vrijdag 27 november 2020

Gewoon stante pede

  

 

 

Niet heel erg onverwacht desintegreert Forum voor Democratie, al verbaast de topsnelheid waarmee het gebeurt, nu partijleden eindelijk zich geshanghaaid weten. Alsnog wordt een haiku van Willem Schinkel bewaarheid:

 

Twitter. Gelukkig

legt iemand het allemaal

nog eens rustig uit.

 

Evenmin een verbindend effect sorteerde de spraakmakende open brief van Annabel Nanninga, die wel opmerkelijk was gestileerd voor een politica, een Eerste Kamerlid nog wel. Niet alleen was de taal expliciet, ze was ook soepel en retorisch. Nanninga’s belangrijkste stelling over FvD formuleerde ze bovendien in een traditie: ‘De rokende puinhopen van wat ooit de grootste partij van Nederland was, walmden onfrisse bruine dampen.

Net zoals Theo Francken een paar jaar terug in polemische nood, ent Nanninga zich op een beeld van Pim Fortuyn. Bij hem kleurden de puinhopen toen paars, bij de FvD een helaas gekend bruin dat zowel rookt, walmt als onfris is. Maar doordat Nanninga er de eigen gelederen mee benoemt, is de beschuldiging heftiger. Daarbij dringt zich wel de vraag of haar taal kan ontsnappen aan hetgeen ze anderen aanwrijft.

Die vraag lijkt een beetje guilt by association, omdat Nanninga nu eenmaal een bedenkelijke staat van dienst heeft bij het aanduiden van mensen met wie ze zich blijkbaar niet verwant voelt – haar excuus ‘humor’ valt niet te controleren zonder intentieprocessen te voeren.

Uit Nanninga’s open brief blijkt bijna onmiddellijk dat ze theatraal haar punt wil maken. De partij ‘hinkstapspringt’ volgens haar van begin af door de controverses. En inmiddels heeft ze, behalve natuurlijk op de weergaloos egomane Baudet, haar pijlen gericht op ‘nazistische relpubers’ die tot de JFVD behoren en wier leeftijd niet per definitie de sympathie van de partijleider geniet.

Die kwalificatie relpuber klinkt vertrouwd, maar erg oud is ze niet. Van oudsher kent het Nederlands de ‘relletjesmaker’ en de ‘relschopper/reltrapper’, en dankzij Reve de ‘relletjesvoyeur’, maar volgens mij is het pas sinds de brede verbreiding van het internet dat samenstellingen met ‘rel-‘ gemeengoed zijn. Van Dale voegde in oktober 2007 het lemma van de ‘reltoerist’ toe. Om diens scala van daden te dekken was de hooligan kennelijk te monomaan en beriep de ramptoerist zich nog op oude media.

Eén zin uit Nanninga’s open brief, gepubliceerd op dinsdag, bevat alle ingrediënten van theatraliteit. Ze blikt daarin terug op het zeer nabije verleden:

 

Een weekend waarin de partijleider liever de hele partij in de open haard flikkert, dan gewoon stante pede overgaat tot het uitroken, ontslaan en royeren van foute elementen.

 

Geen diplomatiek taalgebruik, zou mijn moedertje hebben gezegd. Maar in zekere zin is het dat juist wel, omdat Nanninga hier uitgekiend formuleert. Het ordinaire ‘flikkert’ strijdt tegen het deftige ‘royeren’, de polariteit ‘gewoon stante pede’ die strikt genomen helemaal overbodig is, het kopiëren van uitgerekend het linkse oerverwijt ‘fout’…

Zelfs formeel haalt ze de retorica van stal, door de Regel van Drie los te laten op de kwaaie pieren uit haar partij: uitroken, ontslaan en royeren.

Ik heb gepiekerd over de beginbehandeling. Wat is dat eigenlijk, uitroken? Het werkwoord is hier overgankelijk gebruikt. Dan geeft Van Dale drie betekenissen:

 

1 ten einde roken

•een pijp, sigaar uitroken

2 door roken (beroken) zuiveren, ontsmetten

•kamers uitroken

3 door roken verdrijven, uit zijn schuilplaats jagen

•vossen, dassen uitroken

 

Geen van de drie dekt wat Nanninga suggereert, omdat het handelingen zijn waarbij letterlijk rook te pas komt. Wat met de foute elementen uit FvD bewerkstelligd wil, is uiteraard figuurlijk. En dan zijn ‘zuiveren’ en ‘ontsmetten’ wel curieuze werkwoorden. En stemt het onaangenaam dat er ook dieren de klos kunnen zijn, alsof ze tot een lagere orde behoren (dan mensen).

Wie doorklikt op Van Dale, komt via ‘uitroken’ bovendien bij een diersoort die notoir als hinderlijk geldt: ‘wespennest’. Daarvan kennen we evengoed de figuurlijke betekenis. Het woordenboek geeft er enige fraaie bijna-synoniemen bij: adderkluwen, haaienvijver, krabbenmand, krokodillenvijver, slangenkuil.

Wat inspireert het dierenrijk de taal toch! Wel klinken bij twee van deze bijna-synoniemen voor mij bepaalde onaangename gevoelsuitstotingen mee (goeie rancune is niet vies). Mijn oor herkent ze van aanvallen op vermeende machthebbers die zonder bewijs een tekort aan integriteit hebben. De ‘elite’ woont steevast in een krabbenmand of slangenkuil. En de dienstdoende bioloog stomtoevallig daarbuiten.

Nu doe ik wel degelijk aan guilt by association, lui als ik ben om, op een vrijdagmiddag met nog enige ouderlijke verplichtingen voor de boeg, een paar uur te surfen naar bewijsplaatsen. Door dat stomme werkwoordje ‘uitroken’ ben ik al overtuigd. Het past in een sociolect waarin ‘neqschot’ ironisch heet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten