Je kan blijven mekkeren
dat er veel meer poëzie wordt geschreven dan gelezen, maar er bestaan ook
zoiets als verwachtingen die zo ingeslepen zijn dat ze niet meer bewegen. Diepe
emoties roepen blijkbaar het genre in. Toch was ik verbaasd om in Ze hebben mijn zoon vermoord, de getuigenis van vader Ousmane ‘Papis’
Dia over de Reuzegom-affaire, zo’n 150 pagina’s lang uitsluitend poëzie
aan te treffen. Tot en met het dankwoord:
ze zeiden
doe alsof je thuis bent
ze gaven ons hun sleutel
van hun eigen spullen hadden ze niks weggedaan
zelfs hun wijncollectie lag er
Intensiteit en
oprechtheid van de dank lijken in deze vorm te groeien, door de inspringing is het
welkom van een hulpvaardig koppel gemarkeerd, en bij ontstentenis van hoofdletters
moet je opletten hoe het betoog loopt – de vierde regel zorgt voor vertraging. Zoals
de vader eerst vernam dat zijn zoon Sanda als zogeheten schacht was gestorven
bij een ontgroening, zo moest hij vijf jaar wachten voordat de rechter daarover
tot een oordeel kwam. In een lang proces, voor de duur waarvan het koppel aan
de vader woonruimte in de buurt van de rechtbank aanbood.
Wel moet ik me bij
deze gruwelijke geschiedenis inprenten dat Ousmane Dia’s poëzie niet exact van hemzelf
is. Het boek verantwoordt dat al op het omslag: ‘Opgetekend door Thomas
Blommaert’. Geen overbodige luxe. Meer dan ooit is het precair wie aan het woord is, stem wordt gegeven, enz. En bij deze affaire, waar racisme
en standsverschil bleven resoneren, geldt dat helemaal. Om het woord van de
zwarte hoofdfiguur uit te besteden aan een witte sympathisant kunnen meer
redenen zijn geweest, waaronder iets wat het boek zelf vermeldt:
Nederlands is zoals je weet niet
mijn eerste taal
Dit is volgens
mij de enige keer dat Blommaert in de tekst opduikt: de geïmpliceerde ‘je’ wordt
even benoemd. Deze is een gelouterd non-fictieschrijver en heeft vaker beladen verslaggeving
verzorgd – van een stervende Dirk Van Duppen tot en met inwoners van het stadje
Zelzate. Maar wie hakte de knoop door om in Ze hebben mijn zoon vermoord integraal de poëzievorm te gebruiken?
En wat was daarvan de reden? Of valt het boek genretechnisch onder toneel en
lezen we dan een monoloog?
Dat ik dit hartverscheurende boek van A tot Z heb
doorgenomen, is eerlijk gezegd ondanks de vorm. Misschien ben ik te veeleisend,
maar mogelijkheden van poëzie heeft Blommaert niet uitgebuit. Bijvoorbeeld met
een simpele witregel, die na de zoveelste pijnlijke herinnering in de plaats
kan komen van een stroperig strofebesluit als ‘ik word wee als ik eraan denk’.
Maar ook dan blijft me duister waarom de keuze voor de vertolking van Ousmane
Dia’s relaas op poëzie viel. Ik begrijp dat Blommaert bij de presentatie heeft gesproken
over authenticiteit en beweerde
dat het boek aldus aansluit ‘bij de orale traditie’.
Hoe precair het is om een betrokkene aan het woord te laten,
bewijst een… gedicht. Bij mijn weten heeft één professionele literaire auteur zo
namelijk de Reuzegom-affaire aan de
kaak gesteld. Het gedicht heet ‘Schacht’ en is door Anne Provoost gebundeld in
haar late poëziedebuut Krop (2022):
Wat trok je aan
voor de dag dat je
proeven zou
van het gelag
koudbestoven
die ochtend bij
het ontwaken
die blazer dat
jasje de gouden knopen aan de manchet
de krachtig
gestreken kraag
(deed je het zelf
of had je daar iemand voor?)
poets je je tanden
sproei je wat
aftershave als je weet
dat je allicht
iets met een
varken
dingen die
vlekken?
was je je wit wol
je geblaat
voor het bloed
vissaus die spat?
het werk dat te
wachten staat
dertig uur lang
zonder slapen
de
out-of-body-experience
na de koudeschok?
droeg je je beste
kleren
die riem uit
Italië die los werd gemaakt
bleef je wel warm?
Op de aangesprokene worden vragen afgevuurd, zonder dat hij mag antwoorden. Dat zal bij de vernedering van het doopritueel passen – pas na ballotage spreekrecht. De figuur bevindt zich in de positie van de Sanda Dia, maar onttrekt zich aan diens stand met allerlei rekwisieten die denkelijk bij gegoede corpsstudenten horen. Zal hij het dus overleven en ‘wel’ warm blijven? Provoost lijkt dit te suggereren, en op basis van Ousmane Dia’s getuigenis zal hij de zwarte jongen uit het ‘lagere’ milieu zelfs verraden.
In Ze hebben mijn zoon
vermoord nemen twee andere, gelijktijdig beproefde schachten een dubbele
houding aan, kort na Sanda’s dood en later. Provoost hint daarnaar met het
wassen van de wol: ze proberen hun sporen weg te wissen om hun onschuld vol te
houden. De vader van Sanda beseft ook dat de twee door hun bevoorrechte afkomst
als het ware de regels van het spel beheersen. Tijdens de doop doen ze
bijvoorbeeld alsof ze alcohol drinken, terwijl Sanda daadwerkelijk inneemt en
al laveloos is voordat hij de fatale vissaus tot zich neemt.
En zoals bij Ousmane Dia de feitelijke auteur eventjes
opduikt, zo lijkt Provoost rechtstreeks aan het woord in de vraag tussen
haakjes. Die is venijnig (jongen kan niks zelf) én bevooroordeeld (die stand
heeft personeel). Stel dat Provoost deze schacht had laten antwoorden, wat had
er dan gestaan? En zou dat geloofwaardig zijn? Zij trad opmerkelijk jong toe
tot de literaire
haute bourgeoisie die KANTL heet.
In Ze hebben mijn zoon
vermoord blijft mij onduidelijk wie nu precies het woord voert. De tekst
staat dan wel op naam van Ousmane Dia, maar ik kan me niet goed indenken dat
hij zich tweemaal achter elkaar zou bedienen van de platgeslagen metafoor
‘giftige cocktail’ (voor racisme en macht, en later voor de koelbloedigheid van
de Reuzegommers, hun berekening en de houding van het gerecht)?
Het ontgaat me ook waarom Dia een grammaticale oneffenheid
(‘A. is een paar jaar ouder dan mij’) op zijn bordje krijgt. Moet die spreektaal
hem authentieker maken? Als Hollander viel me bovendien een
hulpwerkwoordsconstructie op die valse Vlaamse bescheidenheid serveert (‘fier
dat ik zijn vader mocht zijn’).
Dat laat onverlet dat, opnieuw ondanks de vorm, Ousmane Dia’s
argumenten mij weten te overtuigen. Maar kennelijk niet zijn voormalige vrouw,
moeder van Sanda. Dan beroep ik me op de schriftelijke verklaring
die zij, evenzeer na vijf jaar stilte, aflegde met een hoge pertinentiegraad:
Sanda is om het
leven gekomen bij een tragisch ongeluk als gevolg van onbezonnen gedrag en, hoe
pijnlijk om te horen ook, zijn eigen keuzes.
Het had niets te
maken met zijn afkomst, met zijn ouders, met zijn huidskleur. Als het niet was
gebeurd, was hij gewoon een Reuzegommer geweest. En had hij het volgende jaar
meegedaan aan de doop, maar dan aan de andere kant.
Dat zij zelf een witte huidskleur heeft, is een reflex die
even van geen tel is. Wel frappeert me een verschil in houding met de vader:
zij wilde met haar verklaring iets afsluiten, hij met zijn boek iets oprakelen.
Vooralsnog slaat de balans naar zijn kant door, ook buiten België; Ousmane Dia had
een mooi
lang interview in NRC en haalde
zelfs de
commerciële televisie in Nederland.
Eerder
maakte ik kenbaar moeite te hebben met de dubbel bebodemde titel Ze hebben mijn zoon vermoord. Ze blijkt
dan wel een citaat van Ousmane Dia maar zit in een redenatie waar hij de canon van de
filmgeschiedenis bij haalt: ‘daar stormde de film Mississippi Burning /
mijn hoofd binnen’. Echte geëngageerde kunst! De boektitel knipoogt voor mij
nog altijd naar literatuur, ook nog van een hippe en ideologisch verantwoorde
schrijver. Als dat buiten Dia om is gegaan, dan moet ik opnieuw constateren dat
deze
uitgeverij weinig ethisch omgaat met auteurs.
Misschien heeft Blommaert zelf evengoed getwijfeld aan de
dichtvorm. Typisch vond ik althans dat hij de hamvraag,
in ieder geval voor mij, waarom Sanda überhaupt wilde horen bij spuitgasten
als de Reuzegommers, plots in bold beantwoordde:
Sanda zag die club
als een ticket
naar
een andere wereld
de jongen was zot
van ambitie
wilde
zich opwerken
voor de zoon van
een lasser van DAF is dat moeilijker
dan voor de zoon
van een rechter of ingenieur
dat is de
maatschappij waarin we leven
anders gezegd
hij wilde meer
omdat
anderen hem deden voelen
dat
hij minder was
in al zijn
onschuld bleef hij blind
voor de aard van
Reuzegom
hij zag nergens
gevaar in
Dat bold dunkt me geen knipoog naar pakweg een
historische avant-garde. Wel appelleert de extra bekrachtigde bewering aan
een poëtische oerkracht: de waarheid via een diepzinnig aforisme. Hier zou ik heus
benieuwd zijn in hoeverre Thomas Blommaert meespreekt in Ousmane Dia.
Vreemd genoeg sluit mijn letterlijk opportunistische vraag
aan bij iets wat het boek geregeld doet: het noemt namen en zogeheten rugnummers.
Medestanders kun je in Ze hebben mijn
zoon vermoord minstens bij hun voornaam aantreffen. Van hen zegt Ousmane Dia
dat hij hen wil vermelden.
Des te groter is het contrast met het kamp van het kwaad. (Misschien
hadden Dia en Blommaert en hun uitgever angst voor repercussies. Het boek
verscheen in januari 2024, toen influencer Acid,
die klassenjustitie ontwaarde en het gewaagd had doopcelen van de licht
gestrafte Reuzegommers te lichten, een veroordeling van de rechter kreeg.) Over
de corpsstudenten valt slechts via hun belachelijke bijnamen te vernemen en van
de hen omringenden geeft Blommaert initialen, die overigens principieel schrijftalig
zijn.
De al lang bekende Reuzegom-advocate die tevens
parlementslid is voor Vlaams Belang krijgt de aanduiding ‘M.D.’ Soortgelijke behandeling ondergaat een belangrijke getuige (‘een vrouw, een professor / haar
initialen zijn S.D.G’) die niet blijkt te willen spreken. Grappig bijeffect is
wel dat die machtige mensen door de initialen voor de duur van het gedicht ook de
status van verdachte krijgen. En wanneer ik afkomst daarbij verdisconteer, is
de efficiency van die aanpak aanzienlijk bij Reuzegommer ‘D.d.V.v.W’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten