Nadat op Neerlandistiek.nl het debat werd heropend over de stijl van Lale Gül, vroeg ik me
af wat daar eigenlijk zoal precies onder valt. Het persoonlijkste van auteurs
zit volgens mij in het aanbrengen van interpunctie en alinea’s. Dat gebeurt
grotendeels intuïtief, als respectievelijk de ademhaling en de armgebaren van
een tekst, en zonder woordenboeken en andere referentiewerken met hulp waarvan de
buitenkant van een stijl kan worden opgetuigd.
Wat nog meer? Ik
doe een suggestie, die Güls debuut Ik ga
leven me heeft gedaan. Telkens als De Profeet genoemd wordt, voegt zij
(haar verteller) toe: ‘vrede zij met hem’. Maar omdat de frequentie soms
behoorlijk oploopt, kan ze binnen twee pagina’s zowel ‘(v.z.m.h.)’ als ‘(vzmh)’
spellen. Profane afkorting én inconsequente toepassing ervan behoren volgens
mij tot Güls stijl.
Mij verleidden afkortingen
tot het aanleggen van typisch zo’n verzameling die ik, na een project waar acroniemen meetrilden, enthousiast begon
maar snel liet liggen. Toch staat me bij wat me eraan fascineerde.
Een afkorting
zegt iets over haar tijd. Nog in mijn jeugd bestond titulatuur, te
vinden op drukwerk en vooral op handgeschreven enveloppen. Mij werd duidelijk
dat er verschil gaapte tussen ‘weledel’ en ‘hoogedel’ en dat bij wetenschappers
de graad van geleerdheid viel af te meten aan zulke stempels. Oneerlijk! Mijn
medeleven met achternamen waar s.s.t.t.
bij stond, was zo groot dat ik later als afgestudeerde knaap een
rubriek onder die naam opende. En vastliep.
Dit voelt
inmiddels aan als de prehistorie, hoewel ik nooit de indruk heb gekregen dat
een zogeheten standenmaatschappij met een waaier aan hiërarchische verhoudingen
verdwenen is. Integendeel.
Wel heeft het
huidige tijdperk handschriften geparkeerd, terwijl er afkortingen bijgekomen
zijn die ik juist met een krabbel associeer, zoals fyi (bij forwards) en asap. Met beide voorbeelden kunnen
kwaadwillenden de vermeende verengelsing van het Nederlands aan de kaak
stellen, die ook in gps en GPT zit maar die hier subtieler lijkt te infiltreren.
Aan asap kleeft bovendien de paradox dat hij meer tijd kost dan het oer-Hollandse
zsm.
En qua
geleerdheid meen ik te worden geconfronteerd met een toekomst, wanneer ik
kennisneem van nogal lange lijsten met bijzondere statuten die studenten hebben
vanwege ziektes die steevast in afkortingen zijn vervat. Daarbij is ADHD maar
het topje van de ijsberg. Herkenbaarder, vermoedelijk tijdloos, is hun fomo.
In mijn achtergelaten
verzameling tref ik, naast Güls voorbeeld, slechts twee andere innovatietjes
aan. Hind Fraihi stelde in haar pamflet Antipode een ‘BBB-programma’ voor om
maatschappelijke problemen te verhelpen. Met fitness voor buik, benen en
billen? Of met de opvattingen van de BoerBurgerBeweging? Nee natuurlijk, Fraihi
doelde op benoemen, begrijpen en bestrijden. Klonk plots als de 3 r’s van de aloude
zedelijke opvoeding (reinheid, rust en regelmaat).
En in zijn rare boek Verlichting onder vuur, waarin
hij besluit dat hij vroeger voor Malcolm X werd gehouden en nu voor Uncle Tom, gebruikt
Dyab Abou Jahjah binnen twee bladzijden zowel de gebruikelijke datering ‘v.
Chr’ als ‘v.o.j.’. Even consequent als Gül? Of zou dat laatste inclusiever zijn
door het bezittelijk voornaamwoord in ‘voor onze jaartelling’?
Meer heb ik dus niet. Uit gebrek aan stijl? Bijna zeker is op
Abou Jahjahs pagina 233 ‘En raad eens wat’ geïnspireerd
door Guess what. Hé, zo heette ooit
een bandje waarin ik op de presentatie van mijn debuut, enz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten