En garde! Van het Nederlandse boekenwezen ontving ik een enorme
rechthoekige doos van karton waarin, als een schijf in een sjoelbak, een miniem
boekje zat. Dit was de maximenverzameling Waarover
je niet zwijgen kan, samengesteld door Martin de Haan en Rokus Hofstede.
Waarom gooide ze de ruit van mijn verwachtingen in?
Ik had voordien
mijn trots amper weten te onderdrukken. Tussen gouden doden mee mogen doen aan
een boek van de prestigieuze uitgeverij Athenaeum ‒ Polak & Van Gennep! Ik stelde me er
meteen iets leeslinterigs en omvangrijks bij voor. Maar het bleek iets voor in
de binnenzak, met een stickertje 12,50.
Het lag nog op tafel toen de gourmande
het zag en vroeg of ik het boek bij de Action had gekocht.
Bijna was ik verontwaardigd, toen het besef indaalde dat dit
een uitstekende associatie van haar was. Maximen of hoe je ze ook wilt noemen
en nuanceren (sententies, aforismen) richten zich op dagelijks gebruik, een
steun voor wie zoekt of gewoon even adem wil halen. Zoals een Bijbel, die je
evengoed in je zak kunt steken voor onderweg.
Verfrissend wel, net zoals de keuze die De Haan en Hofstede hebben
gemaakt uit de verzameling die ze sinds 2011 op een eigen website aanlegden, met als motto
‘Citeren is toegestaan, ja zelfs sterk aanbevolen (met vermelding van de bron).’
In hun nawoord
melden ze dat ze de aforistische aandrift van sommige auteurs hadden
herontdekt. En dat ze werk ontfutselden aan literaire vrienden en
collega-vertalers.
In het laatste schuilt immers De Haans en Hofstedes stiel. Dan
ligt het accent op het Frans. En lucht het inderdaad op dat ‘Angelsaksische
auteurs opvallend afwezig’ zijn. De zo bestreden overheersing is al gaande
sinds mijn generatie de universiteit bezocht, of anders die van de millennials –
die nu misschien kritisch turven hoeveel niet-mannen en niet-witten er in de
bloemlezing aanwezig zijn. Mij verbluft nochtans de plots ontstane meerstemmigheid.
Voor de duur van dit boek lijkt het even niet alsof alle internationale kranten
exclusief in New York huizen.
Inzake het Nederlandse taalgebied melden De Haan en Hofstede
dat Belgische auteurs goed zijn vertegenwoordigd. Da’s ook wel eens leuk, met bijvoorbeeld Gust Gils. Net
zoals uit het noorden, behalve uiteraard
Multatuli, Jan Emmens aan te treffen, terwijl van de verwachte Grunberg
geen spoor is. Maar hét aforisme dat ongetwijfeld welbewust ontbreekt in Waarover je niet zwijgen kan, staat op
naam van K. Schippers voor wie ik een
groot zwak heb.
Zijn bijdrage heeft wel een ontwikkeling doorgemaakt,
waarbij internet me nu eens niet uit de brand kan helpen. Volgens de
ene bron was het al in een kwatrijnvorm dat Schippers in 1959 zijn
tijdschrift Barbarber van een
programmatische tekst voorzag, volgens andere bronnen was het in 1963 een
gewone zin tussen een andere gedachten in zijn debuutbundel
De waarheid als De koe.
Hoe dan ook bevatte dit aforisme in spe, om de voorwaardelijke
bijzin kracht bij te zetten, nog een schakelend voegwoordje ‘dan’. Dat
verdwijnt in de definitieve versie, die zeker die kwatrijnvorm heeft. In een zelfstandig
gedicht, getiteld De ontdekking:
Als je goed om
je heen kijkt
zie je dat alles
gekleurd is
Zo laat Schippers deze stelling anno 1976 thuiskomen in de bundel Een vis zwemt uit zijn taalgebied. Voor
een maxime heeft het ontbreken van ‘dan’ – tussen ‘kijkt’ en ‘zie’ – gunstige gevolgen.
Verdere eliminatie van taalbouwstenen zou de overtuigingskracht echter geen
goed doen, denk ik. Zoals in een Croma-constructie: ‘Kijk je
goed om / je heen / zie je dat alles /
gekleurd is’.
Hoe dan ook heeft de tijd het vierregelige miniatuurtje ontmanteld
tot een autonome zin, waardoor bijvoorbeeld het grappige enjambement in regel 1
foetsie is. Wijsheid overweldigde blijkbaar de regelafbrekingen. Voor de goede
orde moet dan vermeld dat Schippers haar zelf al zo hergebruikte, zonder
aanhalingstekens, in zijn
roman Bewijsmateriaal uit 1978.
Dat boek heb ik evenmin in huis, zodat ik de verschillende maxime-versies
op internet niet kan controleren. De
ene bron stelt: ‘Als je goed om je heen kijkt, dan zie je dat alles
gekleurd is’, zodat er geschrapte woordje terug aan zet is, samen met een
komma. Volgens een
andere bron staat ‘dan’ niet in de roman, maar de komma wel. Beide bronnen stammen
trouwens uit hetzelfde tijdschrift voor neerlandistiek.
Zelf ben ik inmiddels talloze keren gestuit op (varianten op) het maxime, in beschouwingen maar evengoed bij gesprekken waar de bron gul bij wordt vermeld. Het lijkt me uniek dat dit zelden geschiedt op snobistische wijze, in de trant van ‘Kees Schippers zei dat ooit eens.’ Bovenal blijkt het zinnetje zo open te staan, dat er uiteenlopende interpretaties van mogelijk zijn.
In eerste instantie was het een nuchter gesteld pleidooi
voor precieze waarneming. De definitieve versie in Een vis zwemt uit zijn taalgebied kende er een treffende opdracht
aan toe voor ‘Ph. M.’, de begaafde fotograaf
die kleurenblind was.
Later diende Als je
goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is volgens mij meer de
overtuiging dat elke waarneming betrekkelijk is in haar waarheidsaanspraak,
omdat ze op epistemologische grenzen botst. Literair-historisch maakte het
vrolijke Barbarber aldus plaats voor het
tijdschrift De Revisor dat kentheoretische
accenten legde.
Na die schijnbaar pretentieuze toe-eigening bood het
nuchtere kantje aan het maxime kansen voor pretentieloosheid van de
zelfverklaarde open geest. Het werd in 1990 de titel van een bloemlezing
uit jeugdpoëzie, waarvan de samenstelling overigens lag bij Tine van Buul
en Schippers’ dochter Bianca Stigter. Vooral de ondertitel ‘gedichten voor
kinderen van alle leeftijden’ fungeerde als breekijzer.
De afstand wordt zo meteen verkleind tot de inzet van Als je goed om je heen kijkt zie je dat
alles gekleurd is voor positief denken, psychologisch dus. Niet zo somber, met
dat zwart en wit! Daarbij zou Schippers’ maxime depressies kunnen voorkomen en
krijgt literatuur een helende kracht van troost en zelfzorg.
De laatste recyclingsoptie die me voor het maxime te binnen schiet
heeft te maken met wat ik maar even onmachtig ‘identiteitspolitiek’ noem. Ik
denk dan aan Alain Badious poging om universalisme
te vrijwaren van schematisme, zoals hij dat aantrof in postkolonialisme.
Alleen al in de huid van mensen zag hij zoveel nuanceverschillen, alsof het Pantone-belichamingen zijn, dat zwart en
wit (of rood of geel) volgens hem niet langer houdbaar zijn.
Deze toepassing van Schippers wringt wel, omdat Badiou
letterlijk besluit dat de mensheid juist geen kleur heeft. Herlees het maxime
dan met de nadruk op ‘alles’.
Snel over naar een variant die ronduit schrijnt. Ik vrees namelijk
dat Als je goed om je heen kijkt, zie je
dat alles gekleurd is zelfs onweerlegbaar kan zijn voor een misnoegd
deel van electoraten die vinden dat ‘hun’ land kapotgaat aan onlelieblanke asielzoekers,
vluchtelingen en ander getint falderappes.
Eerlijk gezegd had ik gehoopt nog op een andere manier mijn
bewering kracht bij te zetten talloze keren op Schippers’ maxime te zijn
gestuit. Namelijk door varianten. Maar mijn geheugen faalt en die luilak van
een Google wil ook al niet helpen. Dus blijft het er vandaag bij eentje, wel
kakelvers.
Daniël Rovers’ nieuwe boek In één vloeiende beweging (2023) bevat
een essay over de complexe kunst van het dansen. Daarvan luidt de
een-na-laatste zin: ‘Als je goed om je heen kijkt, merk je dat niemand zonder
fouten blijft.’ Hadden De Haan en Hofstede die opgenomen wanneer ze er op tijd
bij hadden kunnen zijn? Na de komma wordt de sfeer in de zin bijna Bijbels en
refereert misschien aan een andere potentiële kandidaat in dat boek,
betreffende zonde en
eerste steen.
Het boekje van Rovers had ik een luttele dagen eerder dan de
sjoelschijf van De Haan en Hofstede. En verrek, ze kennen hetzelfde kleine
formaat, dezelfde harde kaft en tellen precies evenveel pagina’s. Alleen is
Rovers’ essaybundel exact tweemaal zo duur. Is dat de prijs die de
werkelijkheid voor de status van een maxime moet betalen? Of vergt het essaygenre
andere leescapaciteiten?
In Waarover je niet
zwijgen kan wordt het woord natuurlijk ook even genomen door Marcel Proust:
‘Je kunt de taal alleen verdedigen door haar aan te vallen’.
Update
Een goede fee stuurt me bovenstaande, prettig vage afbeelding van de vroege
Barbarber-versie (1959). Daar blijkt
de titel De ontdekking al te bestaan maar is er, nog los van ‘dan’, wel degelijk verschil met het eindresultaat uit
1976: in de eerste regel geen enjambement!
Zo’n drie weken na dato werd deze blogpost overgenomen door Neerlandistiek en kreeg daar een grappige comment van Luc Vrielinck (waarin hij ChatGPT losliet op het Schippers-citaat) en een beschamende comment van Koen van Gulik (waarin hij me de uitgeversles spelde): https://neerlandistiek.nl/2023/12/niemand-zonder-fouten/
BeantwoordenVerwijderen