vrijdag 22 september 2023

Met veel aandacht voor immersie


 

Welke universiteit willen wij? Zo heette ongeveer vijftien jaar geleden een actie voor zelfkritiek. Ze schoot me te binnen toen afgelopen week KUL-rector Luc Sels een opiniestuk afstak waarin hij allerlei pleidooien hield zonder het achterliggende model te benoemen. Toevallig was de man net in mijn blikveld geraakt bij een naweging van het Standaardnederlands dat onderwijsexpert Dirk Van Damme aanbeval in een bundel – waarvoor Sels de uitleiding had verzorgd.

Sels wil onder meer een coulantere houding tegenover buitenlandse superwetenschappers-docenten die een andere moedertaal hebben. Hun Nederlands hoeft van hem niet te voldoen aan de tot twee cijfers achter de komma vastgelegde niveaus die op de universiteit gelden, terwijl anderstalige opleidingen tegelijk de markt mogen vergroten.

Dat standpunt gaf uiteraard meteen gedoe over Engels als stroopsmeerder over het denken ten koste van het kleine maar dappere Vlaanderen dat moedig stand moet houden. Onvermijdelijk was de reactie van de N-VA onderwijsminister dat ‘de slinger dreigde door te slaan’. Daarbij vermoed ik dat Sels’ titel (zelfbedacht of door een redacteur toegevoegd) aan uitlokking deed: ‘Identair denken remt onze internationale uitstraling’.

Als oude Nederlandse inwijkeling weet ik inmiddels dat het verstandig is voorbij te gaan aan zulke gevoelige debatten, wat niet verhindert om, teneinde dat achterliggende model op te sporen, het tweede deel van die titel te proeven. En tja, bij ‘internationale uitstraling’ ga ik over mijn nek. Zoals Sels in zijn nog geen duizend woorden tellende betoog wel meer aan de lezende mensheid schonk dat me deed sidderen.

Allereerst als vader. Ik wil helemaal geen universiteit die mijn dochters zou opvoeden als excellente mensen om de concurrentiepositie van het dienstdoende geboorteland in de bloemetjes te zetten. Als ‘meerwaarde’? Dan kunnen ze beter bijvoorbeeld loodgieter worden, wat ik sowieso aanmoedig. Daarna protesteer ik als burger. Waarom positioneert Sels zich in de ‘kennissector’? Wat we weten – empirische ervaring gecombineerd met theorie – komt toch van iedereen? Elke persoon binnen de grenzen moet van hem dan weer wel bijdragen aan ‘ons bbp’.

Ten slotte heeft de maniak in mij moeite met Sels’ taal. Dappere Vlamingen hoeven niet bang te zijn dat hij met Engels het paard van Troje binnenhaalt. Het dier staat er immers al. Sels getuigt daar ook van. Hij stelt voortdurend een ‘deal’ voor én zet dat woord opzichtig tussen aanhalingstekens. Aldus ademt het zelfkritiek. Hier bijvoorbeeld:

 

‘Er is natuurlijk meer te bespreken in zo’n “deal”. Zo zou ik resoluut voor een beleid gaan dat alle studenten een reële kans op buitenlandse ervaring garandeert, met veel aandacht voor immersie in de taal en de cultuur van het gastland.’

 

Dat Sels ondertussen ‘gaat voor’ en, conform de taaluniversitaire geplogenheid, ‘immersie’ voorstelt suggereert dat hij zelf al ondergedompeld is. En excellent? Door de term ‘gastland’ valt bovendien op dat hij Vlaanderen steevast als ‘regio’ betitelt. Het zou me benieuwen of Sels er voor zijn academici de ‘inspanningsverplichting’ bij het Nederlands, op een ander overeen te komen niveau, evenzeer wil omzetten tot de ‘resultaatsverbintenis’ waaraan andere nieuwkomers worden onderworpen.

Binnen en buiten de universiteit blijft de duizenddollar-vraag of mensen elkaar begrijpen als ze spreken, luisteren, schrijven en lezen. Toevallig viel deze week ook het nieuwe nummer van De Witte Raaf binnen, waar doorschemerde dat kunstenaars daarbij een status aparte te hebben. De culturele bagage van Joseph Beuys stoelde op fanaat lezen en hij betoonde zich aldus ‘een warhoofd, daarover is geen twijfel mogelijk’.

Zo mogelijk nog gedecideerder is Carel Blotkamp wanneer hij Theo van Doesburgs niet-aflatende kennisdrang evalueert: ‘Hij begrijpt zijn lectuur weleens verkeerd, maar dat zie je vaker in teksten van kunstenaars. Het gaat erom wat die lectuur in hun werk en hun denken heeft teweeggebracht. In de geschiedenis van de avant-garde verdient het concept ‘vruchtbaar misverstand’ een serieuze plaats.’

De passage trof me. Niet eens zozeer omdat ik zelf soms als avant-gardist wordt beschouwd, als wel in verband met recente ideeën over taal. Snel ingeburgerd raakte de wat koloniaal neerbuigende overtuiging dat fouten juist creatief zijn en een verrijking. Mijn eigen warhoofd wenst dit niet te verwarren met serendipiteit.

Ik weet het niet, ik moest denken aan een vroeg gedicht van Osip Mandelstam. Hij schreef het vlak voor de Eerste Wereldoorlog en dus ook voor de Russische revolutie. Bij herlezing weet ik het nog minder:

 

Amerikaans meisje

 

 

Een Amerikaans meisje van twintig

moet eens op reis naar Egypte,

zij negeert de waarschuwing van de Titanic

die slaapt op een bodem, donkerder dan een crypt.

 

In Amerika zingen de sirenes

en de schoorstenen van rode wolkenkrabbers

kussen met beroete lippen

koude wolken.

 

In het Louvre staat de dochter van de oceaan,

rank als een populier.

Om marmer tot suikerpoeder fijn te trappen

snelt zij als een eekhoorn de acropolis op.

 

Zonder een woord te begrijpen

leest zij in haar treincoupé Faust

en met een zucht vraagt zij zich af waarom

Lodewijk niet meer koning is.

 

(vert. Kees Verheul)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten