Even poetsen. Tussen mijn vele stokpaarden huppelt de stelling dat alle mensen zich bedienen van
jargon, vaak meerdere naast elkaar. En dat zo’n jargon niet per definitie duistere
taal bevat. Mijn standaardvoorbeeld is ‘de zestien’: voetbalfanaten bedoelen er
het strafschopgebied mee, Vlaamse journalisten het huis van waaruit de Belgische
premier opereert.
Mijn stelling is dat
zelfs een voorzetsel jargon kan vertonen. Op dat idee kwam ik door frequente
ontroeringen nadat ik kunststudenten had gevraagd wat ze maakten. Ze vertelden
bijna allemaal dat ze ‘werken rond’ iets. Blijkbaar moesten ze de kern nog
ontdekken. Bewust of onbewust toonden ze kunstenaars-in-opleiding te zijn.
Misschien zeggen
ze ook niet dat ze ‘werken aan’ iets omdat dit voorzetsel overbezet is geraakt
door neoliberale influx. Bij instellingen en bedrijven waar managers en
ondersteuners zijn ingevoegd, gaat men in de Lage Landen ‘aan de slag’. Waarmee,
dat doet er waarschijnlijk minder toe. Het voorzetsel ‘met’ heeft
nog vacatures.
Wel liet een opiniestuk van meerdere bekende auteurs uitschijnen dat het kunstschoolvoorzetsel
ook elders emplooi heeft gevonden. Ze deelden volgens de intro een ‘zorg rond
ecologie’. Opnieuw was ik ontroerd. Omdat ik de bedoelingen achter die zorg
deel, inclusief het gevoel van machteloosheid wanneer ze weer eens met voeten
worden getreden door de macht der vanzelfsprekendheid.
Mogelijk heeft ‘rond’
hier de functie van ‘naar’ dat een paar decennia geleden in uitingen van on-Hollands
behoedzame communicatie binnensloop. Je zei toen niet langer meer iets ‘aan’ of
‘tegen’ iemand, maar ‘naar’ – in de richting van. De ontvanger kon eventueel
wegduiken, of misschatte de bijgeleverde eufemismen die rond hem bleven hangen.
Het voorzetsel is
me sowieso dierbaar omdat ik als kind vernam dat sublieme innovaties ‘een baan
rond de aarde beschrijven’. Ik kreeg er bijna een omgekeerde vertigo van, nooit
van hersteld, angst om omhoog te vallen. In mijn
debuutbundel berichtte ik dus zekerheidshalve: ‘De maan, de maan is rond’.
Daar stond het voorzetsel moederziel alleen te wachten.
Of het was bijvoeglijk
naamwoord geworden, amen.
Het letterbakseltje
hoort bij een realiteit die me, ondanks alle goede voornemens, niet wil
verlaten: van spullen en notities (en, in mijn
slotbundel, de meningsuiting) die ‘rond’ heten te slingeren. Ik geloof dat
daarvoor inmiddels het etiket ‘diversiteit’ dienst moet doen. Zelfs de
koekjesgigant Lotus Bakeries plakt dat op zijn missie.
Smakelijk!
Maar wie eet wat?
En wat is dan de toekomst? In haar verbluffende boek Invisible Women.
Exposing Data Bias in a World
Designed for Men meldt Caroline Criado Perez tussendoor dat er op de
wereld in 2020 voor het eerst meer pluszestigers rondlopen dan kinderen onder
de vijf. Circulair bewegen of stationair draaien? Het is duidelijk wie op
termijn wie moet troosten met een koekje.
Zelf had ik ooit het
genoegen om, als afzwaaiend dichter, ene Onze Nietzsche met zijn volkswagen de
wasstraat in te sturen en te bevelen ‘Draai rond, draai rond’. Louter ware
sporters en astronauten overleven zo’n pirouette. En poëziemakers? Er bestaat
iets oneigentijds – Dankzegging heet
het, uit
1947 – in de slotstrofe waarvan Ida Gerhardt huishoudelijk werk vergelijkt
met dichten:
Het valt mij soms zo zwaar, ’t werk in zijn stugge ronden.
Maar het voldragen vers zegt voor die strengheid dank,
zo vaak Uw trouw mijn huis, mijn arbeid heeft gevonden.
Gij weet mij bij mijn werk: ik houd het linnen blank.
Dat slotzinnetje! Toen waspoeders
andere reclameteksten vergden! ‘Ik houd het linnen blank’ is overigens ook de
openingsregel van dit driestrofige gedicht, dat Gerhardt tot haar vergelijking
brengt en waarbij dat ‘werk in zijn stugge ronden’ zowel een strijkbout oproept
als steeds herschrijven met een vulpen. Krullen draaien.
Of zou die
laatste betekenis jargon zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten