Eind december 2006 maakte dagblad Trouw de internetbalans op. Van de 54.000 comments dat jaar hadden 25 mensen 20 procent voor hun rekening genomen. Vier van hen lichtten dat toe. Ze beschouwden de bezigheid als ‘afreageren’, soms unfair, waarvoor ze zich achteraf schaamden. Het leek op een hobby, die door een maximum aantal toegestane woorden handigheid vergde en waaraan vervolgens niet veel tijd hoefde besteed. Als zelfkwalificaties vielen ‘spel’ en ‘routine’ te noteren.
Voor mij is een boek de finish van een onderzoek dat in literaire tijdschriften of op dit weblog een eerste openbare versie kent. Maar door overproductie en hoge omloopsnelheid lijkt het alsof er in boeken probleemloos kan getest, terwijl op het provisoir ogende internet woorden verstarren. Zoekmachines schijnen zo zelfs toestanden te geven voor het fenomeen cv dat geen centrale verwarming aanduidt.
Getuige de ogenschijnlijk prominentere rol van huisregels en moderatoren zoekt het medium nog naar gedragsregels. Dat het mij ongemakkelijk maakt dat private en publieke ruimte in elkaar overvloeien, zal ouderwetsigheid indiceren. Ik heb althans gelezen dat ‘voor jongeren privacy geen issue is’, en voor de zoekmachinemeneren evenmin. Tegelijk is een literair blad bij uitstek gespitst op namen.
Internet, constateer ik op internet, is genadeloos door het tempo waarmee behalve informaties ook onwaarheden kunnen verveelvoudigd. Ik geloof best dat mensen die ‘hun lemma’ op Wikipedia mabelen aan ‘censuur’ of andere cosmetische operaties doen, maar evengoed dat die veranderingen een stap vooruit zijn; bedrijven passen als ‘gepersonaliseerde service’ een lemma aan. Ook de homo twitterans weet van wanten.
De drive waarmee de wereld zich met een kleine correctie terug wil, verraadt de onmacht die een getroffene deelachtig is. De Gulden Regel zal een remedie wezen (maar ook een hardleers type als ik weet: Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen).
Waarom dit verhaal, het gaat toch om literaire tijdschriften?
Mijn derde niche is de rentree van de gatekeeper via internet. Nu heeft zich zoiets als crowd sourcing op het denken vastgezet: burgers krijgen van alle kanten gegevens en passen daar de klassiek journalistieke filters op toe, zodat de chaos gedempt wordt en men weet wat waar is en goed. Ook verklaart het rumoerige deel van de literaire mensheid amper aan kwaliteit te hechten: als die al niet toegekend wordt op basis van corruptie, dan op basis van consensus, enz. Slot van dat liedje is dat kwaliteit niet bestaat.
Dat ik het daarmee oneens ben, doet er niet toe. De onderwereld biechtte namelijk zelf op dat ze, bij het luidruchtig beleden ongeloof, naar kwaliteit snakt. Verwekte technische kritiek op een Dichter des Vaderlands al serieuze reuring, de torenhoge hoeveelheid visies op de Turing poëziewedstrijd deed het bestaan van objectieve criteria vermoeden.
De uitslag van deze wedstrijd waarbij naamloze inzendingen getaxeerd werden, leverde voor de eerste twintig een variatie van amateurs en profs op. Uit de boezem van de jury bleek overigens dat er was voorgeselecteerd en ze niet alle 15.000 inzendingen gelezen had – én, door zich nadrukkelijk tot lezers te wenden in plaats van vakgenoten, haar deskundigheid relativeerde.
Niet alleen prijzengeld zet zoveel mensen ertoe aan hun dichterlijke creaties naar buiten te brengen. Er moet iets als een begeerte zijn beoordeeld te worden – en te hopen dat het genie niet postuum wordt ontdekt na sappeling in het spreekwoordelijke zolderkamertje. Hier zouden tijdschriftredacties iets kunnen terugdoen voor hun subsidies door poëzie-inzendingen openbaar te wegen, met mogelijkheid tot bezwaar.
Dit is een hoop werk, maar gatekeepers hebben natuurlijk evengoed een eigenbelang: netwerk en redactionele oefening (springplankfunctie). Een buitenpersoonlijk argument is dat die aan bladen gelinkte meldpunten een schat aan materiaal zouden opleveren over problematieken en poëtica’s die, opnieuw, de DBNL zou mogen verzamelen en catalogiseren. En tot slot kan er uiteraard fabuleus talent opstaan, en worden begeleid.
Het laatste refereert aan de kweekvijverfunctie, die voor literaire tijdschriften controversieel is geworden. Ik lepelde reeds het refrein op over debutanten via literaire agenten (de bekendste lanceerde onlangs een online tijdschrift), maar minstens zo evident is dat literatuurbladen scouting al jaren mijden. Sommige hebben met enige frequentie wel een debuutprijs, maar dat is een tussenweg omdat de aandacht niet structureel is.
De belangrijkste afleidingsmanoeuvre is het themanummer. Daardoor ligt de samenstelling van een aflevering vast, met ‘veilige’ namen, conform de succesvolste uitgeverij van de Lage Landen die niet opleiding maar overname tot haar specialiteit heeft gepromoveerd. De beate houding van de onderwereld jegens Komrij is aldus correct, hij doet tenminste wat. Ettelijke ongevraagde inzendingen keuren zijn collega’s niet meer. Eerder geschiedt het omgekeerde, wat ik eens ‘napublicatie’ noemde: een beginnend auteur van boeken die literaire tijdschriften binnen geduwd wordt, om een traditie voor hem te scheppen (cynische content).
Eigenlijk is dit gedrag curieus, omdat de eer hoog schijnt iemand te hebben ‘ontdekt’. Minder leuk is het zich te vergissen.
Mij lijkt dat men gewoon moet durven, zonder de doorsneegang naar derden te maken op wier autoriteit blind wordt vertrouwd. Daarnaast neemt de kans op missers af door de investering van tijd en aandacht – schaarse artikelen. Precies daar zouden literaire bladen luxe kunnen brengen. Het lijkt me kolossaal om op het web gedichten zich te zien ontwikkelen. Zoiets gebeurt al, maar bij mijn weten niet via versies waarbij glossen van een redacteur zijn te raadplegen en overwegingen bij correcties.
Als de dichter daarvoor toestemming geeft, zou men zelfs in dit artistiek voyeurisme kunnen participeren. Klinkt ranzig, maar uiteindelijk draagt het internet, wellicht juist met comments, een zelfcorrigerend vermogen in zich – en sowieso ontgaat me waarom internet geen rectificatieknop heeft.
De sterke punten van het medium (publieksbereik, deelname) ondervinden zo geen last van de zwakke (molest, geen gatekeepers); het laatste wordt zelfs gethematiseerd. Natuurlijk werkt het genre poëzie hier ideaal en wat mij betreft beperkt het zich, inzake het literaire tijdschrift, tot het internet. Wat kan de papieren versie dan redelijkerwijs bijdragen?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
deze posting heeft elders commentaar gekregen: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/03/de-reactieknop.html#comments
BeantwoordenVerwijderen