woensdag 3 maart 2010

Wat nu? (10)

Deze reeks voorbereidend las ik onder meer polemieken van Gerrit Komrij. Ik had daar ooit iets over geschreven dat, weer, weinig super was. Niet alleen omdat Komrijs retorische strategieën gecompliceerd zijn – ik ontdek nu pas dat de polemieken geen polemiek voeren. De traditie wil dat alle tweederangs geattaqueerden door virtuoos gescheld op hen verzekerd zijn van een plek in de literatuurgeschiedenis. Herlezing van enige Komrijstukken leert echter dat veel namen van slachtoffers aan het vervagen zijn, en nu doodsdrift opdoemt: het lot van de polemist die teert op zijn sloopwaar. Die indruk steunt mede op een documentaire, die een onbedoeld bijeffect sorteerde. De auteur verwijlde in permanente respons, van ‘Wat zouden we vanavond te eten krijgen’ tot ‘Ha, de nieuwe Poëziekrant’. Dan wordt het logisch dat de kritiek niet verder komt dan afzeiken. Het procedé van citaat gevolgd door commentaar op de stijl, met beletseltekens, mag aldus niet als een truc worden afgedaan, want is… existentieel – bij het gedurig documenteren bekruipt mij al het gevoel dat ik leeggezogen word en er van mij, indien niet bij het taalkundig genie (‘jouw naam heet papa’), voor de duur van dit project niet meer overblijft dan een obsessie met vier ledematen. Vice versa zullen de schimpobjecten minstens zo moe worden van deze aanpak, die de omslag van Raster kan hebben beïnvloed. Door aan de (voor postmodernisten kwestieuze) buitenkant te sleutelen wilden de redacteuren van de al jaren bashende komrij-achtigen af. Er zit immers iets intimiderends aan hun ‘polemiek’: zinnen en redeneringen worden per definitie uit de context gelicht. Wie daar niet tegen kan, wordt de corrector van desinteresse in zichzelf. Vanuit dat perspectief is het opvallend dat De Reactor niet alleen minder, maar vooral ook andere stamgasten verwelkomt dan de onderwereld. Weerspiegelen zij het micro-universum van literaire tijdschriften, misschien durven zij comments te geven omdat ze niet meteen afgeschrikt worden. Want het geheel van parallellen moet voltooid: de onderwereld vindt in ‘polemiek’ zijn bestaan, met Komrij als lichtend voorbeeld. Hier zie ik een tweede niche voor het literaire tijdschrift: het entameren van ‘het debat’. Zelf begint het me bij die term steevast dun door de broek te lopen. Het wil ook maar niet wennen om in de week dat het kabinet-Balkenende valt te worden uitgenodigd mijn virtuele standpunt te bepalen tegenover de vraag ‘Moet Gerard Kemkers opstappen?’ Zachtjes kraaide ik dan ook victorie toen in een vlammende discussie over literaire tijdschriften die ‘het debat’ moesten outilleren , tot tweemaal toe de vraag rees ‘Welk debat?’ en er tweemaal geen antwoord kwam. Toch kan een waar debat fascinerend zijn, zeker nadat in de postideologie posities aan het schuiven zijn geslagen. Waar de Verlichting geen bewijzen voor en tegen levert! Of de islam! Hoe het neoliberalisme in het aanvuren van dynamiek de gemeenplaats heeft verlokt dat de drijfveer achter links stemmen lijkt: behoud! Daarbij is het internet natuurlijk een geweldig medium voor het debat. Misschien juist doordat er eerst meningen worden geplempt en bij tegensputtering pas informatie wordt ingewonnen, zijn ze behalve irritant en overbodig soms adembenemend, en verplichte stof om deze tijd te begrijpen. Want natuurlijk is bijvoorbeeld de subsidiecasus niet louter in literatuurland heikel. Saillant vind ik ook dat ‘belangenverstrengeling’ inmiddels evengoed vanuit de bovenwereld gedetecteerd wordt. Ik opperde al dat Van Bastelaere en de onderwereld geen vrolijke vrienden zijn en dezelfde methoden gebruiken om dat te tonen, maar ook inhoudelijk blijkt er verwantschap. Waar het rode waas bij subsidies recent weer blonk, had er evengoed bij de klassedichter kunnen worden aangeklopt: het betrof het culturele middenveld. Ook Erwin Mortier, die normaliter nog een ander stoepje veegt, heeft zich hier krachtig tegen verzet. Zijn zij politiek dan ook bondgenoten? En terwijl in diverse toonhoogtes van verongelijktheid de onderwereld zich uitgesloten vindt, worden poëziecolumns van Henny Vrienten bij, breed opgemerkte, verschijning verstoten. Vrienten als jurylid is helemaal een brug te ver – een popmuzikant over edele poëzij, waar gaat het naartoe? Abstracter bezien laat de onderwereld onbesmuikt uitschijnen dat vroeger alles beter was: de bibliotheek, boekhandels, het (literatuur)onderwijs… In het geklaag over gebrek aan ‘niveau’, de teloorgang en de nivellering is er gelijkenis met de visie van een chronisch geschoffeerde auteur uit de bovenwereld. Of met die van Cyrille Offermans, ooit een roerganger van Raster. Internet bracht tot nu toe op literair vlak een contrarevolutie – zoals de Tea Party Movement het liefst alles zou terugdraaien. Maar de oude situatie deugde toch ook niet? Fijne conflictstof voor debatten die literatuur en maatschappij bijeen kunnen brengen. Prettige voorbeelden ook die op metaniveau zijn te belichten: wat een literair tijdschrift vermag. En de proef levert het bewijs: voor deze niche kan lastig de papieren verschijningsvorm gebruikt. Op weg naar het wereldwijde web zijn opiniepagina’s evenwel instructief. Daar wordt in formats gebekvecht over oppervlakteverschijnselen, niet over hun ideologische origine. De vooraf geproclameerde diversiteit noopt tot het spreken van dezelfde taal. Alain Badiou ziet in De ethiek, een boekje met reikwijdte, dat bij al dat respect voor verschil de Ander wel de parlementaire democratie moet aanhangen, de vrijheid van meningsuiting, de markteconomie, feminisme, ecologie… Vervolgens snapt hij dat de opinie de grondstof heet van alle communicatie, die op haar beurt wortels der democratie krijgt aangehecht. Maar de opinie vertolkt wat de spreker altijd al geweten heeft, zegt Badiou: voor waarheden moet een ontmoeting plaatshebben, in concrete omstandigheden. In plaats daarvan wist de oud-premier van België, waar het altijd verkiezingstijd is, onder de naam ‘essay’ een partijboodschap ter grootte van vier opiniestukken gepubliceerd te krijgen, wat een van zijn challengers daar niet onbeantwoord kon laten. Het medium van dienst rangschikte alle wijsheden, grote buur Frankrijk navolgend, maar onder de noemer ‘identiteitsdebat’. Want natuurlijk kan een debat deprimeren en schept internet nieuwe valkuilen. Langs welke moet een literair tijdschrift laveren? Nagekomen Een interpretatie van de recente Vlaamse politieke geschiedenis waarbij de ‘contrarevolutie’ een broertje krijgt in het theologisch klinkende ‘contrareformatie’, en even paradoxaal blijkt.

1 opmerking:

  1. Deze posting heeft elders commentaar gekregen: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/03/wat-nu-en-waarom.html

    BeantwoordenVerwijderen