Niet heel erg onverwacht
desintegreert
Forum voor Democratie, al verbaast de topsnelheid waarmee het gebeurt, nu partijleden
eindelijk zich geshanghaaid weten. Alsnog wordt een haiku van Willem
Schinkel bewaarheid:
Twitter. Gelukkig
legt iemand het allemaal
nog eens rustig uit.
Evenmin een verbindend
effect sorteerde de spraakmakende open
brief van Annabel Nanninga, die wel opmerkelijk was gestileerd voor een
politica, een Eerste Kamerlid nog wel. Niet alleen was de taal expliciet, ze was ook soepel en retorisch. Nanninga’s belangrijkste stelling
over FvD formuleerde ze bovendien in een traditie: ‘De rokende
puinhopen van wat ooit de grootste partij van Nederland was, walmden onfrisse
bruine dampen.’
Net zoals Theo
Francken een paar jaar terug in polemische nood, ent Nanninga zich op een
beeld van Pim Fortuyn. Bij hem kleurden de puinhopen toen paars,
bij de FvD een helaas
gekend bruin dat zowel rookt, walmt als onfris is. Maar doordat Nanninga er
de eigen gelederen mee benoemt, is de beschuldiging heftiger. Daarbij dringt
zich wel de vraag of haar taal kan ontsnappen aan hetgeen ze anderen aanwrijft.
Die vraag lijkt
een beetje guilt by association,
omdat Nanninga nu eenmaal een bedenkelijke staat
van dienst heeft bij het aanduiden van mensen met wie ze zich blijkbaar niet
verwant voelt – haar excuus ‘humor’ valt niet te controleren zonder
intentieprocessen te voeren.
Uit Nanninga’s
open brief blijkt bijna onmiddellijk dat ze theatraal haar punt wil maken. De
partij ‘hinkstapspringt’ volgens haar van begin af door de controverses. En
inmiddels heeft ze, behalve natuurlijk op de weergaloos egomane Baudet, haar pijlen
gericht op ‘nazistische relpubers’ die tot de JFVD
behoren en wier leeftijd niet
per definitie de sympathie van de partijleider geniet.
Die kwalificatie relpuber klinkt vertrouwd, maar erg oud
is ze niet. Van oudsher kent het Nederlands de ‘relletjesmaker’ en de ‘relschopper/reltrapper’,
en dankzij Reve de ‘relletjesvoyeur’,
maar volgens mij is het pas sinds de brede verbreiding van het internet dat samenstellingen
met ‘rel-‘ gemeengoed zijn. Van Dale
voegde in oktober 2007 het lemma van de ‘reltoerist’ toe. Om diens scala van
daden te dekken was de hooligan kennelijk te monomaan en beriep de ramptoerist
zich nog op oude media.
Eén zin uit
Nanninga’s open brief, gepubliceerd op dinsdag, bevat alle ingrediënten van
theatraliteit. Ze blikt daarin terug op het zeer nabije verleden:
Een weekend waarin
de partijleider liever de hele partij in de open haard flikkert, dan gewoon
stante pede overgaat tot het uitroken, ontslaan en royeren van foute elementen.
Geen diplomatiek
taalgebruik, zou mijn moedertje hebben gezegd. Maar in zekere zin is het dat
juist wel, omdat Nanninga hier uitgekiend formuleert. Het ordinaire ‘flikkert’
strijdt tegen het deftige ‘royeren’, de polariteit ‘gewoon stante pede’ die
strikt genomen helemaal overbodig is, het kopiëren van uitgerekend het linkse
oerverwijt ‘fout’…
Zelfs formeel haalt
ze de retorica van stal, door de Regel van Drie los te laten op de kwaaie
pieren uit haar partij: uitroken, ontslaan en royeren.
Ik heb gepiekerd
over de beginbehandeling. Wat is dat eigenlijk, uitroken? Het werkwoord is hier
overgankelijk gebruikt. Dan geeft Van
Dale drie betekenissen:
1 ten einde roken
•een
pijp, sigaar uitroken
2 door roken (beroken) zuiveren, ontsmetten
•kamers
uitroken
3 door roken verdrijven, uit zijn schuilplaats
jagen
•vossen,
dassen uitroken
Geen van de drie dekt wat Nanninga suggereert, omdat het
handelingen zijn waarbij letterlijk rook te pas komt. Wat met de foute
elementen uit FvD bewerkstelligd wil, is uiteraard figuurlijk. En dan zijn ‘zuiveren’
en ‘ontsmetten’ wel curieuze werkwoorden. En stemt het onaangenaam dat er ook
dieren de klos kunnen zijn, alsof ze tot een lagere orde behoren (dan mensen).
Wie doorklikt op Van
Dale, komt via ‘uitroken’ bovendien bij een diersoort die notoir als
hinderlijk geldt: ‘wespennest’. Daarvan kennen we evengoed de figuurlijke
betekenis. Het woordenboek geeft er enige fraaie bijna-synoniemen bij: adderkluwen,
haaienvijver, krabbenmand, krokodillenvijver, slangenkuil.
Wat inspireert het dierenrijk de taal toch! Wel klinken bij twee
van deze bijna-synoniemen voor mij bepaalde onaangename gevoelsuitstotingen mee
(goeie rancune is niet vies). Mijn oor herkent ze van aanvallen op vermeende
machthebbers die zonder bewijs een tekort aan integriteit hebben. De ‘elite’
woont steevast in een krabbenmand of slangenkuil. En de dienstdoende bioloog stomtoevallig
daarbuiten.
Nu doe ik wel degelijk aan guilt
by association, lui als ik ben om, op een vrijdagmiddag met nog enige ouderlijke
verplichtingen voor de boeg, een paar uur te surfen naar bewijsplaatsen. Door
dat stomme werkwoordje ‘uitroken’ ben ik al overtuigd. Het past in een sociolect
waarin ‘neqschot’ ironisch heet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten