woensdag 6 november 2024

Moet men daarover zwijgen?

 

 

 

Ik kan me niet heugen zo’n vreemd boek te hebben gelezen als Mark Kosters De Belg. Christian Van Thillo, de mediakoning van de Lage Landen (2024). Mijn verwondering begint al met de hoofdtitel, een essentialisme van de bovenste plank dat in de tekst zelf wordt bevestigd. Koster wil aannemelijk maken dat media en democratie in Nederland en België aan de leiband liggen van zijn hoofdpersoon, én dat daar per natie een verschil in zit dat hij verklaart uit een calvinistische versus een katholieke traditie.

Raar vind ik vervolgens dat dit boek het object Van Thillo, Executive Chairman van De Persgroep (DPG), bij liberale politici situeert die het geloof juist hebben afgezworen. Ook ontgaat me waarom de loslippige Koster dan niet over vrijmetselarij en loge begint. Hoe dan ook voltrekt de schande onder de Moerdijk zich naar zijn overtuiging sinds jaar en dag virtuozer dan in Nederland. België is bij hem de noordelijke dependance van Italië (de auteur voltooide het boek in Palermo).

 

Fabulerend

Wanneer ik Koster loslippig noem, dan gaat het in eerste instantie over smeuïge details van een type dat evengoed in de Claus-biografie te vinden was. Maar terwijl Mark Schaevers compositie en stijl beheerste, vliegt de Van Thillo-biograaf alle kanten op met zijn mededeelzaamheid. Veel van zijn opmerkelijk korte hoofdstukken beginnen met een datum en/of plaats. Vervolgens toont Koster zich niet zozeer een verslaggever als wel een non-fictieauteur – de schrijverssoort die sinds het eind van de vorige eeuw literatuur aan het, eh… pimpen is.

Soms pakt de neiging lezers te vermaken, door personagegebonden te vertellen bij alle strategische zetten, aardig uit. Zo schrijft Koster over de uitpersing van het PCM-concern door de investeerder Apax: ‘de Britten kwamen langs om het tafelzilver te stelen’. Of bij Parool-redacteuren: ‘Beetje De Morgen-types, maar dan vrolijker.’ Maar vaker slaat De Belg bij deze interventies de plank mis. Een Van Thillo-tactiek is naaste ondergeschikten vooruit te sturen om personeel van een nieuwe mediapartner te laten wennen aan ontslagen. Zo’n medewerker vergelijkt Koster binnen twee alinea’s dan met een ‘loyale luitenant’, met ‘generaal Schwarzkopf’ en met ‘een soort Alva’.

Een ander voorbeeld strekt verder. Om een halfhartige nederigheid te etaleren kunnen mensen in dit boek tegelijk ‘buigen en knipmessen’. Dit pleonasme inclusief neologisme onderstreept Kosters verlangen te debunken. Als De Belg volgens mij iets ambieert, is het ‘de hypocrisie’ blootleggen van een wereld waarin ons ons kent. Eerst had ik dat niet door, afgaand op de auteursinformatie op de achterflap. Die presenteert Mark Koster als onderzoeksjournalist en mediacriticus, en medeoprichter van Follow The Money. Maar hij blijkt evenzeer bij bashingpodium ThePostOnline te hebben gezeten en hij doet aan juicen met Yvonne Coldeweijer.

Alsnog geweldig is in dat licht dat Koster als een van zijn motto’s voor De Belg een wel erg klassiek citaat van Wittgenstein geeft: ‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’. Dit gaat plots over corruptie, verziekte macht! Helaas ontbreken in het boek noten die aan het stomste opgevangen detail maar een bron en datum geven. Een bewuste vorm van onverantwoordelijkheid tegenover de formeel alvast fabulerende inhoud? In de absurd karige literatuurlijst staan nota bene een paar overbekende fictietitels van Claus en Elsschot – en Tractatus logico-philosophicus.

 

Lekkerbekkend

Natuurlijk bevat De Belg wel iets aanpalends. In zijn ‘Dankwoord en verantwoording’ somt Koster ‘in volgorde van opkomst’ een enorme lijst mensen uit de Lage Landen op met wie hij heeft gesproken, naast ’tientallen bronnen die niet met naam genoemd wilden worden dan wel sprekend opgevoerd wilden worden’ . Dus is het boek geen studie, geen biografie, geen non-fictie, maar een journalistiek project. Korte reportages die 77 hoofdstukken beslaan. Veel werk moet zijn gekropen in het lange ‘Persoonsnamenregister’, dat het lekkerbekkende deel onder de lezers kans biedt nieuwsgierigheid te bevredigen. Alleen bij Bruno De Wever wordt daar trouwens, onvolledig, de wetenschappelijke titel aan toegevoegd.

In de lopende tekst staat geregeld, vooral bij pijnlijke passages, wie precies niet met Koster hebben willen spreken. Waarom niet, dat blijft uiteraard onvermeld. Zo kan de insinuatie regeren. Dat de jonge Van Thillo bijvoorbeeld nog tot volle tevredenheid en ultieme inspiratie heeft gewerkt voor Herman De Croo, een politiek fenomeen dat veel eerder al de aandacht trok van Kosters landgenoot Derk Jan Eppink. Ook bij hem houdt deze oerliberaal op zaterdag thuis spreekuur voor burgers die een gunst willen – het fameuze dienstbetoon. Bovenal is De Croo hier de vader van de huidige premier, wiens escapades dankzij een discrete tussenkomst van de Executive Chairman buiten de pers blijven.

De belangrijkste insinuatie is wel dat het hoofdpersonage niet deugt omdat de grondleggers van het familiebedrijf in de Tweede Wereldoorlog collaborateurs waren. Maar los van het feit dat zij niet de enigen waren, zoals Koster ook erkent, dringt de vraag zich op wat de relevantie is voor Christian Van Thillo’s beleid van decennia daarna, al leeft hij consequent ‘in het oerbos van de [print]media’. Duister is voor mij ook de parallel die Koster tot en met de slotpagina trekt met Hugo Claus, de drukkerszoon die dan wel uit een zwarte familie stamde maar niet zo ’welvarend’ als in De Belg wordt beweerd.

Een dichterlijke vrijheid? Misschien valt het minder op bij Nederlanders, voor wie de zuiderburen toch altijd wat exotisch gebleven zijn. Dat suggereert Koster evengoed, mede aan de hand van vele culinaire details. Even vanzelfsprekend beschouwt hij Vlaamse standaardtaal in ‘een welgekomen keuze’ als een verschrijving. Of rept hij van ‘Berghem’. Ik vraag me af hoe Amsterdammers zouden reageren wanneer een Belg ‘Sloterdeik’ zou spellen.

 

Frustratie

Bij Nederlanders is dit boek ook uitgegeven, getuige de naast essentialistisch ook antropologisch getinte titel. Zij leven onder het mediabewind – Koster gebruikt het woord ‘kolonisatie’ – van een Belgische zakenman. Het is ook verbijsterend veel wat Van Thillo daar bezit: de Volkskrant, NRC, Trouw, AD, zes regionale bladen, nu.nl, RTL… Aan dat monopolie in wat cultureel onderlegde Belgen lang als gidsland hebben opgevat, zitten verontrustende kanten, voor onze kennis en uiteindelijk voor onze democratie. Alleen al daarom vind ik het goed dat dit boek er is, al vindt de auteur dus op de keper beschouwd dat België er fataal slechter aan toe is dan zijn geboorteland.

Koster rept nochtans universeel van ‘het einde van de pluriformiteit’. Het zou zich uiten in eindeloos doorplaatsen van artikelen binnen kranten van hetzelfde concern. Misschien was ik door de beste-boeken-enscenering van het bijlagewezen al allergisch, maar zorgwekkend vind ik de clickstatus die mediateksten bij hun marketingpersoneel hebben. Er blijken vier opties te zijn, van het Gouden Kwadrant (veelgelezen én abonneeaanzuigend) tot De Kelder (weinig gewaardeerd noch gelezen). En ook bij Van Thillo en zijn topmanagers is er de helaas al te bekende minimale afdracht aan de belastingen bij torenhoge winsten terwijl DPG, zoals al langer bekend, subsidies ontvangt (voor bezorging door de post).

Volgens mij gaat het dus niet aan om De Belg te trakteren op een slotalinea zoals in NRC:

 

‘Koster eindigt het boek met een klaagzang over het gebrek aan toegang tot de mensen die juist voor openheid en transparantie zouden moeten staan. In de tussenliggende pagina’s heeft hij vakgenoten hard de maat genomen en soms al veroordeeld. Het boek is prikkelend maar te vaak ongenuanceerd en daardoor onevenwichtig. De verontwaardiging en frustratie druipen van het laatste hoofdstuk af. De auteur is geen steek dichterbij gekomen.’

 

Hier krijgt het notoire hypocrisieverwijt een behandeling op de trampoline – de criticus zou zelf geen snars beter zijn. En blijkbaar verliest men in de Lage Landen een recht van spreken wanneer men überhaupt kritisch is (topoi: oncollegiaal, nestbevuilend). Elders in Nederland trof ik ongemak bij Villamedia, die lof van een recensent pas achteraf in een disclaimer ter discussie stelde wat dan weer comments teweegbracht. Of de insinuatie dat uitgever Mai Spijkers met dit boek een rekening wilde vereffenen met de Volkskrant – alsof Trump alomtegenwoordig is en louter ressentiment deze tijd kenmerkt.

Eindeloos getiktak ontfermt zich ook over een verhaallijn, die alweer door de presidentsverkiezingen aan relevantie wint: de behandeling van vrouwen. Binnen de hoogste kaders van DPG werkten er aanvankelijk geen, later werden ze mondjesmaat toegelaten. Zoals de Noord-Nederlandse Barbara van Beukering, ‘een ravissante verschijning met een decolleté, een dame die onverbloemd haar mening geeft over hoge en lage cultuur; een modern mensch kortom, niet zo’n verzuurde politiek-correcte pennenlikker die zich blindstaart op wandelgangenoorlogjes in het Amsterdamse stadhuis’. In een zoveelste sollicitatieronde wordt haar door Van Thillo gevraagd hoe ze haar zware job denkt te gaan fiksen met ‘de kinderen’. Op zijn beurt vermeldt Koster hun aantal, leeftijd en afkomst en leeft hij zich achter zijn non-fictiemasker even in haar in, opdat ze spreekt met ‘een knappe man met een gebruind voorhoofd’.

Helemaal een wezensvreemd object worden vrouwen in dit boek wanneer ze ongewenst worden opgezadeld met mannenintimiteit uit hogere DPG-echelons. Koster laat uitschijnen dat de daaruit voortkomende paniekreacties te verklaren zijn uit de tijdgeest vanaf MeToo. En dat de eeuwige strijd met de andere laaglandse mediamogol, John de Mol, door affaires aan diens zijde een onverwacht gunstige wending lijkt te krijgen. Juist dan keert Van Thillo’s voor mijn part katholieke discretie zich tegen hem: DPG-media berichten gulzig over vrouwentoestanden bij de concurrent, maar zwijgen over wat in eigen kringen op dat vlak is voorgevallen. Een claustrofobische werkelijkheid, waarin Trump evengoed de machtigste man ter aarde heet geworden – veroordeeld naar aanleiding van een bewezen overspel.

 

Schadenfreude

De Belg had, door meer interesse bij auteur en uitgeverij, een veel beter boek kunnen zijn. Volgens Apache is het een gemiste kans, met al de onjuistheden over Kosters buitenland, maar bundelt het veel wetenswaardigheden. En daarop is ook in België zuinig gereageerd, ook met jij-bakken. En met de weigering van De Morgen om een advertentie voor het boek te plaatsen, waarover TPO dan weer een even bedenkelijke schadenfreude vierde als dat Doorbraak voorspelbaar had. Geen vermelding was te vinden op het mainstreamvijandige De WereldMorgen, dat eerder de kolommen openstelde voor een boek van de bij Van Thillo in ongenade gevallen stichter van Dag Allemaal en Joepie, wiens relaas bij DPG-kranten volgens Kosters 77e hoofdstuk mocht rekenen op ‘een koude schouder’.

Mooi beeld. Hollands? Of zegt dat magere compliment alleen maar iets over mijn benepenheid? Wat bedoelt een getuige met: ‘We vreesden McKinsey-types, maar de Belgen waren hands-on’? In mijn boek De ware marsrichting verbaasde ik me er onder meer over hoe dik de linkse journalist Yves Desmet was met patserige liberalen. Maar nu lees ik bij Koster wat zijn maandsalaris was als ‘politiek commentaar’ bij De Morgen (en wordt me duidelijk wat voor een gewilde grootverdieners Marnix Peeters en Anna Luyten waren). Zulke details zijn met terugwerkende kracht zo leerzaam, dat het extra treurig is dat Desmet-criticus Bart Meuleman een ‘toneelschrijver’ wordt genoemd en De Witte Raaf een ‘kunstenaarstijdschrift’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten