donderdag 14 november 2024

Lelijk opgedroogd

 

 

 

 

Beste boeken, wat zijn dat? In 2024 begon neerlandicus Marc van Oostendorp een jaarreeks van vijftig titels die de fine fleur van het laaglands proza uit deze eeuw wilde ontvouwen. Als vakgenoot kende ik er slechts 18 van. Negen maanden later publiceerde Knack een even grote lijst over dezelfde periode, maar dan hiërarchisch en na advies van ‘zo veel mogelijk Vlaamse schrijvers, uitgevers, boekhandelaren en veellezers’. Daarvan had ik 22 titels gelezen. Oeps! Ontmaskerd als nepkenner? Of bevestigd in een smaak waarvoor misbruikte woorden bestaan: ‘marginaal’, niet ‘mainstream’?

Het enige wat ik kan is erkennen dat tradities en niches die ik graag lees (en waarop mijn boeken proberen voort te bouwen) in ijltempo uit de geschiedenis zijn verdwenen. En dat wist ik, indien ik althans mag afgaan op mijn eigen intuïties die ik voor deze gelegenheid uiteraard promoveer tot autoriteit. Experimenten zoals geordend door Polet in Ander proza zijn vanuit eigen kring over de kling gehaald, betoogde ik in 2002. En dat is net zo makkelijk gebeurd met postmodernisme, analyseerde ik in 2022.

Tijden veranderen eendrachtig met waarderingen, zo simpel is het. In smaak zitten patronen. Onlangs werd bijvoorbeeld de prestigieuze Greshoff-prijs toegekend aan Handicap: een bevrijding door historica Anaïs van Ertvelde. Hoewel ze aanwezig is in media uit beide Lage Landen, kan vanuit Nederland deze toekenning verrassen. Toch valt die best te voorspellen.

Als ik me beperk tot De Standaard – waarvan het symbolisch kapitaal vergelijkbaar is met dat van NRC – dan kreeg haar boek daar niet alleen een lyrische recensie in de letterenbijlage. Van Ertvelde had daar ook al verteld over haar favoriete boek en een fragment uit Handicap werd er behandeld in een citatenrubriek. Vlak voor het verschijnen had ze een interview in het ene Standaard-magazine, en na het verschijnen was ze in het andere Standaard-magazine paginalang aan het woord tijdens een zomerse strandreportage met Bregje Hofstede.

Van Ertveldes thematiek sluit aan bij de groeiende aandacht voor validisme en disabilty studies, en als millennial werkt ze vanuit hyperpersoonlijke bekentenissen. En ze is een vrouw, voor wier belang in het artistieke systeem eindelijk erkenning komt (dusdanig geconcentreerd dat men ‘vergeten vrouwen in de literatuur’ blijkt te categoriseren, alsof er geen vergeten mannen zouden bestaan).

Deze misschien wat ontnuchterende opsomming – Handicap heb ik ook al niet gelezen – betekent evengoed dat ik zelf een modeverschijnseltje moet zijn geweest. Achteraf wil ik het vooral komisch vinden dat ik aan het begin van de eeuw naar Vlaanderen verhuisd meteen mocht aanschuiven. Bij yang, voor een nummer over Flanders’ Language Industry, maakte ik kennis met J.M.H. Berckmans’ jazzproza. Vlak voordien had dit tijdschrift poëzie gepubliceerd van Willy Roggeman, waarin ik me bij DWB kon wentelen voor een nummer over literatuur en muziek. Hun namen leveren heden hooguit wat anekdotes op.

Op een bepaalde manier stelt het gerust op iets meer dan éénduizendste punt het diploma niet te hebben gehaald. Je zult maar behoren tot een kopgroep met schrijvers die na hun dood als te zwak voor het peloton gelden. Ik heb bovendien ontzag voor collega’s die, hoewel ik ze stiekem verdenk van bluf, ranglijsten kunnen opstellen. Dat suggereert minstens een basaal overzicht. Want ik heb niet eens vermeld dat aan de twee genoemde lijsten een immense onderneming voorafging. De Groene Amsterdammer had vier jaar tevoren al het beste van deze eeuw, zij het op basis van een tikkeltje groter corpus: de wereldliteratuur.

 

Wapperend

Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen bedenkers van zulke waagstukken zeggen dat ze er ‘een debat’ mee willen uitlokken. Maar dat idee heb ik ook al onklaar gemaakt, in een boek uit 2017, toen mijn conclusie moest luiden dat voorgeselecteerde sprekers een soortement ritueel gevecht opvoerden waarvan de grenzen vastlagen. Wel wil ik ditmaal ‘over mijn schaduw heen springen en die geweldige titels alsnog lezen. Inmiddels heb ik Sprakeloos uit (nummer 3 bij Knack, ook geselecteerd door Van Oosterdorp) plus nummer 1: Joe Speedboot (afwezig bij Van Oostendorp).

Die laatste prestatie kwam zowaar meteen van pas voor ‘het debat’, omdat deze roman van Tommy Wieringa uit 2005 ten prooi viel aan een aanval, ook – en niet toevallig, lijkt me – bij Knack te vinden. Uschi Cop vond Joe Speedboot vrouwonvriendelijk en eurocentrisch. Voor haar was het ongepast dat het boek met al zijn stereotyperingen, vroeger in het jaar 2024, door de CPNB was uitverkoren voor een leescampagne onder jongeren.

Cops doorn in het oog is de manier waarop Wieringa zijn personages typeert. De vrouwen blijven van bordkarton en er is slechts ‘één niet wit personage’ dat volgens haar een karikatuur van een migrant is. Ze noemt deze Mahfouz Husseini uitsluitend bij zijn bijnaam Papa Afrika, hoewel Joe Speedboot meer munitie ter zake geeft: ‘de Arabier’, ‘de Egyptenaar’, ‘de Nubiër’. Kan het zijn dat Wieringa het erom doet? En waarom is de gemeenschap die de man omringt zo homogeen? De roman speelt in het verleden, in een dorpje in een uithoek van het land – waar tegenwoordig asielzoekerscentra te vinden zijn.

Ronduit verschrikkelijk vindt Uschi Cop dat het titelpersonage aan het slot van het boek een catharsis zou doorvoeren in een vliegtuigje met de daaraan wapperende tekst ‘HOER VAN DE EEUW’. Die banner toont volgens haar ‘puberale geslachtsdrift en slutshaming’, waarbij ze oordeelt dat dit ongeschikt is voor middelbare scholieren van de leescampagne.

Het gaat te ver om hier de complete plot uit te doeken te doen, maar Cop had mogen vermelden dat deze banner integraal citeert, om precies te zijn een werktitel door de succesvolle, onaangename en mishandelende schrijver van een afrekeningsroman over zijn ex. Deze man is zowel de liefdesconcurrent van Joe als de schrijversconcurrent van de verlamde ik-verteller en dagboekhouder Fransje.

Steun voor haar stellingen zoekt Uschi Cop bovendien bij recensies van latere Wieringa-boeken, die ‘virulente vrouwenhaat’ diagnosticeren, ‘stereotypering van homoseksuelen en mensen van kleur’ en ‘zowel seksistische als etnische vooroordelen’. Maar die recensies blijken zelf allerminst onbecommentarieerd gebleven. Los daarvan hanteert Cop een griezelige argumentatie: ver voorbij Joe Speedboot maakt ze de auteur Wieringa verdacht.

Expliciet zelfs wanneer ze de verteller van zijn recentste roman volledig met hem identificeert en hem vervolgens bijvoorbeeld aanwrijft ‘het onderwerp van menstruatie halsstarrig uit de weg te willen gaan’. Kan het dat Wieringa dat vertellerspersonage expres zijn eigen naam heeft gegeven, en aldus een spel op touw zet met gore uitspraken? Nee, stelt Cop even gedecideerd als onbewezen, er is ‘geen afstand tussen de personages en de auteur’.

 

Groeizaamheid

Ik vind het goed dat Uschi Cop onderstreept niet te willen cancelen, wat dat ook precies moge wezen. En ik huldig haar pleidooi ‘voor het kritisch lezen en herlezen’ – en snap daarom haar opiniestuk niet, zelfs niet als aanzet tot discussie. Zo verklaart Joe Speedboot als roman het promiscue gedrag van het centrale vrouwelijke personage Picolien Jane (drenzerig PJ genoemd) uit moederkrenkingen vanwege onmachtige eetproblemen in haar Zuid-Afrikaanse jeugd, waarop ze zich in Nederland revancheert als machtige schoonheid.

Ook zou ik nieuwsgierig zijn naar Cops inschatting van het meermaals in de roman opduikende N-woord. Joe Speedboot, herhaal ik maar, verscheen in 2005 toen het woord nog behoorlijk alomtegenwoordig was. Toch doet Wieringa er iets opzichtigs mee, door bewust ongenuanceerd gebruik te linken aan de dorpse setting: ‘wat wisten wij daar nou van. Wit is wit en zwart is zwart. Wij maken geen onderscheid hier.’

Waarin ligt de aantrekkingskracht van dit boek? Cop treurt alleen, temeer daar Joe Speedboot door een panel van tachtig insiders werd bekroond, maar stelt naast haar veroordelingen geen hypotheses op. Ik gok dat er iets nostalgisch moet spelen, de overzichtelijkheid van een kleine gemeenschap zonder poespas of technologische toestanden. Waarin de sfeer bepaald wordt door meestal goedbedoelende mensen die elk zo hun eigenaardige trekken hebben en wier gesloten wereld bedreigd wordt door de globalisering (in aanbouw is een druk traject naar Duitsland). Dat maakt Joe Speedboot tot een laaglands boek, in de geest van Streuvels, Van Schendel en Coolen. Met toch weer een eenzame held, die maatschappelijk moet kiezen. Wel vind ik Dorp aan de rivier ietsje puntiger.

Dat oordeel vel ik ook doordat de structuur van Joe Speedboot veel wegheeft van een grap. Via Fransje zijn het feitelijk mannen onder elkaar die sterke verhalen opdissen, alsof ze aan de bar staan en zich tegoed doen aan wat in België toogfilosofie heet. ‘Ze is lelijk opgedroogd, zoals we hier zeggen wanneer een vrouw niet mooi oud wordt.’ De mannen trachten elkaar te overtreffen met de kracht van hun verhaal, wat het gedoe met de banner, en de tekst ervan, de status geeft van een ultieme poging.

Een kenmerk van grap of sterk verhaal is dat het publiek wordt bespeeld. Deze roman probeert overijverig wat je noemt een prettige leeservaring te geven, met gecoiffeerde zinnen zonder al te nadrukkelijke aforismedrang. En dat doet Wieringa zo handig, dat bij concentratieverlies meteen opvalt hoe hard hij zijn best doet: ‘De velden liggen te kreunen van groeizaamheid, bomen vouwen hun bladeren uit met het genot van iemand die zich uitrekt.’

Dit boek uit 2005 geeft binnen twee decennia al herkenningsproblemen bij de spelling: een uitheems ogende ‘Uyghur’ die ik wist te identificeren als een vertrouwde Oeigoer. En de drank cava staat er nog snobistisch te zijn met een hoofdletter. De 57e druk die ik bij de bibliotheek leende, bevatte minstens één foutje (p. 257).

 

Debunking

Wanneer Joe Speedboot moreel volkomen onaanvaardbaar zou zijn, dan hebben de talrijke lezers van deze bestseller, over een periode van twintig jaar, de zaakjes in hun hoofd toch ook niet goed op orde. Of insinueert Uschi Cop dat heus niet?

Van mij mag best gezegd worden dat het succes van Joe Speedboot dan wel verklaarbaar is, maar wezenlijk toevalstreffend blijft. Wieringa behoorde tot degenen die debuteerden bij de multiculturele wegbereider In de Knipscheer en voor dit boek, zijn vierde (en tweede bij de Bezige Bij), had hij na de gebruikelijke mediarituelen die tot stilte leiden kennissen gemobiliseerd die het overal in den lande bestelden. De acceleratie begon derhalve niet bij het boek, maar bij die ludieke actie.

In zo’n stompzinnige wereld leefden en leven we.

Ik snap ook niet waarom Uschi Cop extra gevaar in Joe Speedboot ziet door ‘de opkomst van de incel-beweging en mannenrechtenactivisme’ zonder het geringste signalement van ik-verteller Fransje. Door een verlamming is deze domweg een incel. Tot bijna aan het slot, wanneer PJ hem van die status afhelpt. Daarna is er de ultrakorte uitsmijter met de kinderopsteltitel ‘En toen’. Waarin hij zich een verrader voelt. Eerst van Joe, tweedst van de andere grote vriend die met haar is getrouwd. Zodat Wieringa onbeslist lijkt te eindigen met morele vragen of juist met de debunking daarvan.

Bijkomende kwestie is in hoeverre Uschi Cop zelf ontsnapt aan stereotypes en tijdgebonden oordelen. In de Knack-lijst ziet ze voor ‘echte ervaringen’ en ‘andere perspectieven’ slechts vijf goede alternatieven (die op de tweede na ook bij Van Oostendorp opdoken): Confrontaties, Half Leven, Het onverwachte antwoord, Vallen is als vliegen en De avond is ongemak. Raken we hier niet weer bij de afdeling potverwijtketel? Of is het pure willekeur dat alle titels niet door mannen zijn geschreven?

In deze rare overgangsmaanden is het onvermijdelijk om met ogen van anderen te kijken. Trumpstemmers zullen Wieringa’s grotesken wellicht hilarisch vinden. Zouden ze Cop dan als een woke-voorbeeld opvatten? Ze afficheert zich als oprichtster van een ‘Belgisch makerscollectief voor vrouwen en non-binaire personen’. Naast het etiket slutshaming gebruikt ze kwalificaties als ‘misogyn’ en ‘koloniaal’. En beroept zich op een essay uit 1978 van Vivian Gornick, de oude feministe die sinds een paar jaar, als een soort witte Audre Lorde, plots altijd in de Lage Landen gelezen blijkt te zijn.

Met terugwerkende kracht heeft iedereen gelijk. Het beste boek van de 33e eeuw verschijnt allicht binnenkort voor Sinterklaas nog in het grijze verleden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten