In vakkringen was er al onenigheid over Begrijpend Lezen, maar nadat Arjen Lubach er een televisie-item aan wijdde zwollen de opinies aan. Daarbij slokte één ding alles op: de markeerstift.
Omdat de onderwijsontwikkeling
dateert van na mijn schoolleven waarin een geodriehoek nog werd gebruikt als leesliniaal
én flosser, moet ik telkens recapituleren wat er gaande is. Heden fluoresceren leerlingen
‘signaalwoorden’, opdat de tekst helderder raakt. Zelfs nu ik het opschrijf
geloof ik die magie niet, mede omdat er allerlei taal wordt uitgesloten.
(Ik wil het epitheton
‘literair’ niet ijdel gebruiken en acht het denkbaar retorisch minder gewelddadig
te zijn.)
Ik vraag me af of
deze ontwikkeling samenhangt met economische wetmatigheden. Zonder van een
militair-industrieel markercomplex te willen spreken – wanneer kwamen die
dingen in de handel? En zetelden ze vervolgens in het woordenboek?
In ons huis noemt
de twaalfde druk van Van Dale (1992) een
markeerstift en verwijst door naar het synoniem accentueerstift. Bij dat lemma is
er verlossing: ‘stift die een kleurige substantie bevat waarmee men bep.
woorden of passages in boeken of geschriften kan releveren’.
Sikkeneurigheid! Waarschijnlijk
zette deze auteur in kantlijnen een potloodstreepje.
In de huidige,
digitale editie van Van Dale heeft markeerstift
een eigen omschrijving: ‘brede viltstift die een fosforiserende
[sic] inkt bevat, om tekstpassages te laten opvallen’. Er staat een
ongeveer-gelijk-teken bij (≈), dat verwijst naar ‘accentueerstift’. Daar staat
nu effen: ‘markeerstift’. Verder is er plaats ingeruimd voor de markeerpen,
toegevoegd in oktober 2011.
Onze twintigste-eeuwse papieren Van Dale duchtte verengelsing niet want onthulde al de marker:
‘voorwerp dat iets markeert, dat extra aandacht op iets vestigt’. Dit kan van
alles zijn, tot en met een kattenoog op de weg. Maar na de millenniumwisseling vernauwde
de betekenis. Daar staat nog een toepassing bij:
permanent marker
stift
met onuitwisbare inkt
≈ alcoholstift
Dit vetgedrukte woord blijft beperkt tot België en werd toegevoegd
in oktober 2013. Zijn broer heet fluostift. Het oogverblindende voorvoegsel bevolkt
in den lande meer samenstellingen,
zoals fluovest, bedacht na de gênante toename van auto’s waartegen zachte
weggebruikers zich maar zelf moesten wapenen.
Betekenisvernauwing valt alleen te verklaren uit het aanbod van de markt. Op zijn beurt hangt dat samen met geplogenheden van de tijd.
Ik denk aan een artikel uit 1997,
waarin Jacob Nielsen het lezen op het toen nieuwbakken internet karakteriseert.
Surfers zouden volgens hem scannen, dus zinnetjes of woordjes oppikken. Daarom had
hij ontnuchterende adviezen voor een webtekst, waarin vorm en inhoud
samenvallen:
- - highlighted keywords (hypertext links serve as one form of
highlighting; typeface variations and color are others)
- - meaningful sub-headings (not "clever" ones)
- - bulleted lists
- - one idea per paragraph
(users will skip over any additional ideas if they are not caught by the first
few words in the paragraph)
- - the inverted pyramid style, starting with the
conclusion
- - half the word count (or less) than conventional writing
Hier openbaart zich meteen een ware delging van deze tijd: het vetje dat in samenvattingen zelf het cruciaalste wil samenvatten en lezers verandert in pavlovianen. Aan deze disciplinering worden de allerrimpellooste diensten verleend door het computerwonder PowerPoint, vanaf 2003 onderdeel van het almachtige Microsoft.
Er zijn generaties jongeren mee opgegroeid. De markeerstift in hun
hand kreeg een uitbreiding in het gepruts van de docent met de
afstandsbediening. Daar valt goed mee te lachen, maar het
heeft iets triests dat heel wat jongeren nu studeren door PowerPointdia’s samen
te vatten – een kwadratering van het
hiaat.
Dat deze praxis ook
in literatuur neerdaalde, tonen stiftgedichten die uit een brontekst de meeste woorden hebben weggepenseeld.
Voor dit procedé leverden correctielint, tintenkiller en Tippexkwastjes de prefiguraties.
Stiftgedichten ontstonden in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw
en lijken inmiddels rijp voor het museum van Oudheidkunde.
O dit en dat. Goddank
weet ik een klassieke gedaante van de markeerstift: de cursivering. Ik ontmoette haar
in de tijd dat ik serieus ging lezen, begin van de jaren negentig. Toen had ik
me geabonneerd op De Groene Amsterdammer
wegens teksten van Anil Ramdas en Stephan Sanders, en juist bij hen, meen ik zonder
nazicht, floreerde de cursief.
Deze auteurs
lieten geen enkel misverstand bestaan over wat ze belangrijk vonden, en wat dus
ook apert onrechtvaardig was. Met hun cursiveringen leefde ik mee, tot ik ze me
plots onfijn pretentieus voorkwamen. Omdat ze een gevoel van diepzinnigheid
opriepen die mij ontbrak.
Toen kreeg ik een
hekel aan de cursivering en bande deze markeertechniek uit.
Dat ik dit nu
vermeld, komt door een manifest dat mijn weg kruiste en waaraan ik me bij de eerste
aanblik ergerde omdat elke alinea was genummerd, alsof het analytische filosofie
betrof. Toch kon ik met de stellingen grotendeels meegaan.
Een non-relatie tot het spektakel is in de strikte
zin van het woord ondenkbaar en onrepresenteerbaar. Een non-relatie is in de
eerste plaats een levensvorm die
wegens zijn specifieke aard niet in het spektakel te integreren valt en die
daarom enkel kan aangewezen worden,
kan geleefd worden en niet beleefd.
De non-relatie verwijst naar alle momenten waarop de onmiddellijk geleefde werkelijkheid primeert op de mediatisering en
representatie ervan, naar het geleefde leven dus. Pas in die werkelijkheid
kan de democratie democratie zijn. Een demos treedt in de plaats van een publiek
en manifesteert zich als handelende kracht in plaats van passieve, regeerbare
materie.
Wat doet me hier
precies rillen? Ik beluister een tekst een fractie eerder dan dat ik hem zie.
Dus word ik geplet door een dreun van hoofdzinnen die bijna steeds één volgorde
huldigen: onderwerp-persoonsvorm. Dat daarbij het naamwoordelijk gezegde in
overtal is, tovert de dreun om tot voorschrift. Ik noem het gauw pastoraal,
zodat na mijn oren ook mijn ogen zich kunnen verdedigen tegen de cursievenaanval.
Mijn stelling, die
ook de markeerstiftideologie wil bereiken: ze maakt van het denken kitsch.
Daarom stel ik
voor elke leerling een stapeltje papier te geven met de uiteenlopendste teksten,
waarvan men een samenvatting moet doorfluisteren in het oor van een lotgenoot die
dat verhaal verder vertelt. Voorwaarde is dat iedereen parafraseert en geen
mening geeft. En een mondkapje draagt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten