maandag 1 september 2025

Over moraalridderschap

 

 

 

 

In een grappig stukje lijstte Ewoud Sanders woorden op, besteed aan de terugtreding van het voltallige NSC-smaldeel uit het demissionaire kabinet. Hij lichtte er één speciaal toe: ‘shitshow’. Inderdaad een bijzonder woord dat bijdetijds klinkt. Het past misschien bij de toffe mengtaal waarin Tom Lanoye zijn geactualiseerde Reynaert de vos liet denken. Tegelijk had Sanders geen begrip voor het vertrek. Hij vond het onverantwoord, en ventileerde een hoger bezwaar dat hij op zijn beurt vatte in één woord voor de betrokken politici: ‘moraalridders’. Waar komt dat vandaan?

Ik hoor een tweeledig begrip. Een moraal-ridder combineert een fenomeen met een beroep. Zoals bet-weter, zeden-meester en zeden-preker. Of vanuit het Duits: de prinzipien-reiter. Bij alle vier bestaan voor hun activiteiten substantieven, en bij de eerste drie zelfs werkwoorden. Ze zijn best bekende verschijningen in Nederland, dat in zijn protestantse gedaante al te goed zou weten hoe anderen zich behoren te gedragen. Grote waardering is er niet voor hen weggelegd. Literair wordt meesmuilend gedaan over domineespoëzie, desgewenst uit te breiden naar de branche van school- annex bovenmeester, wier verheven geesten netto aan de beperkte kant schijnen. Vestdijk zou nog de even tweeledige term ‘fatsoensrakker’ bedenken.

 

Uithangen

Heerst hier simpele zelfhaat tegen hardnekkige vooroordelen? Een oppositie in een samenhangend aantal steekwoorden weerlegt een veronderstelde landsaard, die evengoed van veraf kan zijn gediagnosticeerd. Niemand minder dan antropoloog Ruth Benedict bleek al getroffen door ‘het morele gelijk’ in Holland. Te simpel en dichotomisch voor een wereld die alleen maar complexer wordt. En mocht het nu lijken dat Sanders aanhaakt bij een ver verleden, dan moet ik me meteen corrigeren. Een fameuze hekelfiguur in recente opinistiek, evenzeer aan het Duits ontleend maar nog zonder substantief of werkwoord, blijkt de gutmensch. Hij is voor het eerst gesignaleerd in 2015.

Met laatstgenoemde term wordt duidelijk dat taal weer eens politieke verschuivingen toont. Het bezwaar tegen dominees, schoolmeesters en aanverwanten luidde dat ze conservatief waren. Hun macht belemmerde bovendien morele veranderingen. In het roemruchte protestdecennium van de jaren zestig, bijvoorbeeld, kan ‘regent’ een gedaante zijn waarin links zulke stagnatie ontwaarde. Inmiddels zou ‘de elite’ in een linkse kerk schuilgaan. De gutmensch past in het jij-bakschema dat in de Bijbel op Farizeeërs lag: hij is feitelijk hypocriet. Net als projecties die snibbig aangeduid worden in woorden beginnend met ‘deug-’ (behalve de klassieke ‘deugniet’, vertikkeme toch, door Lanoye al geïdentificeerd met Disney-pop en Plopsa-flop). Ze zwaaien de scepter in ‘de woke-dictatuur’. Even snerend afgewezen wordt hun state of mind die dan ‘politiek correct’ heet, eventueel afgekort tot ‘poco’ en vergezeld van het blijkbaar zelfstandig handelend naamwoord ‘de policor’.

Ik deed een proefje, door ‘moraalridder’ als zoekterm in te geven op het weblog van de polemische Vlaams nationalist Johan Sanctorum bij wie ontmaskering en deconfiture een hobby lijken – en zie, van begin af treffers. Ook vond ik het pejoratief terug in debatten over het cordon sanitaire. Door de agora van publieke meningsverschillen te sluiten voor Vlaams Blokkers zou de moraalridder zich verheven weten boven mensen die hij niet eens spreekt, al is zijn basis moraliteit. Interessant is ook het werkwoord dat hieraan vasthangt: ‘uithangen’. Het klinkt goedkoop en treurig. En bovenal vals, want wie de moraalridder uithangt lijkt in laatste instantie een slecht acteur. Of heeft deze figuur geen oog voor de echte wereld?

 

Geen jota

Aanleiding voor de NSC-terugtrekking was het debat over Gaza. Het liep zo hoog op dat het invectief ‘teringlijer’ galmde, overigens passend in een recente parlementaire traditie. Voor de bewindslieden uit de partij die Pieter Omtzigt stichtte om beter bestuur te forceren, was het een principekwestie; in de ogen van hun vermeende tegenstrevers uit het kabinet liepen ze weg. Ironischerwijs passen beide frames bij de centrale actiemetafoor over de gruwelen: de rode lijn. Volgens NSC bleef Israël in de kabinetsplannen onhoudbaar gespaard.

Ik beken dat Gaza voor mij helemaal geen politieke kwestie meer is, maar een juridische. Er past nog slechts één term: ‘genocide’. Daar treden redelijke mensen onverwijld tegen op, of je als richtsnoer nu moraal, principe of zede neemt. Mij is het sowieso een raadsel wat daar laakbaar aan is. Zoals het me ontgaat wat incorrect-zijn aan voordelen biedt. Pijnlijk in dat verband is een recente fascinerende documentairereeks over Live Aid. Zelfs Bush jr en Blair, met wie ik me bepaald niet verwant voel, toonden een vanzelfsprekende solidariteit met wie buiten hun actieradius in de shit was geraakt. Een plicht, een geloof? Noem het elementaire morele verantwoordelijkheid, waaruit NSC conclusies trok. Toen Bart De Wever meteen Israël verbond met de kant van het licht, kwam de jij-bak van de dichotomie veel dichter bij.

Alsof hij, en Wilders tot in het oneindige, advies kreeg van Firapeels update:

(…) Bestrijd elk feit

Dat een vergissing suggereert.

Val aan, verdraai, ontken, ga wild

Tekeer en accepteer geen jota

Van wat Uw kijk zou corrigeren…

Volhard totdat zo’n feit kapseist

En wijkt voor Úw realiteit –

 

Tegen geweld

Blijkbaar doen moraalridders iets raars. Net als ik, die weer eens niet weet waarover ik spreek nu Van Dale me verrast met de exacte betekenis: ‘iem. die, meestal zonder veel aanhang, vurig strijdt om een idealistisch doel te bereiken’. Het woordenboek heeft de verhouding verlegd tussen ambitie en resultaat. In het idealistische doel proef ik althans niets denigrerends, terwijl optreden tegen Israël in Gaza me een proeve van realisme dunkt. Maar dat een moraalridder, als ware hij Don Quichote, betrekkelijk alleen staat – dat had ik nooit gedacht. De figuur wekte juist de indruk deel uit te maken van een grote meerderheid.

Nog een verrassing die Van Dale me brengt, gaat over twee bijna-synoniemen. Een ‘moraalapostel’ was me onbekend, klinkt pleonastisch en karikaturaal. En ‘kruisvaarder’? Als voorbeeldzin staat er: kruisvaarders tegen geweld en seks op tv. Dat verwijst naar vervlogen tijden en zou erop duiden dat de moraalridder domweg passé is. Een geuzennaam? Er rest me niets anders dan een vraag, die onlangs in België is gesteld bij eretitels: wat is de vrouwelijke aanspreekvorm? Moraalridster? Moraalridderin?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten