woensdag 9 december 2020

Jeuk aan het achtervoegsel

 

 

Een lolly voor de boeren! Tijdens hun acties werden ze gefilmd door Sunny Bergman, die daar in haar documentaire Oproerkraaiers ook taalkundig verslag van deed. Aan verschillende protestgangers uit de sector, die in Nederland onder primair wordt gecategoriseerd en in België onder secundair, vroeg ze hoe ze betiteld wilden worden bij hun verzet tegen regeringsbeleid. Hun antwoord verraste me door zijn uniformiteit: ‘actievoerder’, en in geen geval ‘activist’.

Soms hoefde Bergman niet eens door te vragen op die pertinente keuze en hobbelde de verklaring er gratis achteraan: een ‘activist’ zou iemand zijn die geweld gebruikt en agressief is. Denkelijk ben ik volkomen wereldvreemd, maar nooit is deze betekenis door mijn hoofd gegaan. Ik geloof er ook niet in, wat makkelijk gezegd is voor mij: ik geloof wel in activisme én ben een watje.

Gevoelig voor en ondol op de jij-bak lijkt het me evenmin verhelderend om de protesterende boeren te confronteren met hun eigen gedrag dat gaande hun acties fysieker en destructiever oogde. Ik ben vooral geïnteresseerd hoe de afkeer van een activist rijmt met de knieval voor een actievoerder.

Intuïtieve verklaringen heb ik zo. Eén minuut bedenktijd levert woorden die op –ist eindigen en waarvan de bijklank ongunstig is: exhibitionist, extremist, narcist, opportunist, racist, seksist, terrorist, viezentist,…

Ik surfte naar Van Dale en werd gelogenstraft:

 

achtervoegsel waarmee van zelfstandige naamwoorden mannelijke persoonsnamen worden gevormd die betekenen: iem. met een beroep dat, een functie of bezigheid die in betrekking staat met het in het grondwoord bedoelde: bloemist, fagottist, fluitist, parachutist, slavist, telefonist, xylofonist

 

Lekker puh. Dat gebeurt er als je je beroept op een buikgevoel waarover je anderen gispt. Voordat ik het woordenboek wegklikte viel mijn blik op de tweede beschrijving van –ist:

 

achtervoegsel waarmee van uitheemse zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en eigennamen zelfstandige naamwoorden worden gevormd die betekenen: aanhanger van de door het grondwoord bedoelde persoon, beweging of overtuiging: abolitionist, actualist, adamist, annexionist, antinomist, behaviorist, calvinist, casualist, confessionalist, confucianist, empirist, federalist, gaullist, gülenist, marxist, militarist, neokapitalist, neorealist, platonist, radencommunist, staatscommunist

 

Die dekselse boeren! Met een dergelijk achtervoegsel zou hun kwestie van statuut veranderen. Aan de geloofwaardigheid van de laatstgenoemde voorbeeldmensen gaat namelijk een vraag vooraf: ben je het eens of niet met het principe dat hun bezigheden leidt? Dat maakt de betiteling ‘activist’ plots hopeloos kwetsbaar. Terwijl een ‘actievoerder’ een eerste indruk van redelijkheid biedt.

Omdat Van Dale bij dit achtervoegsel forfait geeft, moet ik weer een minuutje zelf nadenken. En kom op bewindvoerder, gezagvoerder, woordvoerder, zaakvoerder,… Geen dilettanten. Laat staan dat bij hen eigenbelang toepasselijk klinkt. Ze zijn veeleer tussenpersonen die een rustige vastheid aan de dag leggen, juist voor het algemeen belang.

Uit de literatuurgeschiedenis staat mij nu ook de explosie van ismen bij waarmee kunst aan het begin van de twintigste eeuw, soms al tijdens de Eerste Wereldoorlog, trachtte een alternatief te bieden voor de grafstemming en lamentabele onrechtvaardigheid die de tijd in petto had. Elk op hun manier beloofden die ismen omwentelingen, revoluties. Zij braken met iets.

Op individuen kon zoiets aantrekkingskracht uitoefenen, op grotere groepen allicht wat minder. Of de bal moest doorgespeeld naar de politiek, waar –ismen door massabewegingen naar de mallemoer werden geholpen: nazisme en communisme.

Dat het eerste een afkorting was van ‘nationaal-socialisme’ sleurt nog een overtuiging mee het moeras in. Al gebeurde het vertraagd, het is geen aanbeveling meer zichzelf ‘socialist’ te noemen. Door iedere associatie met dat etiket uit te bannen maakt Conner Rousseau zich belachelijk met de nieuwe naam Vooruit (die bovendien geen partij maar een beweging moet dekken), maar uit marketingtechnisch oogpunt neemt hij een verantwoord risico.

Bij al die beeldvormingsellende rond –isten zitten christendemocraten en liberalen er ineens maar comfortabeltjes bij. De groenen ook (mits ze zich geen ecologisten wanen). In mijn Nederlandse jeugd, net niet voor het begin van de jaartelling, was er een politieke partij die bestond uit mensen die zichzelf expliciet pacifist noemden. Met terugwerkende kracht wordt duidelijk waarom hun zelfs letterlijk vredelievende bedoelingen op zo onbegrijpelijk weinig medestand konden rekenen.

O, schijn van neutraliteit. Afgaand op Van Dale hadden pacifisten beter bloemist kunnen worden en vanuit die branche…? Nee, bloemenkinderen kregen evengoed van de geschiedenis op de bips. Ook is het afwachten wat de tijd doet met de cartoonist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten