maandag 29 september 2025

In de Maas

 

 

Misschien kwam het door een prachtige, zonoverladen treinfietstocht naar een graf dat ik ineens dacht dat de klassieke regel ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ een overlijden aankondigt. Zoiets als: eerst Rome, of Napels, zien en dan sterven.

Wanneer je pedaleert, dan komt het ritme van zo’n regel makkelijker tot uitdrukking. Een heuse Hollandse vierkwartsmaat? lk ging naar Bommel om de brug te zien’. Ook uit de hitfabriek van K3 is er zo’n onafschudbare opening beschikbaar: ‘‘k Heb mijn hart verloren in de discotheek’. (De zin toont simultaan dat Nederlands geen gemakkelijke taal is om te begrijpen.)

Door die bepaling van plaats kan de overgang van de ene levensstaat in de andere geschieden. Nog eentje, uit de recente film Paradijs, waar de zestienjarige hoofdfiguur, niet te betrappen op fietsen maar wel op brommen, hobby heeft aan rappen. Wat leidt tot de mooiste regel die me sinds tijden bereikte: ‘Ik heb een speedboot in de Maas gelegd’.

Wat is rappen in het licht van de eeuwigheid? De altijd jonge Louis Th. Lehmann wist al: ‘Maak het maar, maak het maar/ maak het maar bebabbelbaar’. Op het graf dat ik bezocht was het uiteraard stil, en de Japanse esdoorn was al flink gegroeid.

donderdag 18 september 2025

Met de wereld en zichzelf!





 

Dat de ondertitel Een eigentijdse waarschuwing door de uitgever is bedacht, vind ik grappig. Want Achtung, Europa! liegt er niet om. Steeds moet ik me bedwingen om eens een keer geen parallellen te zien tussen het zo onderhand wel erg tumultueuze heden en het naziregime zoals Thomas Mann dat, vóór het uitbreken van de oorlog, in hooggestemde essays analyseert. Bovendien, ‘eigentijds’ als opzichtig bijvoeglijk naamwoord klinkt zo pompompom. Zo Duits, zo nietzscheaans.

Ik zou een omgekeerde oefening willen doen, door een fragment uit een Mann-essay dat hij niét zelf schreef als omineus-representatief te beschouwen. Het gaat om een briefje dat hij in 1936 krijgt van een Filosofiefaculteit uit Bonn. Een decaan bericht aan Mann, die buiten Duitsland verblijft, dat deze na de intrekking van zijn staatsburgerschap niet langer als eredoctor staat geregistreerd.

De rest van het essay bestaat uit Manns ampele antwoord. Hij schreef het vanuit het Küsnacht am Zürichsee, in het vanouds neutrale buurland waar zijn ballingschap, bekrachtigd door een Tsjechisch staatsburgerschap, serieuze vormen begon aan te nemen en waarvandaan hij een jaar later naar Amerika zou vertrekken. Manns aandeel is gedateerd op nieuwjaarsdag 1937, en werd samen met het Bonn-bericht door uitgever-boekhandelaar Emil Oprecht dezelfde maand naar buiten gebracht onder de fijne titel Ein Briefwechsel.

 

Heerrijder

Maar dat briefje dus. De aanhef heeft meer iets van een referte: ‘Aan de heer schrijver Thomas Mann!’ Door vermelding van het beroep en door het uitroepteken wordt de aangeschrevene, zoals dat nu heet, ontmenselijkt (gedehumaniseerd). Dus is het consequent dat de briefschrijver zelf met een onleesbare krabbel ondertekent en met zijn gehoofdletterde functie, Decaan. Er staat niet eens een adres bij, laat staan een telefoonnummer, een informatiebron die nu een voorzichtige comeback maakt. Slikken maar.

Mann, die zijn antwoord zoetsappig zou openen met ‘Zeer geachte heer decaan’, is vóór het bericht meegedeeld wordt al een type. Een culturo, zou men nu zeggen. Of: een subsidieslurper. Of nog erger, maar in lijn met wat de hele bundel tracht te repareren: een intellectueel. Arnon Grunberg toont in zijn voorwoord bij Achtung, Europa! met een Teutoonse observatie van Gottfried Benn dat de complete familie Mann als wereldvreemd en verwend gold (in zijn boek Februari 1933 gebruikte Uwe Wittstock daar de term ‘heerrijder’ voor, ‘het type dat het graag over hoge idealen heeft, maar in wezen elitair en verwaand is’) .

Dan komt de eerste van de twee zinnen die de decaan voor zijn bericht nodig heeft. ‘In overleg met de rector moet ik u meedelen…’ Mijn ongetwijfeld verhitte brein slaat aan. De verantwoordelijkheid gaat meteen naar een superieur. Diens status als wetenschapper is bij vele hedendaagse debatten echter ambivalent. Indien hij een protagonist is, zoals hier, fungeert hij als autoriteit, desnoods expliciet voorzien van zijn professorenrang. Indien zijn opvattingen niet stroken met het gewenste, dan is hij, zeker op het web waar ‘conflictondernemers’ van sociale media Silicon Valley verrijken, een hypocriete oplichter. Een nepprofessor.

Even dubbelzinnig is de op zichzelf overbodige toevoeging van het hulpwerkwoord. Doordat hij de eindverantwoordelijkheid heeft verlegd, is de decaan slechts spreekbuis. Aan de andere kant voldoet hij via dat hulpwoord geheel vrijwillig aan zijn morele plicht. Maar het blijkt in het vervolg van de zin dat de Filosofiefaculteit de agens is bij de kwestie. Een organisatie dus, en geen persoon. Zo stelt ook de wortelkleurige de zaken graag voor: Amerika wil, Amerika doet.

Dan geeft de decaan, opgehangen tussen komma’s, de aanleiding tot de handeling: de intrekking van Manns staatsburgerschap. Maar dat was hem ontnomen door de nazi’s, van wie in het briefje elk spoor ontbreekt.

 

maandag 8 september 2025

Bijna heet van de naald

 

 

Iets over de helft van het parcours, hoog boven de hoofden van de betogers, gaf een thermometer 31 graden aan. Frisjes voor Gaza, tropisch hier. Maar in het woord ‘tropisch’ klinkt voor mij vakantie en genieting. Het minste dat ik kan menen is dat het beeld van alledaags geweld, waarbij een verschil van mening in een lerarenkamer tot een steekpartij zou leiden, niet past bij deze massabijeenkomst (‘mensenzee’, nog zoiets). Of er nu 70.000 betogers zijn geweest, zoals de politie zegt, of 110.000, zoals de organisatoren – de sfeer was vredig en vrolijk. Uitgerekend in Brussel, waar het leger wordt voorbereid op straatactie tegen criminele bendes.

Dit laat onverlet dat het snikheet is. De rode kaart die onder deelnemers is verspreid om als heuse scheidsrechters aan compromisbereide politici te geven, wordt tegen beter weten in gebruikt als waaier. Mij brengt de hitte extra leesstof. Veel blote huid betekent meer tatoeagevertoon. Een wit meisje beweert op haar biceps Black coffee, black soul. Uiteindelijk krijg ik fantasieën over drank en ijs, en meen oprecht in de menigte Gianni Romme te herkennen. Maar wat moet een Nederlander in Brussel? In Den Haag kun je toch ook voor allerlei relevants de straat op?

Steeds wordt vredigheid onderbroken door jongevrouwenstemmen die rijmen en ritmeren. Rappers? Frans en Engels zijn hun dragers. De stemmen zijn zo schril dat vele ouderen hun vingers (demonstratief?) in de oren stoppen. Natuurlijk kunnen megafoons vervormen maar al bij de toespraken in het begin, vanaf een podium met geluidsinstallatie, was het gesnerp niet van de lucht. Daardoor kon ik, heel kinderachtig, mijn sympathie voor de boodschap niet steeds volhouden. Vooral wanneer het in het Frans ging en ik al extra moeite moest doen het betoog te volgen. Een betoog in verhoudingsgewijs kalm en onbegrijpelijk Arabisch was voor mij draaglijker. Klankpoëzie!

Wel geweldig om te zien dat, gesteund want herhaald door omstanders, kinderen met penetrant zuivere tonen bedreven waren in vocaal opjutten. Sommige zaten nog op de schouders van hun ouders, een ander reed onvermoeibaar op rolschaatsen. Prettig onverzettelijk ook, broodnodig tegen politici die in de Lage Landen de dienst uitmaken. Geen idee of Wilders ook bij de genocide in Gaza blijft volhouden in een ‘joods-christelijke traditie’ te staan, maar dat Bart De Wever en Matthias Diependaele, de bazen van België en Vlaanderen, overleg en debat over dit menselijk drama minder belangrijk achtten dan aanwezigheid op een Vlaamse vrije-ondernemersmanifestatie van de VOKA (‘Hoger reiken, verder kijken’) zal provocatio qua niet snel worden overtroffen.

Een interview van hun partijgenoot en defensieminister Theo Francken in De krant op Zondag, dat bij de bakker gratis op te pikken was, had sommige demonstranten allicht extra getergd. Na meer dan zestigduizend doden stelde hij aan erkenning van Palestina de eis ‘eerst moet Hamas verdwijnen en moeten alle gijzelaars vrijgelaten worden’. Francken is dan ook geen perfide moraalridder en pleit voor nuance ‘omdat het niet zwart of wit is, maar vooral vele tinten grijs.’ Ten slotte weigerde hij in alle bescheidenheid te spreken over genocide: ‘Dat is een zwaarwichtige juridische term, dus ik ga daar niet over oordelen. Vergeet niet dat het hier gaat over een volk dat zelf bijna uitgemoord was.’ Ik zou verwachten dat het laatste feit volgers van Netanyahu tot inzicht zou nopen maar dat is het dus ontstellende.

Het blijft voor mij de vraag welke tekst hiertegen werkt. Gisteren zag ik veel Engels, en was onder de indruk van het akoestische effect dat het Franse complice sorteert, zo fijn dat het siste van woede. Verder voegden zich heel wat spandoeken in de traditie van de honende vraag aan machthebbers of ze wel kunnen slapen, en waren er statements over het al dan niet gewusst haben. Op een gegeven moment liep er een oudere dame voor mij, die op haar rug een stuk karton had omgebonden: ‘Mijn slogans zijn op, doe iets aub svp’. Ik waande me even in een eigen humanitaire zone.

Ook op de terugweg, in overvolle treinen, bleef de menigte gedisciplineerd en maakte zelfs ruimte voor verdwaalde toeristen met koffers en fietsen. Ik vond de rust om na station Brussel-Noord Het vlindereffect uit mijn rugzak te halen en open te slaan, de bundel van Mahmoud Darwish. Op mijn plaats van bestemming was ik gevorderd tot een gedicht dat twee reizigers met elkaar laat spreken en dat zo eindigt:

 

‘Is de hele weg voldoende

voor de reiziger om aan te komen?’

‘Nee, maar ik zie een fabel-arend

laag boven ons vliegen.’

 

Op het perron zal het allicht nog dertig graden zijn geweest toen er toch ruzie uitbrak, toen voor de lift naar beneden een vrouw voordrong op ouders met kinderwagens. We namen voorzichtig een metalen noodtrap en beneden hoorden we een kreet die normaliter ‘ijselijk of ‘dierlijk’ wordt genoemd. Het bleek de vrouw die had voorgedrongen en die nu haar kind niet meer kon vinden.

maandag 1 september 2025

Over moraalridderschap

 

 

 

 

In een grappig stukje lijstte Ewoud Sanders woorden op, besteed aan de terugtreding van het voltallige NSC-smaldeel uit het demissionaire kabinet. Hij lichtte er één speciaal toe: ‘shitshow’. Inderdaad een bijzonder woord dat bijdetijds klinkt. Het past misschien bij de toffe mengtaal waarin Tom Lanoye zijn geactualiseerde Reynaert de vos liet denken. Tegelijk had Sanders geen begrip voor het vertrek. Hij vond het onverantwoord, en ventileerde een hoger bezwaar dat hij op zijn beurt vatte in één woord voor de betrokken politici: ‘moraalridders’. Waar komt dat vandaan?

Ik hoor een tweeledig begrip. Een moraal-ridder combineert een fenomeen met een beroep. Zoals bet-weter, zeden-meester en zeden-preker. Of vanuit het Duits: de prinzipien-reiter. Bij alle vier bestaan voor hun activiteiten substantieven, en bij de eerste drie zelfs werkwoorden. Ze zijn best bekende verschijningen in Nederland, dat in zijn protestantse gedaante al te goed zou weten hoe anderen zich behoren te gedragen. Grote waardering is er niet voor hen weggelegd. Literair wordt meesmuilend gedaan over domineespoëzie, desgewenst uit te breiden naar de branche van school- annex bovenmeester, wier verheven geesten netto aan de beperkte kant schijnen. Vestdijk zou nog de even tweeledige term ‘fatsoensrakker’ bedenken.

 

Uithangen

Heerst hier simpele zelfhaat tegen hardnekkige vooroordelen? Een oppositie in een samenhangend aantal steekwoorden weerlegt een veronderstelde landsaard, die evengoed van veraf kan zijn gediagnosticeerd. Niemand minder dan antropoloog Ruth Benedict bleek al getroffen door ‘het morele gelijk’ in Holland. Te simpel en dichotomisch voor een wereld die alleen maar complexer wordt. En mocht het nu lijken dat Sanders aanhaakt bij een ver verleden, dan moet ik me meteen corrigeren. Een fameuze hekelfiguur in recente opinistiek, evenzeer aan het Duits ontleend maar nog zonder substantief of werkwoord, blijkt de gutmensch. Hij is voor het eerst gesignaleerd in 2015.

Met laatstgenoemde term wordt duidelijk dat taal weer eens politieke verschuivingen toont. Het bezwaar tegen dominees, schoolmeesters en aanverwanten luidde dat ze conservatief waren. Hun macht belemmerde bovendien morele veranderingen. In het roemruchte protestdecennium van de jaren zestig, bijvoorbeeld, kan ‘regent’ een gedaante zijn waarin links zulke stagnatie ontwaarde. Inmiddels zou ‘de elite’ in een linkse kerk schuilgaan. De gutmensch past in het jij-bakschema dat in de Bijbel op Farizeeërs lag: hij is feitelijk hypocriet. Net als projecties die snibbig aangeduid worden in woorden beginnend met ‘deug-’ (behalve de klassieke ‘deugniet’, vertikkeme toch, door Lanoye al geïdentificeerd met Disney-pop en Plopsa-flop). Ze zwaaien de scepter in ‘de woke-dictatuur’. Even snerend afgewezen wordt hun state of mind die dan ‘politiek correct’ heet, eventueel afgekort tot ‘poco’ en vergezeld van het blijkbaar zelfstandig handelend naamwoord ‘de policor’.

Ik deed een proefje, door ‘moraalridder’ als zoekterm in te geven op het weblog van de polemische Vlaams nationalist Johan Sanctorum bij wie ontmaskering en deconfiture een hobby lijken – en zie, van begin af treffers. Ook vond ik het pejoratief terug in debatten over het cordon sanitaire. Door de agora van publieke meningsverschillen te sluiten voor Vlaams Blokkers zou de moraalridder zich verheven weten boven mensen die hij niet eens spreekt, al is zijn basis moraliteit. Interessant is ook het werkwoord dat hieraan vasthangt: ‘uithangen’. Het klinkt goedkoop en treurig. En bovenal vals, want wie de moraalridder uithangt lijkt in laatste instantie een slecht acteur. Of heeft deze figuur geen oog voor de echte wereld?