Standaardsituatie:
baliemedewerkers kijken op het pasje en dan ongelovig naar mij, bezweet, in
korte broek boven sandalen. Is dat een teacher,
Lehrer, professeur? Arme studenten. Soms krijgen we inderdaad
toegangskorting en soms niet. Maar we kunnen onze fietstassen zeker in de
kluisjes kwijt. En met een laatste blik op het pasje, waarvan de foto jaar na
jaar bleker wordt, krijgen we ons bewijs van museumprofessional terug.
Dit is voorbij,
prehistorie. Omdat het geluk nu eenmaal met de domme is, ontdekte ik pas langs
een lange omweg dat de Lerarenkaart per 2025 wordt vervangen door een app.
Navraag leert dat er geen alternatief is voor smartphoneloze sukkels als ik. Een
opmerkelijk lang antwoord schilderde het hoe en waarom dat ‘het digitaliseren van de Lerarenkaart past binnen
het beleid rond
digitalisering van de Vlaamse Overheid’.
Zelfs in een
vrieskist begin ik bij het woord digitalisering en onderwijs te zweten. Ik zie
een minister in een ruitjesonderbroek voor de klas staan (‘pyjamadag’) en hoor
hem pochen over zijn Digisprong.
Door gesubsidieerde en verplicht te kopen laptops zouden jongere generaties mee
zijn met hun tijd en betere resultaten halen. Valt dat laatste keer op
keer uit onderzoeken tegen, over de aard en het nut van die toetsingen is
discussie mogelijk. Niet valt echter te ontkennen dat die laptops de kloof
tussen rijk en arm hebben vergroot en dat ze een zalige
inkomstenbron zijn voor ondernemers met contacten.
Maar de app
markeert de periode vanaf 2025, dus laten we digitaal vooral vooruitkijken. En
dan zien we de col van de Generatieve AI opdoemen, voor zover we ons al niet
tussen de heuvels bevinden. En de ene firma na de andere zich aanbiedt om ons
tegen een nogal fijne vergoeding naar de top te gidsen. Het onderwijs volgt
gedwee en spreekt van ‘een uitdaging’. Dat is een basisingrediënt van de
postkatholieke taalratatouille, waarin verder ‘verbinding’, ‘duurzaamheid’ en
‘inclusie’ de smaak bepalen.
Wie misschien wat
kieskeuriger is, beleeft bevreemdende tijden. Terwijl men aan de voorkant van
onderwijs de rol van de smartphone ter
discussie stelt, duwt met het ding er ter achterzijde door. Lekker fris! Nee,
ik wil niet lollig doen. Temeer daar mij op het intranet van mijn hogeschool
vele comments zijn opgevallen bij een oproep over ‘deconnectie’. De smartphone
blijkt menigeen in een zo complexe knoop te hebben gelegd, dat alleen Houdini nog
kan helpen.
De ene collega had in haar digitale agenda ‘focustijd’
ingepland om dan ‘geconcentreerd te kunnen doorwerken’. Een ander installeerde
de app To Do, die ervoor zorgde dat ze taken ‘gestructureerd kon bijhouden’, plus
de app Mijn Dag die onthulde wat telkens ‘de doelen’ waren. Met mijn analoge
verstand begreep ik dat winst bleef gaan naar big tech. En naar de werkgever:
verhoogde efficiency, productiviteitsgroei! Neoliberaler kun je het niet
bedenken. Werkelijk niemand lanceerde het idee om afstand te doen van de
smartphone – die voor alles een asociaal en lelijk ding is dat grondstoffen en
stroom slurpt.
De app waarmee
leraren vanaf 2025 hun weg buiten school afleggen geeft ‘heel wat voordelen’
die je meteen kunt ‘checken’. Voor een eenvoudige ziel als ik bevestigen ze
echter mijn overtuiging om geen smartphone aan te schaffen.
Wel daagt in mij
het besef dat die positie retorisch hopeloos is. Vanuit een technologisch
perspectief oogt de ingreep neutraal en rationeel. Een kaart geldt plots als ‘fysiek
alternatief’ dat ‘verwarrend voor de voordeelaanbieders’ zou zijn en dat
sowieso een ‘zware financiële impact’ heeft. Dus ben ik niet alleen een
dinosaurus in de Spengler-stand maar ook een verwende en dure dwarsligger. Hoeveel
de overheid voor de app heeft betaald en welk ICT-bedrijf ervoor heeft
ingestaan, bleef ongezegd. Wel werd me bericht dat de Lerarenkaart is bedoeld
voor ‘actieve leraren’.
Helaas ben ik maar een actieve lezer. Die een hilarische suggestie vindt uitgaan van de verzekering dat bij de app ‘fraude niet mogelijk is’. Wat? Zou dat dan een probleem kunnen zijn? En waarom zoal zouden sommige mensen geen smartphone willen?
Een mogelijk
argument voert het antwoord zelf impliciet aan. Dat het ‘voor de voordeelaanbieders altijd duidelijk
[is] wie van hun korting kan genieten’. Met de dinosaurische kaart wilde men
hooguit de postcode van je gemeente weten. Dankzij de app staat nu dus geregistreerd waar je wanneer van wat hebt genoten. Ik heb er geen ervaring mee, maar kan me voorstellen
dat de app je ongevraagd tips zal geven van verwante genietingen. Zoals sociale
media dat schijnen te doen.
Als het niet zo
treurig was zou ik het grappig noemen dat de overheidstoelichting die ik kreeg
geen enkel negatief aspect aan de app ziet, behalve dan dat ‘de verandering
groot is’. Vanuit haar frame is dat feitelijk positief, want dan kunnen er twee
extra ingrediënten uit de postkatholieke ratatouille worden aangeleverd:
‘transitie’ en ‘innovatie’, eventueel gekoppeld aan het klassieke neoliberale
spreekwoord Stilstand is achteruitgang.
Ronduit bizar is dat
de toelichting het meeste ruimte neemt om een ander vertrouwd ingrediënt van de
ratatouille te smoren. Vanuit het standpunt van ‘inclusie’ is het schrappen van
ieder alternatief voor de app immers onhoudbaar. Daarom frappeert de hoge borst
die men bij voorbaat opzet: ‘We onderzochten voor deze transitie de juridische
aspecten en leerden dat we niet verplicht zijn een alternatief te voorzien.’
Lekker puh! Naast de
onderwijsminister in zijn ruitjesonderbroek verschijnt voor mijn geestesoog nu
zijn in het wit gestoken collega van justitie, die ook de internationale pers
haalde, met een vertolking op een luchtgitaar. Veel tijd om deze verschijning
in haar volle diepte te wegen heb ik niet, omdat de informatie voortholt:
‘Uit een onderzoek van Imec blijkt bovendien dat de digitaliseringsgraad
van het doelpubliek van de Lerarenkaart, onderwijsprofessionals, hoger ligt dan
de gemiddelde bevolking. En bijna alle leraren omvat. Dit sterkt ons in het
geloof dat de digitale Lerarenkaart door velen zal omarmt worden omdat het
gebruik ervan makkelijker wordt gemaakt.’
Als actieve lezer smul
ik. Dat woordje ‘bijna’! Daarmee kun je van ‘inclusie’ blijkbaar gebakken lucht
maken. Helaas indiceert het woordje niet om hoeveel mensen van vlees en bloed
het zou gaan. Even geweldig vind ik dat daar, in een ongrammaticale zin,
‘onderzoek’ bij wordt gesleept. Het is in het onderwijs namelijk ondoenbaar om
er, eventueel onder het synoniem ‘bevraging’, van verstoken te blijven. Mails
blijven komen die een warme oproep doen om, vanzelfsprekend ‘anoniem’, mee te
doen aan gewichtigdoenerij op een schaal van 1 tot 5. Helaas heb ik nog geen
onderzoek gezien dat het nut van bevragingen weegt.
In het verlengde van
zulke objectiviteit is het logisch dat leraren hier ‘onderwijsprofessionals’
worden genoemd. Buzz betekent niets maar klinkt zo rationeel dat je wel
stapelgek moet zijn om ergens niet aan deel te nemen en in dit geval dus géén
app te laden. Ten slotte smelt ik als taalleraar natuurlijk definitief van
‘omarmt’. Want wanneer voor leerlingen dt-fouten niet gelden, waarom dan wel
voor de overheid? Zij heeft immer al genoeg aan het hoofd, getuige de belofte
die mij werd gedaan ‘in te zetten op een communicatiecampagne’.
Dat werkwoord ‘inzetten’ geldt in het hedendaagse onderwijs als hét dessert bij de ratatouille. Dat dit werkwoord
normaliter wordt gebruikt in casino’s en dus risico behelst, zal een detail
zijn. Zelf ben ik banger voor de communicatiecampagne. Het is in mijn praktijk
lesmateriaal. Nadat ik er onlangs eentje had behandeld vroeg een student of er
hier geen stagiair aan het werk was geweest. Ik antwoordde dat het
waarschijnlijker was dat de auteur een professional was, een zwaar betaalde ook
nog.
Veel succes dus aan
het reclamebureau dat de app in de vaart der docerende volkeren opstuwen zal.
Het lijkt me lastig, als ik afga op een ander deel van mijn praktijk. Tijdens
de arbeid aan een nieuwe
bestseller, met als werktitel De
appelmoestuin, is het personage Eppo ontstaan. Hij heeft van kinds af
uitvinderstalenten getoond, in de weer met draadjes, weerstanden en
knipperlichten. Zijn familie noemt hem
wel Ep, meer bepaald Handige Ep. Vrienden heeft hij niet, en voor zover ik het
nu kan overzien is dat geen toeval. De man heeft nog wat achterstand in te
halen, wat tools te verwerven, zoals dat in de sector heet, voordat hij zijn
communicatieve competenties en bewezen vaardigheden heeft zien worden
afgevinkt.
Nog meer afstand leert
me dat de app past bij ontwikkelingen in het onderwijs zoals ze zich aan mij in
meer dan een decennium hebben voorgedaan. En dan doel ik niet alleen op de
digitalisering, die het leraarsvak extra heeft belast en waarvan het nut niet
vaststaat. Bovenal word ik steeds vaker, op meer dan onderzoeken en bevragingen
alleen, geacht te reageren. Verzoeken daartoe tonen de verpowerpointisering die
plaats heeft gehad. Ze hebben altijd de vorm van opsommingen, met vetjes
ertussen ook, zodat je niet hoeft na te denken wat belangrijk is, laat staan
wat de verbanden precies zijn. Ook duidt een fameuze
gele marker steevast aan welke concrete acties nodig zijn. Dit is wel
fosforescerend geweld, tegen bijvoorbeeld ouders die advocaten inschakelen om
hun kinderen te laten slagen.
Leerlingen behoren evengoed te reageren. Hun boeken werden
er zelfs op ingericht. Met zo min mogelijk context, laat staan lange lappen
tekst die zwemen naar theorie. In plaats daarvan een bulk invuloefeningen
zonder weerga, die na gedane arbeid uitgescheurd konden worden. Zo zie je dat
het vooruitgaat. En zo weten hun uitgevers ook dat er volgend jaar een nieuw
exemplaar besteld wordt (samen met een abonnement op de digitale component van
de leermethode. Want iedereen heeft een laptop! Van de overheid! Gratis bijna!).
Het pleit voor de nieuwe minister van onderwijs dat ze hier
meteen paal
en perk aan heeft gesteld. Ik hoop daarom dat ze haar gedachten toch ook
eens wil laten gaan over die stomme Lerarenkaart. Of is dat te egocentrisch? Waar maak ik me druk over? Ik zou op mijn
oude dag toch niet sentimenteel worden als ik met weemoed terugdenk aan de
bibliotheek, waar de lerarenkaart afgehaald moest worden? Eindeloos lange
bakken met enveloppen, alfabetisch geordend. Wat bestonden er in de grote boze
wereld veel collega’s! In die bakken moest een bibliotheekmedewerker dan jouw
naam zoeken, en kon zomaar een praatje met je beginnen. Totaal onzakelijk en zonde
van de tijd! Tot de mij uitgespelde ‘voordelen’ van de app behoort dan ook dat
je die ‘niet meer ophalen’ hoeft
en niet ‘vergeten’ kunt.
Nu nog even terug
naar de standaardsituatie. Natuurlijk vond ze plaats tijdens vakanties, die door
klimaatontwikkelingen steeds warmer zullen worden en dus louter meer zweet
teweegbrengen. En natuurlijk hebben we voldoende geld en maatschappelijk besef
om de volle mep te kunnen en willen betalen aan een museum. En knopen ook daar baliemedewerkers
geregeld een gesprekje aan. Dan beamen we slechts te fietsen zonder
ondersteuning, op muscle power. Vermoeiend
en onrendabel, zonder twijfel. Maar het bestaat nog, mevrouw Demir!
Beste Marc, ik heb ook geen smartphone. Dat is eigenlijk niet vanuit een soort strijdbaarheid, maar toch vind ik het wel fijn om mij die post hoc aan te meten. Het zijn inderdaad ook ondingen, en het is ook heerlijk rustig zonder.
BeantwoordenVerwijderenDat is eigenlijk niet waarom ik reageer. Ik vind het nooit erg om zelf grammaticale foutjes te maken, en daar dan op gewezen te worden. Wat mij echter mateloos kan frustreren is als iemand wijst op de grammaticale fout van een derde, en ik in twijfel blijf of ik die fout wel juist heb geïdentificeerd. Aldus twijfel ik over de ongrammaticaliteit van deze zin: 'Uit een onderzoek van Imec blijkt bovendien dat de digitaliseringsgraad van het doelpubliek van de Lerarenkaart, onderwijsprofessionals, hoger ligt dan de gemiddelde bevolking.' Klopt het dat de fout is dat hier eigenlijk 'de digitaliseringsgraad ligt hoger dan de gemiddelde bevolking' staat? Of schiet ik de plank mis. Sla, bedoel ik. Hopelijk geen domme vraag, maar dat kunt u mij als docent hoe dan ook moeilijk kwalijk nemen.
Beste Gijs,
VerwijderenBedankt voor uw reactie. De fout zit exact op de plek die u blootlegt, er ontbreekt achter de tweede komma "die van". Uw ergernis kan ik me indenken; zelf vind ik het vreselijk de schoolmeester te moeten uithangen, en al helemaal tegenover de Vlaamse overheid die momenteel haar burgers met allerlei draconische regels maant tot correct Nederlands.