In de week dat
Poetin een oorlog begon die zo onbegrijpelijk is dat kenners haar alleen kunnen
duiden uit de
stand van zijn wenkbrauwen en duimen, had ik meningen.
Eentje ging over
een onbegrijpelijk
boek en de dermate onbegrijpelijke reacties daarop dat ook de redacteur van
een kwaliteitskrant zich verbaasde over ‘de
hoeveelheid ophef’; een andere mening gold een verzameling
wetenschapsartikelen over het onbegrijpelijkste medium dat we gemakshalve
taal noemen.
Twee meningen, en
de week is nog niet eens voorbij! O conimex, o deuren.
Een tijd geleden
las ik van Jacob Groot Toen ik alle
dingen zag. Reis door de tijd van de provincie. Een reportage (2020).
Herkende ik wie of wat en waarom eigenlijk?
‘De typische Nederlander, zoals we allemaal weten,
wil zo weinig mogelijk eigenschappen gemeen hebben met de meerderheid van de
Nederlanders. Afkomstig uit het meest nederig gelegen land ter wereld, voert de
typische Nederlander bovendien overal en nergens het hoogste woord, alsof de
wereld alleen voor hem bestaat en de wereld dat zal weten ook. De typische
Nederlander is eigenlijk gewoon een solipsist.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten