woensdag 19 november 2025

Zachtjez

 


 

 

Ben ik eens enthousiast over een bundel, dan blijkt iedereen het te zijn geweest. Nu ja, het handjevol dat ‘de’ poëziekritiek bemenst. Dan ben ik toch confuus. In dit literair klimaat is bijvoorbeeld Menno Wigman op het zadel der eeuwige klassiekerigheid gehesen, en stuiten critici reeds in het begin van Addertje op: ‘tegen de avond laten de gierzwaluwen in het zwerk / zich in slaap wiegen door een of andere thematiek’.

Anders gezegd kan Jolanda Kooijmans makkelijk worden beticht van meligheid en metabewustzijn, twee onhebbelijkheden die mij na aan het hart liggen. Maar hoe pakken ze uit? Gelukkig is Addertje overvol, zonder verantwoordingsvertoon van het ontleende of eventueel voorgepubliceerde, zonder motto of millennialdankwoord of zelfs maar een inhoudsopgave. Vier afdelingen. Ze zijn volgens mij stripverhalen. Laat ik dan één tekening onder de loep nemen:

 

we kijken vaak teevee, de oude man en ik

voor wat vibratie in de avondpooz

ook nu

op zekere avond

in de late herfst van de late jaren 1970

 

een uitslaande brand

oorlog, kettingbotsing, moordpartij

landweg bezaaid

accordeonmuziek

mensen in lange rijen deinen met de ellebogen in elkaar gehaakt

applauz!

we nemen bona mee

ome Drie begint zachtjez te snurken

 

dan opeens krsjkd! grdsjgr! qfcrsrr!

 

sneeuw

 

even geduld a.u.b.

 

sneeuw

 

even geduld a.u.b.

 

Voordat ik aan het eind van de openingsstrofe begrijp wanneer ze speelt, wist ik het al (dit is een vreemde zin). Vanwege de spelling van ‘teevee’, à la Doe Maar. Die Centraal-Oost-Noordbrabanders begonnen dan wel pas goed in de jaren tachtig, maar waren toen al ouder en hadden de voorspoed van het decennium dat Kooijmans hier oproept achter zich gelaten. ‘De bom’ markeerde een ontnuchterde mentaliteit.

In de vrolijkheid van de jaren zeventig ontwaren historici gewoonlijk een knik, die in 1979 met geen mogelijkheid meer terug te buigen viel. Neoliberalisme kreeg voet aan de grond. De ‘late herfst’ zou je dan symbolisch kunnen lezen, maar ze ging destijds letterlijk zo over de tong, naar aanleiding van de doodbloedende acties van de RAF.

Ook vanuit de gedempte revolutie, begonnen in de jaren zestig, klinkt het woord ‘vibratie’ gedateerd, en ‘ávondpooz’ natuurlijk helemaal, bekrachtigd door de spelling. Het is al geconstateerd: die eind-z doordesemt deze hele afdeling, passend palindromisch Zuuz geheten. Zelf hoor ik hier, over televisie gesproken, de dictie van Swiebertje, over wie wel is beweerd dat zijn idioom dat van Wilders voedde. En alleen al de naam Zuuz heeft iets hardzachts, zoals eerder in de bundel het personage Herfstbro niet helemaal noncha is.

De grimmigheid die met de late jaren zeventig wordt geassocieerd komt terug in de televisiebeelden waarmee de tweede strofe begint. De oorlog kan in Afghanistan zijn. Daartegenover dan de deinende mensen, waarbij ‘bezaaid’ een schakelwoord kan zijn. Het is gangbaar in combinatie met lijken, maar evengoed met confetti.

Daarmee doemt de januskop van het decennium. De accordeon roept een carnavalssfeertje op, en het geschommel aan de ellebogen bij mij zelfs de vakterm holladijee. Wellicht toon ik me dan te veel Brabander, geïnspireerd door Kooijmans’ Addertje zelf waarin meneer pastoor een gekende vuns is. Of steekt ze de provinciegrenzen over?

Ook zonder carnavalsassociaties is het opgelegd vrolijke ellebogengedein contemporain eventueel te koppelen aan het liedjes-van-eigen-bodemprogramma Op losse groeven. Er was allicht een jongste bediende die de rijen na elk nummer maande tot ‘applauz!’. Het uitroepteken indiceert de gewenste orkaankracht. Kooijmans citeert er een toenmalige, op muziek gezette slogan bij van het botermerk Bona – die door de blatende AI-assistent van Google voor ‘Calvé Pindakaas uit de jaren tachtig’ wordt versleten.

De vrolijkheid blijkt toch wat te weinig beklijvend voor de medetelevisiekijker, ome Drie. Het getal in die bijnaam (van Driekus?) deed me beseffen dat er in die jaren, jongeluitjes, slechts twee kanalen waren. En dat het beeld geregeld wegviel, waarna de mededeling in de laatste strofe. Uitgehouwen in het wit, waarbij dubbeltalent Kooijmans de beeldend kunstenaar in zichzelf de vrije hand geeft.

Het kon trouwens gebeuren dat het even-geduldbeeld op zijn beurt begon te trillen. Afhankelijk van atmosfeer en wind, die op het dak de antenne bespeelden wier aanwezigheid in het straatbeeld is vastgelegd door pakweg drie decennia historische Nederlandse literatuur vanaf 1950. Mij ontroeren de drie ambachtelijke puntjes in de afkorting voor alstublieft, die tegenwoordig voor de efficiency makkelijk verdwijnen.

Fijn gedicht, maar waarom noemde ik het een striptekening? De aanzet gaf ‘krsjkd! grdsjgr! qfcrsrr!’. Onomatopeïsch gedoe uit de televisie, dat in de mythomane wereld die Kooijmans oproept is veroorzaakt door de slaapgeluiden die ome Drie maakt. Mij wijzen die naar de grawlix. Zoals al die z-ten me al toonden: in strips het teken van gesnurk. Overigens zie ik in ‘applauz’ nog iets hips uit de jaren zeventig, dat toen ook te vinden viel in Herman Broods elpeetitel Shpritsz (al die medeklinkers!) en tegenwoordig een sluimerend bestaan leidt in greetz.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten