Dat de ondertitel
Een eigentijdse waarschuwing door de
uitgever is bedacht, vind ik grappig. Want Achtung, Europa! liegt er niet om. Steeds moet ik me bedwingen om eens
een keer geen parallellen te zien tussen het zo onderhand wel erg tumultueuze heden
en het naziregime zoals Thomas Mann dat, vóór het uitbreken van de oorlog, in hooggestemde
essays analyseert. Bovendien, ‘eigentijds’ als opzichtig bijvoeglijk naamwoord klinkt
zo pompompom. Zo Duits, zo nietzscheaans.
Ik zou een
omgekeerde oefening willen doen, door een fragment uit een Mann-essay dat hij
niét zelf schreef als omineus-representatief te beschouwen. Het gaat om een
briefje dat hij in 1936 krijgt van een Filosofiefaculteit uit Bonn. Een decaan
bericht aan Mann, die buiten Duitsland verblijft, dat deze na de intrekking van
zijn staatsburgerschap niet langer als eredoctor staat geregistreerd.
De rest van het
essay bestaat uit Manns ampele antwoord. Hij schreef het vanuit het Küsnacht am
Zürichsee, in het vanouds neutrale buurland waar zijn ballingschap, bekrachtigd
door een Tsjechisch staatsburgerschap, serieuze vormen begon aan te nemen en
waarvandaan hij een jaar later naar Amerika zou vertrekken. Manns aandeel is
gedateerd op nieuwjaarsdag 1937, en werd samen met het Bonn-bericht door
uitgever-boekhandelaar Emil Oprecht dezelfde maand naar buiten gebracht onder de fijne titel Ein Briefwechsel.
Heerrijder
Maar dat briefje
dus. De aanhef heeft meer iets van een referte: ‘Aan de heer schrijver Thomas
Mann!’ Door vermelding van het beroep en door het uitroepteken wordt de
aangeschrevene, zoals dat nu heet, ontmenselijkt (gedehumaniseerd). Dus is het consequent
dat de briefschrijver zelf met een onleesbare krabbel ondertekent en met zijn
gehoofdletterde functie, Decaan. Er staat niet eens een adres bij, laat staan
een telefoonnummer, een informatiebron die nu een voorzichtige comeback maakt. Slikken maar.
Mann, die zijn
antwoord zoetsappig zou openen met ‘Zeer geachte heer decaan’, is vóór het
bericht meegedeeld wordt al een type. Een culturo, zou men nu zeggen. Of: een
subsidieslurper. Of nog erger, maar in lijn met wat de hele bundel tracht te
repareren: een intellectueel. Arnon Grunberg toont in zijn voorwoord bij Achtung, Europa! met een Teutoonse
observatie van Gottfried Benn dat de complete familie Mann als wereldvreemd en
verwend gold (in zijn boek Februari
1933 gebruikte Uwe Wittstock daar de term ‘heerrijder’ voor, ‘het type dat
het graag over hoge idealen heeft, maar in wezen elitair en verwaand is’) .
Dan komt de
eerste van de twee zinnen die de decaan voor zijn bericht nodig heeft. ‘In
overleg met de rector moet ik u meedelen…’ Mijn ongetwijfeld verhitte brein slaat aan. De verantwoordelijkheid gaat meteen naar een
superieur. Diens status als wetenschapper is bij vele hedendaagse debatten
echter ambivalent. Indien hij een protagonist is, zoals hier, fungeert hij als autoriteit,
desnoods expliciet voorzien van zijn professorenrang. Indien zijn opvattingen
niet stroken met het gewenste, dan is hij, zeker op het web waar ‘conflictondernemers’
van sociale media Silicon Valley verrijken, een hypocriete oplichter. Een nepprofessor.
Even dubbelzinnig
is de op zichzelf overbodige toevoeging van het hulpwerkwoord. Doordat hij de
eindverantwoordelijkheid heeft verlegd, is de decaan slechts spreekbuis. Aan de
andere kant voldoet hij via dat hulpwoord geheel vrijwillig aan zijn morele
plicht. Maar het blijkt in het vervolg van de zin dat de Filosofiefaculteit de agens is bij de kwestie. Een
organisatie dus, en geen persoon. Zo stelt ook de wortelkleurige de zaken graag voor: Amerika wil, Amerika doet.
Dan geeft de
decaan, opgehangen tussen komma’s, de aanleiding tot de handeling: de
intrekking van Manns staatsburgerschap. Maar dat was hem ontnomen
door de nazi’s, van wie in het briefje elk spoor ontbreekt.
Promotiereglement
In zijn inleiding wijst Piet Meeuse op een open
brief uit april 1933 waarin vooraanstaande figuren uit het culturele leven
Mann de oren wassen, omdat hij in een feestrede (de verkorte versie van een duizelingwekkend
essay dat Achtung, Europa!
afsluit) de reputatie van Richard Wagner, en impliciet die van diens
bewonderaar Hitler, zou hebben besmeurd. Ontnuchterend is het om in het boek van
Wittstock bevestigd te krijgen dat Mann, feitelijk werkend aan Jozef in Egypte, juist vanwege die
lezing, die een kleine Europese tournee aanrichtte, amper tijd had voor politiek.
Hij was al ‘vogelvrij verklaard’ of, zoals dat in Vlaanderen heet, geviseerd. Zijn
bezittingen werden in beslag genomen.
Het wachten was op de stok waarmee hij kon worden geslagen. Die
werd in mei 1936 aangereikt door gezant Ernst
Weizsäcker, die hem, een zestigjarige, had
betrapt op
spot, uiteraard als onderdeel van onvaderlandslievende propaganda. Zulke censuur
komt alweer actueel voor. De houding van de wortelkleurige tegen
andersdenkenden in media is dat ze moeten oprotten. Ontslaan, die losers! Desnoods
omdat ze ‘terroristen’ zijn. In Achtung,
Europa! stelt Mann kurkdroog over Adolf Hitler dat er in een
aaneenschakeling van onwaarschijnlijke omstandigheden geen koren is dat geen koren
op zijn molen is.
Ondertussen was en is alleen staatskunst toegestaan.
Pas na die
zogenaamd objectieve empirische vaststelling wordt de suspense ingelost die de
zin heeft opgebouwd: Mann wordt van de lijst eredoctoren geschrapt. Hij stond daar
sinds 1919 op en gaf, helemaal met het verkrijgen van de Nobelprijs tien jaar
later, veeleer roem aan de universiteit van Bonn. De daad is dus een gore en gruwelijke
breuk, maar wordt voorgesteld als onontkoombaar. De Filosofiefaculteit,
normaliter een broedplaats van logici en autonome denkers, heeft zich dan ook ‘genoodzaakt
gezien’. Dit klinkt helaas ook al vertrouwd. Als uitzonderingstoestand?
Daarna voltrekt
de tweede en laatste zin – aan een schrijver die, ook in Achtung, Europa! zijn hand niet omdraaide voor iets langere en
onzakelijke formuleringen – het vonnis. Het is zo buitenkantig dwaas, dat het
alleen door de grootste acteurs serieus kan worden uitgesproken. Manns recht om
de titel van eredoctor te voeren is ‘overeenkomstig artikel VIII van ons
promotiereglement vervallen’. Punt. Neutraler kan het niet!
Mijn uitroepteken
drukt onmacht uit, terwijl de identieke interpunctie van de decaan spierballenrollend overkwam. In dezelfde beweging abstraheerde hij zich er zelf mee. Verderop in Achtung, Europa refereert Mann aan deze
kwestie dan ook als ‘de brief aan Bonn’. Nog zo’n sneer vormen aanhalingstekens,
wanneer hij schrijft over ‘het hele “gedachtegoed” waarvan [de samenstelling
nationaal-socialisme] het etiket is’.
A gentle reminder
De decaan brengt,
conform zijn halfslachtige aanhef, aan Mann geen afscheidsgroet. Dat laat ook Mann
in zijn antwoord achterwege, maar zijn naam staat er wel onder, na een
peroratie die het persoonlijke overstijgt: ‘God helpe ons in duisternis
gedompelde en misbruikte land en lere het vrede te sluiten met de wereld en
zichzelf!’ Het heeft niet geholpen.
De uitgeslotene
zelf leefde wel langer, maar haalde evenmin de duizend jaar die Hitler voor
zijn rijk en volgelingen had ingecalculeerd. Tevoren maakte deze zoals bekend
heel wat slachtoffers, die op dit eigenste moment blijken
te worden gewroken. Protest daartegen schijnt ongenuanceerd te wezen. Achtung, Europa! bevat nochtans een schitterende leidraad van Henri
Bergson: ‘Handel als denker en denk als iemand die handelt.’
Heden is het de
ander bij wie elke wandaad en ideologisch misverstaan begint en die dus in fake
news gelooft. Zo kunnen frames heersen. Er is altijd een tegengeschiedenis die
wordt ingebracht. Via de geüpdatete brief die sociale media presenteren, heeft
Spanje van meneer Netanyahu al een jij-bak ontvangen voor de Inquisitie van zo’n zes eeuwen
geleden.
Samen heten we
sterk te staan, maar daar zie ik weinig van terug. Sinds premier De Wever door
zijn brilletje onwillekeurig begint te lijken op Adorno, appelleert hij minder
aan het gezonde verstand en de medemenselijkheid. Geheel in de jij-baksfeer
misbruikte de premier op Facebook de
activistische metafoor van de rode lijn voor eigen interpretaties van antisemitisme
en genocide.
Ze zouden op een
ander sociaal medium aforist Eric Jarosinski mogen inspireren.
Onder Adorno’s beeldmerk beheerde hij
op Twitter Nein Quarterly. De wortelkleurige was toen voor de eerste keer aan de macht: ‘Kafka
wrote it. Orwell predicted it. Trump’s gonna sign it.’ Inmiddels weegt Jarosinski
woorden vanaf Bluesky. Hij noemt zich een intellectueel die heeft
gefaald en, anders dus dan Mann in Bonn, een emeritus. Dit schreef hij onlangs: ‘A gentle reminder that
autumn is for the poets. Fall is for the rest of us.’
Der Splitter
We ontwaren
natuurlijk wat
we willen ontwaren. Bij het kopiëren van een kakelvers stukje in De Groene over ‘bijna vijftig jaar’
na De schaamte voorbij ontdekte ik in mijn archief twee soortgelijke
teksten waarin de relevantie en actualiteit van deze prachtroman werden
gewogen: een decennium geleden in Knack, drie decennia terug in NRC. Er zullen er ongetwijfeld
meer van zulke evaluaties gefabriceerd zijn. Het doet deugd de polarisatie van
de jaren zeventig toch nog een beetje te zien glanzen.
Toen gebeurde meer
leerzaams, waar afgelopen week ook aan werd gerefereerd: ‘het Woodstock van de arbeiders’. Zo vredig?
Nee, dit was aan het eind van een maand, die op 8 mei 1970 van start was
gegaan met een Hard Hat Riot.
Anti-oorlogsdemonstranten in New York werden belaagd door honderden bouwvakkers.
Hun natuurlijke medestanders! Maar waar in Amsterdam eerder ‘langharig
werkschuw tuig’ was opgekuist door
mariniers en een paar maanden na Hard Hat Riot nogmaals, richtte trans-Atlantisch
de hardhandigheid zich op studenten uit hogere milieus die, net als alle
presidenten van Clinton tot en met Trump, de hel van Vietnam procedureel hadden
weten te ontlopen. Dat is toch eigenlijk het scenario van een slechte roman.
Aan het eind van zijn leven waande Thomas Mann, na
trombosetoestanden opgenomen in een Zwitsers ziekenhuis, zich evengoed in een
boek: ‘Es ist ja Zauberberg-Zeit, in
die ich eingetreten bin.’ Dat schreef hij aan Adorno. Misschien moet diens Minima Moralia, voor
de zekerheid met een mooie strik eromheen, eens naar De Wever opgestuurd
worden. Allicht kan die er nog een diepzinnig
citaat uit puren dat niet eens Latijn is. ‘Der Splitter in deinem Auge
ist das beste Vergrößerungsglas’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten