wordt gesleept. Het is in het onderwijs namelijk ondoenbaar om er, eventueel onder het synoniem ‘bevraging’, van verstoken te blijven. Mails blijven komen die een warme oproep doen om, vanzelfsprekend ‘anoniem’, mee te doen aan gewichtigdoenerij op een schaal van 1 tot 5. Helaas heb ik nog geen onderzoek gezien dat het nut van bevragingen weegt.

In het verlengde van zulke objectiviteit is het logisch dat leraren hier ‘onderwijsprofessionals’ worden genoemd. Buzz betekent niets maar klinkt zo rationeel dat je wel stapelgek moet zijn om ergens niet aan deel te nemen en in dit geval dus géén app te laden. Ten slotte smelt ik als taalleraar natuurlijk definitief van ‘omarmt’. Want wanneer voor leerlingen dt-fouten niet gelden, waarom dan wel voor de overheid? Zij heeft immer al genoeg aan het hoofd, getuige de belofte die mij werd gedaan ‘in te zetten op een communicatiecampagne’.

Dat werkwoord ‘inzetten’ geldt in het hedendaagse onderwijs als hét dessert bij de ratatouille. Dat dit werkwoord normaliter wordt gebruikt in casino’s en dus risico behelst, zal een detail zijn. Zelf ben ik banger voor de communicatiecampagne. Het is in mijn praktijk lesmateriaal. Nadat ik er onlangs eentje had behandeld vroeg een student of er hier geen stagiair aan het werk was geweest. Ik antwoordde dat het waarschijnlijker was dat de auteur een professional was, een zwaar betaalde ook nog.

Veel succes dus aan het reclamebureau dat de app in de vaart der docerende volkeren opstuwen zal. Het lijkt me lastig, als ik afga op een ander deel van mijn praktijk. Tijdens de arbeid aan een nieuwe bestseller, met als werktitel De appelmoestuin, is het personage Eppo ontstaan. Hij heeft van kinds af uitvinderstalenten getoond, in de weer met draadjes, weerstanden en knipperlichten. Zijn familie noemt hem wel Ep, meer bepaald Handige Ep. Vrienden heeft hij niet, en voor zover ik het nu kan overzien is dat geen toeval. De man heeft nog wat achterstand in te halen, wat tools te verwerven, zoals dat in de sector heet, voordat hij zijn communicatieve competenties en bewezen vaardigheden heeft zien worden afgevinkt.

Nog meer afstand leert me dat de app past bij ontwikkelingen in het onderwijs zoals ze zich aan mij in meer dan een decennium hebben voorgedaan. En dan doel ik niet alleen op de digitalisering, die het leraarsvak extra heeft belast en waarvan het nut niet vaststaat. Bovenal word ik steeds vaker, op meer dan onderzoeken en bevragingen alleen, geacht te reageren. Verzoeken daartoe tonen de verpowerpointisering die plaats heeft gehad. Ze hebben altijd de vorm van opsommingen, met vetjes ertussen ook, zodat je niet hoeft na te denken wat belangrijk is, laat staan wat de verbanden precies zijn. Ook duidt een fameuze gele marker steevast aan welke concrete acties nodig zijn. Dit is wel fosforescerend geweld, tegen bijvoorbeeld ouders die advocaten inschakelen om hun kinderen te laten slagen.

Leerlingen behoren evengoed te reageren. Hun boeken werden er zelfs op ingericht. Met zo min mogelijk context, laat staan lange lappen tekst die zwemen naar theorie. In plaats daarvan een bulk invuloefeningen zonder weerga, die na gedane arbeid uitgescheurd konden worden. Zo zie je dat het vooruitgaat. En zo weten hun uitgevers ook dat er volgend jaar een nieuw exemplaar besteld wordt (samen met een abonnement op de digitale component van de leermethode. Want iedereen heeft een laptop! Van de overheid! Gratis bijna!).

Het pleit voor de nieuwe minister van onderwijs dat ze hier meteen paal en perk aan heeft gesteld. Ik hoop daarom dat ze haar gedachten toch ook eens wil laten gaan over die stomme Lerarenkaart. Of is dat te egocentrisch? Waar maak ik me druk over? Ik zou op mijn oude dag toch niet sentimenteel worden als ik met weemoed terugdenk aan de bibliotheek, waar de lerarenkaart afgehaald moest worden? Eindeloos lange bakken met enveloppen, alfabetisch geordend. Wat bestonden er in de grote boze wereld veel collega’s! In die bakken moest een bibliotheekmedewerker dan jouw naam zoeken, en kon zomaar een praatje met je beginnen. Totaal onzakelijk en zonde van de tijd! Tot de mij uitgespelde ‘voordelen’ van de app behoort dan ook dat je die ‘niet meer ophalen’ hoeft en niet ‘vergeten’ kunt.

Nu nog even terug naar de standaardsituatie. Natuurlijk vond ze plaats tijdens vakanties, die door klimaatontwikkelingen steeds warmer zullen worden en dus louter meer zweet teweegbrengen. En natuurlijk hebben we voldoende geld en maatschappelijk besef om de volle mep te kunnen en willen betalen aan een museum. En knopen ook daar baliemedewerkers geregeld een gesprekje aan. Dan beamen we slechts te fietsen zonder ondersteuning, op muscle power. Vermoeiend en onrendabel, zonder twijfel. Maar het bestaat nog, mevrouw Demir!

2 opmerkingen:

  1. Beste Marc, ik heb ook geen smartphone. Dat is eigenlijk niet vanuit een soort strijdbaarheid, maar toch vind ik het wel fijn om mij die post hoc aan te meten. Het zijn inderdaad ook ondingen, en het is ook heerlijk rustig zonder.

    Dat is eigenlijk niet waarom ik reageer. Ik vind het nooit erg om zelf grammaticale foutjes te maken, en daar dan op gewezen te worden. Wat mij echter mateloos kan frustreren is als iemand wijst op de grammaticale fout van een derde, en ik in twijfel blijf of ik die fout wel juist heb geïdentificeerd. Aldus twijfel ik over de ongrammaticaliteit van deze zin: 'Uit een onderzoek van Imec blijkt bovendien dat de digitaliseringsgraad van het doelpubliek van de Lerarenkaart, onderwijsprofessionals, hoger ligt dan de gemiddelde bevolking.' Klopt het dat de fout is dat hier eigenlijk 'de digitaliseringsgraad ligt hoger dan de gemiddelde bevolking' staat? Of schiet ik de plank mis. Sla, bedoel ik. Hopelijk geen domme vraag, maar dat kunt u mij als docent hoe dan ook moeilijk kwalijk nemen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Gijs,
      Bedankt voor uw reactie. De fout zit exact op de plek die u blootlegt, er ontbreekt achter de tweede komma "die van". Uw ergernis kan ik me indenken; zelf vind ik het vreselijk de schoolmeester te moeten uithangen, en al helemaal tegenover de Vlaamse overheid die momenteel haar burgers met allerlei draconische regels maant tot correct Nederlands.

      Verwijderen