vrijdag 7 maart 2025

Onder de radar

 

 

 

Niet lang geleden raakte ik in de knoop bij verwijswoorden in de eerste zinnen van een roman. Raar, omdat de verwarring zich pas bij kalme lectuur openbaarde. Op het gehoor was er niets aan de hand. Inmiddels moet ik denken aan soortgelijke openingszet in een duet van Willy en Willeke Alberti uit 1983:

 

Niemand laat zijn eigen kind alleen
Je bouwt het liefst een muurtje om haar heen
Je wilt zo graag haar jeugd bewaren
En haar veel verdriet besparen
Niemand laat zijn eigen kind alleen

 

Dit couplet, uit de mond van Willy, moet ik tientallen keren hebben gehoord. Pas onlangs viel me de tegenstrijdigheid tussen ‘zijn’ kind en ‘haar’ op. Het eerste woord wordt verwekt door ‘Niemand’, het tweede door de werkelijkheid die dochter Willeke is. Nochtans is ‘niemand’ een onbepaald voornaamwoord, maar al vóór de wortelkleurige drukte mannelijkheid topzwaar door het Nederlands heen. Ik vraag me dus af hoe lang het duurt voordat het even correcte ‘Niemand laat haar eigen kind alleen’ geen luisteraar zou verwonderen. Verder is het tragikomisch dat de Alberti’s zich in de nesten werkten (en niet) omdat het probleem zich in het origineel van hun duet helemaal niet stelde:

 

Save your love my darling, save your love
For summer nights with moon and stars above
A serenade I long to sing you
The reddest rose I always bring you
Save your love for Roma and for me

 

Dit bij wijze van opmaat voor een verder strekkend besef. Impliciet degradeerden mijn notities over de verwarring de schrijfster en uitgeverij, maar ze waren in alle opzichten marginaal. Dat lucht me op, en het boek is inmiddels gedeeltelijk proefvertaald voor de Engelse markt, waarbij juist positieve reacties uit het veld een criterium waren. Toch ontkom ik niet aan de jeukerige indruk dat de – aardige, niet hemelschokkende – tekst beter had gekund, door meer tijd te plannen in het traject tussen inlevering van het manuscript en de eerste interviews.

 

Veronachtzaming

Gedetailleerde tekstkritiek kan hooguit een rituele functie vervullen. Geselecteerd worden immers auteurs. Een klein deel onder hen valt ten prooi aan kwaliteitsgaranderender oordelen dan het mijne, vervat in recensies en interviews, in cultuurbijlagen en bij radio- en televisieprogramma’s. Daarnaast lijkt er een highbrow segment dat trager reageert, vooral via literaire tijdschriften, om eventueel de markt te corrigeren.

Directe beoordelaars hebben openlijker dan ooit de gedaante van consumententipgevers; in een cosy lappendeken van rubrieken overleeft de lijstjesvorm. Hoe resoluter het afscheid van ‘de’ canon, hoe luider op de opportuunste vlakken hiërarchieën (‘handvatten’) worden aangeboden. Wel valt een televisieaanbod weken tevoren te raadplegen en bevestigt aldus de paranoïde these dat voor aandacht de concrete tekst van A tot Z geen rol hoeft te spelen, in tegenstelling tot geruchten van mediacollega’s, uitgeverijmedewerkers en boekagenten.

Ik meen dan ook dat Sheila Sitalsing onlangs een open deur in trapte toen ze als juryvoorzitter van de Librisprijs, die moet beschikken over een niet-voorgeselecteerd aanbod dat netjes over de leden verdeeld wordt, constateerde dat media het nodige hadden gemist. De aan slijtage onderhevige metafoor ‘onder de radar blijven’ die Sitalsing daarvoor gebruikte vond ik gepast. Er gaat het gevoel van uit dat selecteren een rationeel, objectief proces is, terwijl een machine uiteraard wordt ingesteld en bediend. In reacties op andere gelukkigen die als nominaties alsnog worden belicht, zijn patronen te ontwaren. Soms wijzen ze juryleden op een puberale inborst, soms op hun fijne smaak en meestal nemen ze voor kennisgeving aan om bij volgende titels te worden verdisconteerd.

Aan een eigen Librisjury-passage werd ik herinnerd door huidige lectuur van Matthijs Van Boxsels Het carnaval van het zijn. Hij noemt de montagecitatenroman Onderlangs van Paul Bogaers, die destijds op de longlist kwam, samen met onder anderen Sybren Polet. Deze jurybeslissing kon rekenen op ongeloof én werd snibbig gepareerd met ‘gehele veronachtzaming van Adriaan van Dis, Arthur Japin, Robert Anker of Herman Franke’ – van destijds vertrouwdere namen, dus.

Dat het andere uiterste ook mogelijk is, bewijst de fameuze receptie van Anjet Daanjes werk. Het bleef een kwart eeuw nagenoeg onbesproken, tot een NRC-journalist er, na een Libris-nominatie, in 2020 lucht van kreeg. Eerst werd de inhaalrace afgeroomd met de Huygensprijs voor haar complete oeuvre, en vandaag mag Daanje kies reageren op, want meegaan in het heroïsche feit dat Het lied van ooievaar en dromedaris uit 2022 door een kennerspanel is verkozen tot hét boek van deze eeuw.