woensdag 6 september 2023

Het grijze flanel van de middenklasse

 

 

 

Kan een inleiding het hoogtepunt van een boek zijn?

Volgens de regels der retoriek moet ik Anton Jäger de rijzende ster in het opiniewezen noemen. Nog geen dertig jaar, is hij in België maar ook in Nederland te vinden op grote podia. De wetenschapper toont zich slim, erudiet, steeds mee met de actualiteit, betrokken, niet bang voor een gebaar en… wendbaar? Hij durfde in 2022 al de prestigieuze Paul Verbraekenlezing te houden, nadat Tom Lanoye had afgezegd.

Jägers debuut Kleine anti-geschiedenis van het populisme (2018) las ik destijds kennisvergarend met plezier. En sinds een paar maanden is er Des te erger voor de feiten, een schitterende titel voor ‘politieke essays van banken- tot coronacrisis’. Deze bundel brengt een selectie uit artikelen die Jäger schreef voor Apache, De Witte Raaf, De Standaard, De Groene Amsterdammer en De Morgen (waar hij een tweewekelijkse column heeft). Door de daar heersende formats is de ene tekst wat langer en grondiger dan de andere.

Even besmuikt als laconiek stipt Jäger die praktische willekeur aan in zijn inleiding – de charmantste tekst die in tijden mijn blik passeerde. Hij zegt er meteen bij dat hij de afgelopen jaren veel heeft geschreven, ‘misschien te veel’. Maar Jäger heeft geen tijd te verliezen. Liever legt hij het idee uit dat de ruggengraat van de bundeling vormt: ‘hyperpolitiek’. Dit eenentwintigste-eeuwse fenomeen heeft trekken van het verleden en niet: continuïteit en discontinuïteit ineen.

Kiemen ziet hij in de Latijns-Amerikaanse roze vloed, die een eind maakte aan de technocratische consensus uit het voorafgaande decennium, het laatste van de vorige eeuw. Wat er vervolgens gebeurde was dat allerlei ideologische belangengroepen, links en rechts maar buiten de partijpolitiek om, zich begonnen te roeren. Over de bankencrisis, racisme, het klimaat, coronavaccinaties,… Zoeken naar een compromis had hier geen voorrang, ondiplomatieke woede kwam onversneden boven.

Soms waren die protesten langdurig en soms kortstondig (zoals Jäger vreemd genoeg Black Lives Matter opvat): ‘De hyperpolitiek komt en gaat, als een neutronenbom die de mensen in het kader affecteert maar de hele infrastructuur in tact laat’. En daaraan geeft deze bundel duiding, bewust in- en uitzoomend: ‘feiten zonder concepten zijn amechtig, concepten zonder feiten zijn blind’. Dat chiasme geeft Jäger in de inleiding een macro-evenknie door, zoals hij bijna standaard doet, in de slotregel de openingsregel te hernemen.

Jägers inleiding pakt me op meer manieren in. Allereerst opnieuw door wetenswaardigheden. Ik had nooit gehoord dat Poolse dichters de opening van de eerste McDonald’s bijwoonden. Ook bewonder ik het lef om dicht op het heden te zitten, samen met de pertinente relativering van ‘instantanalyses’. Jäger distantieert zich van generalisaties – en pleegt ze, vaak zelfs geloofwaardig.

Vooral ben ik door de inleiding gecharmeerd omdat ze me doet voelen dat mijn houdbaarheidsdatum is verstreken. Ik had, qua leeftijd, de vader van Anton Jäger kunnen zijn. Zijn tekst houdt me voor dat mijn generatie wel erg lang heeft gemekkerd over ‘postpolitiek’ en het einde van de geschiedenis. Daarmee bleven we steken in één gebeurtenis: de val van de Muur, waarna de riedel van Francis Fukuyama. Laatstgenoemde duikt in Des te erger voor de feiten louter op in pensioengedaante. Hij blijkt een selfie met zijn kat te hebben gepubliceerd.

Een laatste selling point van de inleiding dunkt me dat ze het boek niet opent. Dat doet emeritus professor Rudi Laermans, met een lang voorwoord dat een achterflapfunctie zal hebben, waar ter plekke geen soundbites staan maar inhoudelijke informaties. Ook is Laermans co-auteur van een opiniestuk in Des te erger voor de feiten, tegen volks- en burgerpopulisme dat aan identiteitspolitiek zou doen.

Laermans stelt dat zijn jonge collega, door een rehabilitatie van Marx en aandacht voor klasse, wijst op een ‘blinde vlek’ in coherente betogen en acties gepleegd vanuit een intersectionele achtergrond. Mij is dat niet bijzonder opgevallen, Jäger houdt veeleer afstand tot Ewald Engelen voor wie anti-identiteitspolitiek, onverhulder dan bij Laermans, een verplicht nummer lijkt.

Ondertussen is vanuit het intersectionele perspectief, dat de maat neemt door niet-zelfverdiende voordelen te benoemen, Anton Jäger een zoon uit een mediacultureel gezin voor wie bijvoorbeeld interviews een vertrouwd instrument zijn. Zijn podia dan als het ware geïnternaliseerd? Niet eens in Des te erger voor de feiten opgenomen heeft Jäger, meldt de inleiding even frank, zijn ideeën over film, theater en literatuur.

Het feit dát hij losse teksten bundelt zegt iets over zijn status. Jäger permitteert het zich wel heel veel overlappingen te bieden van diagnoses en anekdotes of karakteristieken. In de inleiding citeert hij bijvoorbeeld Tony Blairs sofisme dat verzet  tegen de globalisering zoiets is protesteren tegen de wisseling van de seizoenen. Leuk natuurlijk om te vernachelen, maar moet dat echt vaker dan één keer?

Op een rare manier maakt dit Jägers preliminaire bekentenis over zijn schrijfdrift ontroerend. Hij zou daar een apart essay aan mogen wijden. Zo veelgevraagd dat hij, als was hij een eenmansindustrie, moet copy-pasten uit eigen werk (zoals bij introducties van Canetti’s Massa en macht). Hilarisch is zijn refrein dat de N-VA er als zogenaamde volkspartij een complete mediadienst op nahoudt, die in het begin van Des te erger voor de feiten ‘maar liefst tweeëntwintig medewerkers’ telt en aan het eind ‘dertig mensen’.

Maar misschien is hier ook een rol weggelegd voor Jägers opdrachtgevers. Zowel in de voorpublicatie als in het boek beweert hij dat sociologen John en Barbara Ehrenreich de term PMC (professional managerial classes) muntten in 1979, terwijl dat twee jaar eerder geschiedde. En zelfs met een wrak geheugen ben ik er zeker van dat in het Nederland van 1983 Koninginnedag op 30 april viel, niet op 27 april (zoals Koningsdag nu).

Of verdient een zo getalenteerde wetenschapper-essayist geen schoolmeester? Zelf beklaag ik me geregeld over die klotediakritische tekens bij de achternaam van Slavoj Žižek. Maar ik geloof niet in de oplossing om ze boven aan één pagina braaf toe te voegen en in de alinea’s daaronder niet meer. Ook talig zou mij benieuwen hoe Jägers teksten zijn behandeld, omdat hij voor zijn doctoraat in Engeland verbleven heeft. Een these (stelling) wordt bij hem ‘thesis’, het trumpisme kan worden ‘getheoretiseerd’ en hij onthult aan het Brusselse Noordstation ‘gebaseerde’ vluchtelingendiensten.

De schoolmeester is nochtans geïmponeerd door de bravoure of, wielrentechnisch uitgedrukt, de panache waarmee Jäger zijn inzichten ventileert. De terloopse verwijzing naar meer betekenissen van het woord pharmakon, of een uitgesmeerde, grappig bedoelde metafoor (‘Die kruistocht komt er niet alleen in spijkerbroek, maar ook in pak – het grijze flanel van de middenklasse met molotovcocktail in de aanslag’): ze doen denken aan Hertmans.

Moet ik een eindoordeel vellen? Voor het stuk na de inleiding kan ik doorverwijzen naar reacties op mijn eigen essays, zo’n twintig jaar geleden: een omgevallen boekenkast. De ene naam na de andere schoot voorbij, een wemeling –  en al spoedig besefte ik weer dat ik een nitwit ben. Dat vind ik fijn om te weten, al bespeurde ik toen populisme. En andere lezers? Des te erger voor de feiten bevat geen bibliografie of register. Wel aanduidingen als ‘onlangs’ en ‘vorige week’.

Voor Laermans zijn dat allicht dappere signalen voor een ‘kroniek van de binnen- en buitenlandse gebeurtenissen en fenomenen die de voorbije jaren spraakmakend waren’. Mocht dat kloppen, dan hadden verklarende noten volgens mij niet misstaan. De vader in mij zou helemaal trots geweest zijn wanneer Anton Jäger, desnoods na een sabbatical, zijn losse en vaak samenhangende bevindingen had herschreven tot één grote tekst. Zijn stem verdient dat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten