woensdag 10 december 2025

De poëtische kracht en nuance

 

 

 

Buzz in neerlandistisch letterenland: de gratis pdf’s van de Bulkboeken zijn foetsie! Na een overname moeten scholieren die generatie na generatie literatuur uit alle tijden leerden kennen en van wie nu wordt verwacht dat ze daar ‘leesplezier’ aan ontlenen, de mastercard uit een ouderlijke portefeuille trekken. Blijkbaar hoeven we ons toch geen zorgen te maken. In een comment werd Bulkboek dan wel ‘een sterk merk’ genoemd, een ander comment stelde gerust dat er archives en platformen bestaan waarop downloads nog mogelijk zijn. Dat bespaart alvast grote woorden, die tegenwoordig zo vaak en misplaatst de ronde doen, over uitwissing en censuur.

Alles verdwijnt, natuurlijk, maar werkt internet het in de hand? Als ik me beperk tot het zojuist genoemde vak, dan dringen, ongetwijfeld willekeurig, voorbeelden zich op. Al tijden geleden bleek dat het veelbesproken project van de Lezeres des Vaderlands, die man-vrouwverhoudingen in kritieken natelde en becommentarieerde, in het web was verzwonden. Een goed recht. Toch viel niet te ontkennen dat het anoniem gehouden project voortkwam uit de boezem van de neerlandistiek en dus ´op kosten van de belastingbetaler´. Het bleek bovendien te worden geciteerd in minstens één wetenschappelijke bron en figureert soms nog in expliciet ideologische argumentaties.

Onlangs ontdekte ik dat ook de veelbesproken Personagebank spoorloos is. Nazoeking onderstreepte dat dat mijn geheugen weer een bedrieger is, ik wist al dat dit project offline was. Allicht had ik dat verdrongen, omdat op gezette momenten de lust naar kennis groter blijkt. Dat dit dan gefrustreerd wordt mag geen probleem zijn, maar de Personagebank fungeerde als een breekijzer, een bewijs van een nieuw paradigma dat in een Engelstalig wetenschappelijk tijdschrift geconstrueerd werd – en daarna bediscussieerd, evengoed in een zijdraad-van-een-zijdraad door mij.

Waarom blijven dergelijke stille manoeuvres onbelicht? Ik ga ervan uit dat er niet alleen neerlandici bij betrokken waren, maar ook dat zij actief deze projecten in de vergeetput gooiden. Toegegeven, het vak verkeert in zwaar weer, het blijkt te moeten gelegitimeerd tegenover bezuinigingen die al tot onderbezetting zullen hebben geleid. Ook ben ik niet de geloofwaardigste figuur voor bovenstaande vraag nadat ik neerlandici uitriep tot serieuze kanshebbers bij het Olympische onderdeel meelopen. Alleen kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ze minstens zo goed zijn in het altijd verleidelijke wegkijken (en mogelijk in het opsteken van Facebookduimpjes).

Een heuse recente verdwijning doemde voor mijn ogen op toen ik voor de finale van een exercitie tegen de lijstjescultuur een hyperlink wilde leggen. Naar een artikel waarin Joris Note duidt hoe Jozef Deleu de erfenis van Jeroen Mettes naar zich toetrok. Maar Google noch DuckDuckGo noch Ecosia bood uitkomst. Ik meende dat het artikel op DeWereldMorgen stond. Op de pas vernieuwde website blijkt het echter afwezig. Net als iets dat daar zeker op heeft gestaan en dat echt van groot belang is om wat van de contemporaine literatuur, recensiecultuur en bedrijfsvoering te snappen.

Het betreft een gekender artikel van Note dat zelfs NRC Handelsblad haalde als serieuze kritiek op David van Reybroucks Congo. In het besef dat deze bestseller uit 2010 ook onder connaisseurs louter aan status heeft gewonnen en dat de receptie heden bestaat uit een compliment à 40 woorden van Peter Sloterdijk dat het enige betrof wat hij er in jaaroverzicht van zogeheten Beste Boeken over te melden had, is het bizar dat de meer dan vijfduizend woorden, exclusief bibliografie, onvindbaar zijn geraakt. Niet alleen toont Note hoe de geschiedenis in dit boek werd vergoelijkt en herschreven in een gelatinestijl, ook legt hij kwestieuze argumenten bloot waarom het Vlaams Letterenfonds bij de overheid ‘een extra budget’ aanvroeg om het te vertalen.

Minstens zo bizar dunkt me dat DeWereldMorgen op de vernieuwde website wel een signalement heeft behouden van het essayboek Wonderlijke wapens (2012) waarin Note dit stuk bundelde. Hij deed dat sensatieloos, door op de achterflap in de reeks namen die hij behandelt ‘de vermoorde Congolese premier Lumumba’ te vermelden, aan wie hij, in relatie tot Aimé Césaire, nog een essay wijdde. Wel is dit boek inmiddels verramsjt. Wat nu? Gelet op de richting waarin het genre zich ontwikkelt, is de kans miniem dat het essay nog ergens opduikt, terwijl Notes kanttekeningen relevant blijven.

Even tussendoor: dat ik hierop insisteer, is om meer redenen triest. Anders dan Note en helemaal dan ik heeft Van Reybrouck serieuze palmares. Hij geldt internationaal als een grote meneer van wie bijvoorbeeld Tegen de verkiezingen in de Engelse vertaling werd ingeleid door Kofi Annan. Zo krijgt mijn schoolmeesterij behalve iets zuur ook iets polemisch, en dat heet uit de tijd. Inderdaad vind je nergens nog debatten, en dat zal de reden zijn waarom ook neerlandici zich gedeisd houden. In onze marktgedreven cultuur wemelt het desalniettemin van de opiniestukken waarin A-auteurs zich profileren. Ten slotte weet ik in de neerlandistiek niemand die met zulke intensiteit en kennis over literatuur publiceert als Note.

Na Congo ging Van Reybrouck op dezelfde leest voort in Revolusi, waarna identiek cultuurindustrieel gejuich opsteeg. Alleen Alfred Birney distantieerde zich, in een lang artikel (‘13 min. leestijd’) achter een betaalmuur; hij bundelde het in een mengelwerk zo lijvig dat de ramsjstatus lijkt voorbestemd. Onlangs was het succes van Revolusi zelfs voorpaginanieuws in De Standaard der Letteren, waar de behendig communicerende auteur, ter gelegenheid van een vertaling in het Indonesisch, glorieerde in een grote reportage over zijn tournee door het land waarover hij zijn vuistdikke boek geschreven had. Met dankbare lezers die hem, misschien om redenen die Note al had gedeconstrueerd, ‘mister David’ noemden.

Waarom meld ik dit nu weer? Omdat bij het artikel elke auteursnaam ontbrak. Veronderstellend dat Van Reybrouck niet over zichzelf bericht in de derde persoon, was dit dus een advertorial, bij mijn weten de eerste die zo vanzelfsprekend stilzwijgend een cultuurbijlage overneemt. Wel oogt dit als een logische stap uit de ontwikkelingen in het vermarkte boekenmediabedrijf. Daartegen heeft de DeWereldMorgen altijd geageerd. Ook bij monde van mij, die nu evengoed ontdekt dat op deze digitale vrijhaven mijn arbeidsintensieve stukken weg zijn, waarvan ik de bestanden niet meer heb (bijvoorbeeld over de merkwaardige ontvangst van Thomas Piketty in de Lage Landen). Vreemd is daarnaast om elders op internet oorspronkelijk papieren teksten terug te zien, voor de herpublicatie waarvan ik nooit toestemming heb gegeven.

Maar goed, wat moet een welwillende sukkel als ik? Zich amuseren met een boek? Ik deed dat laatst met Rudie Kagies Dag rakkers! De zeven levens van Edwin Rutten. Omdat ik net te oud ben om Ome Willem op gevoelige leeftijd te hebben meegemaakt, kwam de ene na de andere wetenswaardigheid alsnog in mijn leven. Ook verwees Kagie door naar een legendarisch optreden, dat ik op YouTube inderdaad vond en dat me eindelijk leerde wat een ware essayist doet. Het gaat om het moment waarop de al decennia van de buis verdwenen Ome Willem op een gratis festival voor meer dan tweehonderdduizend jeugdsentimentele postkinderen staat, in het publiek wijst en zoiets zegt als: ‘Jasper, snuit jij je neus eens, jongen.’ Dag rakkers! is wegens bezwaar van de gebiografeerde nooit verschenen, maar stond op internet. Toen ik iemand ernaar op weg wilde helpen, bleek het…

Godsammekrage.

Gelukkig bevind ik me wat betreft DeWereldMorgen dus in goed gezelschap. In het prototypische mission statement noemt de site zich onder meer ‘springplank voor succesvolle auteurs zoals Tim ’S Jongers en Dalila Hermans die ooit hun eerste artikels bij DeWereldMorgen publiceerden’. Van de laatste herinner ik me zelfs dat debuut – dat inmiddels ook al ribbedebie is. Het betrof een anti-racismegetuigenis die ik uitzonderlijk niet mocht redigeren maar de stijl zou sowieso perfect zijn.

De ironie van de geschiedenis strekt verder. Morgen, ruim een decennium later, brengt Hermans het boek Cacao Butter And Dreams waarin het Nederlands verdwenen is. Waarom? Dat verklaarde ze al in een interview:

 

‘Als het gaat over mijn meest persoonlijke ervaringen, over mijn blackness, voel ik vanzelf de neiging om in het Engels te schrijven. Die taal omarmt die begrippen en concepten beter. Het Engels geeft mij het meeste ruimte om het zwart-zijn precies, gevoelig en zonder omwegen te verwoorden. Mijn begrip van zwartheid is gevormd toen ik ongeveer 16 jaar oud was. Ik groeide op in een overwegend witte omgeving en leerde woorden en ideeën over racisme en blackness kennen door Engelstalige boeken in de lokale bibliotheek, via verhalen over Martin Luther King en Malcolm X. Mijn taal voor racisme is geworteld in het Engels. In Vlaanderen heb ik zelf mee aan de taal gesleuteld, aan de invoering van bepaalde termen en concepten. We spreken nu bijvoorbeeld over witheid en vermijden het n-woord. Er zijn allerlei taalevoluties aan de gang, ook op vlak van inclusiviteit en ik heb daarvoor mee aan de kar getrokken. Maar veel van die vertalingen zijn erg letterlijk en verliezen onderweg de poëtische kracht en nuance van het Engels. Zeker in literaire teksten ontbreekt er soms een zekere ease, een flair in het Nederlands. In het Engels kan ik ademen, in dat register resoneert mijn innerlijke stem het meest.’

 

Is deze titel een geschikte kandidaat voor een nieuw Bulkboek? Hermans’ aanspraken klinken hovaardig, maar ze kloppen volgens mij allemaal. Op één dingetje na: haar Engels zal Amerikaans zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten