zondag 31 december 2023

Om assonanties

 

 

 

 

Stop met terugkijken! Bijna een maand naar de Filistijnen met lijstjes van niet geheel onverwachte namen. Maar toch, de veelvuldige lof voor Luister van Sacha Bronwasser doet me besluiten die roman zelf te lezen. Bijna grimmig begin ik eraan, aan mij ontsnappen al aanmerkingen terwijl ik me vermaak. En doorlees en doorlees.

Een Parijs-boek, waarvan de kiem ligt in Bronwassers verblijf anno 1989, als prille twintiger, de vormende tijd. Ook haar stonden bij het schrijven in eerste instantie toenmalige aanslagen niet meer bij. Het decor doet vertrouwder aan dan wanneer personages hadden rondgelopen door Amsterdam, dé plaats van handeling in Nederlandse literatuur.

Was in Nootebooms roman Rituelen herinnering een hond die gaat liggen waar hij wil, in Luister vertegenwoordigt het dier angsten die buiten de supermarkt geduldig op je wachten. Klinkt even logisch en wonderbaarlijk.

Alleen het detail van de ‘headbone connected to the highbone’ enz, toegeschreven aan de destijds razend populaire of hippe serie The Singing Detective, kan ik niet thuisbrengen. Google brengt me de ‘Skeleton Dance’, maar dat is een instrumentaal kinderwerk uit de jaren twintig van Walt Disney. Dan maar de serie laten draaien en stuiten op ‘Dry Bones’.

De vijf delen van Luister schakelen telkens een werkelijkheidsniveau dieper, trekken een scherm weg, totdat je als lezer, die de ongemakkelijke intro over de aanslagen van Islamitische Staat achter zich dacht te hebben gelaten, voelt waar het op uitdraait en een hoop opstart.

Des te erger dat de gehaaide kunstenares in dit boek op de toppen van haar succes kennismaakt met een cultuurbegeleidster die zich voordoet als intieme vriendin. ‘Het spleetje tussen haar tanden geeft haar iets van een kind.’

Dus ja, het naturalistische scenario, waarvoor men zou moeten leren te berusten, wordt bewaarheid.

Opmerkelijk, Bronwassers boek verscheen bij Ambo-Anthos, dus niet bij een klassieke fictie-uitgeverij uit onze Parijse jaren.

 

 

*

Om assonanties heb ik altijd moeten lachen – de kitsch en het gemak! In zijn Duitsland 1923 schetst Volker Ullrich de tegenstelling tussen absurd rijk en arm echter zeer effectief door bij de getroffenen onder meer ‘stoephoeren’ te situeren. Minder had toch ‘straatprostituees’ overtuigd. Wel raadpleeg ik de vertaling, dus wat schreef Ullrich eigenlijk zelf? Volgens GoogleTranslate ‘Bürgersteig’, volgens DeepL ‘Straßenhure’ of ‘Pflasterer’.

Overigens meldt Ullrich ook dat een zekere Adolf Hitler anno mei (in Circus Krone) heeft verkondigd: ‘Duitse landgenoten, word wakker!’ De rodepotlodist in mij is geneigd achter de d van de imperatief een t toe te voegen, analoog aan de ideologische tegenpool: ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde!’ En Hitlers vroege medewerker Rudolf Hess krijgt in Duitsland 1923 een ringel-s (Heß) aan zijn gat.

 

 

*

Aan het taalkundig genie, die een jaar voor haar eindexamen bij het vak Nederlands al opgezadeld wordt met de APA-stijl, deed ik All ‘n All van Earth, Wind & Fire cadeau. De elpee heb ik zelf en draai ik nooit, en de cd is nu voor haar. In niet-aflatende pogingen mijn kinderen te indoctrineren met wat in de uitgeverswereld ‘kwaliteit’ wordt genoemd en dat ik wil aanzien voor een breed spectrum.

Goede smaak is voor anderen. Ik weet nog hoe visceraal mijn afkeer was van Earth, Wind & Fire, conform de polarisatie van de jaren zeventig die ik had geïnternaliseerd: naar mijn stellige overtuiging was dat bandje ‘commercieel’ en bracht disco voort.

Het eerste klopt, het tweede niet. Ondertussen had ik niet in de smiezen dat een nummer van die elpee de zalige tune was van het radioprogramma De Avondspits (‘brengt je dichter bij de hits’). Het duurde jaren voordat ik deze funk accepteerde. Over afzienbare tijd bereikt All ’n All een respectabele ronde leeftijd, wat allicht leidt tot een ‘50th Anniversary Edition’, ingeleid door de Volker Ullrich van de funk.

Telkens als liedjes van de elpee me bereiken, al dan niet in covervorm, ben ik verbluft. En bovenal: wat is dit toch dansbaar. Het openingsnummer liet nochtans geen misverstand bestaan: ‘As long as you’re near / There’s no fear / Of a victory’.

 

 

*

Al weken wil ik ‘iets schrijven over Gaza’ nu de dichtbegeerte me heeft aangeraakt, maar ik durf niet, dat stomme Nederlands en mijn beperkte blik en kennis en ervaring, en wat vermag solidariteit tegenover buitenstaanderschap, zelfs als Nederlander extra muros die meedeed aan verkiezingen waar AI stemadvies bleek te hebben gegeven. En nu is het al bijna 2024. Een kalm soort paniek, zoals eind jaren tachtig op het plein bij Centre Pompidou een digitale secondenklok aftelde tot het jaar 2000.

 

 

*

Het debat over de stijl van Lale Gül gaat voort. Dat is fijn en leerzaam, maar zo onderhand mogen er drie dingen worden vastgesteld. Alle bijdragen komen van ‘autochtone ’meneren, zoals ik er ook eentje ben. Sommigen onder hen pronken zelfs met het eigen uitdrukkingsvermogen, wanneer ze Gül tekort vinden schieten.

Ten tweede blijft de stijl onbesproken van anderen, auteurs die heden als superstilisten in de lucht worden gestoken. Kitschproducenten die als highbrow gelden, opportunisten die rechters over hun tijd zouden zijn, columnisten die essayistiek zouden bedrijven, narcisten die voor maatschappijcritici doorgaan, journalisten die filosofen blijken – en ieder voor zich met veel meer titels op hun naam dan Gül én met veel minder maatschappelijke relevantie dan Ik ga leven.

Mijn derde en laatste opmerking vooraf is dat haar sympathisanten met Multatuli afkomen, wat echt te veel eer is. Zelf dus idolaat van All ‘n All hoor ik daar heus geen ‘Alles is in alles’.

Steeds overtuigender in het debat is het idee dat neerlandici niet moeten proberen regels op te leggen. Toevallig zag ik een documentaire over Little Richard, waarin werd gesteld dat de soundtrack van je leven begint wanneer je ouders jouw favoriete liedje afkeuren. Correcties kunnen averechts uitpakken. En taalverandering naturel oproepen?

Hoewel Ik ga leven volgens mij eer betoont aan taal en een institutie als de bibliotheek prijst, zouden regels, begrijp ik, Gül en haar bovengemiddelde aantal lezers onverschillig laten. Dat maakt van de taaldocent een droevige en zure figuur, voor wiens publiek ‘mattheuseffect’ een woord blijft.

Ik zou benieuwd zijn naar de sociaaleconomische achtergrond van deze groep onverschilligen. Dat is immers een pijnlijke parameter bij taal, voor een genuanceerd antwoord op de vraag wie neemt wie serieus. Een parameter ook die een illusoire ‘elite’ in het leven roept die niet snapt dat zijn tijd voorbij is en die, bij uit de aderen vloeiende kracht, alleen nog maar feestvreugde dempt. Uit de evangelische blijheid waarin taal iets heet om mee te spelen en te dansen.

Maar Earth, Wind & Fire toonde ten overvloede dat het weinigen gegeven is een dans te ontwerpen. Het lukt al zeker niet wanneer uit een latere song en stijl het motto ‘Here we are now, entertain us’ regeert, dat overigens representatief zou zijn voor mijn generatie. Zelf zeulde ik in mijn Parijse vlaag, bevrijd van de universiteit, rond met Augustinus’ Belijdenissen (uitg. Ambo) en moest opnieuw leren lopen door deze taal en haar referenties.

Mijn indruk is dat jongeren nu, bevrijd van middelbaar onderwijs, de boodschap belangrijker vinden dan de verpakking en dat ze zichzelf sowieso prima vinden schrijven. En het is waar, hun stijl wijkt niet noemenswaard af van die in teksten die hun autoriteiten publiceren.

Klinkt dit cultuurpessimistisch, met berusting als ondertoon? Mijn afgelopen jaar gememoreerde weddenschap met studenten over de auteursnaam van de roman Ulysses kreeg een verrassende wending. Ik begon over mijn beloning van 100 euro toen me een ongemakje bekroop dat ik deelde: iemand zou het toch niet toevallig wél weten?

En zo geschiedde. Nu hoef ik het komend jaar alleen nog tijd te vinden om dat boek van James Joyce eindelijk te lezen, met de vertalingen ernaast.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten