Iets over de
helft van het parcours, hoog boven de hoofden van de betogers, gaf een
thermometer 31 graden aan. Frisjes voor Gaza, tropisch hier. Maar in het woord ‘tropisch’
klinkt voor mij vakantie en genieting. Het minste dat ik kan menen is dat het beeld
van alledaags geweld, waarbij een verschil van mening in een lerarenkamer tot
een steekpartij zou leiden, niet past bij deze massabijeenkomst (‘mensenzee’,
nog zoiets). Of er nu 70.000 betogers zijn geweest, zoals de politie zegt, of
110.000, zoals
de organisatoren – de sfeer was vredig en vrolijk. Uitgerekend in Brussel, waar
het
leger wordt voorbereid op straatactie tegen criminele bendes.
Dit laat onverlet
dat het snikheet is. De rode kaart die onder deelnemers is verspreid om als
heuse scheidsrechters aan compromisbereide
politici te geven, wordt tegen beter weten in gebruikt als waaier. Mij brengt de
hitte extra leesstof. Veel blote huid betekent meer tatoeagevertoon. Een wit
meisje beweert op haar biceps Black coffee,
black soul. Uiteindelijk krijg ik fantasieën over drank en ijs, en meen
oprecht in de menigte Gianni
Romme te herkennen. Maar wat moet een Nederlander in Brussel? In Den Haag
kun je toch ook voor allerlei
relevants de straat op?
Steeds wordt
vredigheid onderbroken door jongevrouwenstemmen die rijmen en ritmeren. Rappers?
Frans en Engels zijn hun dragers. De stemmen zijn zo schril dat vele ouderen
hun vingers (demonstratief?) in de oren stoppen. Natuurlijk kunnen megafoons
vervormen maar al bij de toespraken in het begin, vanaf een podium met
geluidsinstallatie, was het gesnerp niet van de lucht. Daardoor kon ik, heel
kinderachtig, mijn sympathie voor de boodschap niet steeds volhouden. Vooral
wanneer het in het Frans ging en ik al extra moeite moest doen het betoog te
volgen. Een betoog in verhoudingsgewijs kalm en onbegrijpelijk Arabisch was
voor mij draaglijker. Klankpoëzie!
Wel geweldig om
te zien dat, gesteund want herhaald door omstanders, kinderen met penetrant
zuivere tonen bedreven waren in vocaal opjutten. Sommige zaten nog op de
schouders van hun ouders, een ander reed onvermoeibaar op rolschaatsen. Prettig
onverzettelijk ook, broodnodig tegen politici die in de Lage Landen de dienst
uitmaken. Geen idee of Wilders ook bij de genocide in Gaza blijft volhouden in
een ‘joods-christelijke
traditie’ te staan, maar dat Bart De Wever en Matthias Diependaele, de bazen
van België en Vlaanderen, overleg en debat over dit menselijk drama minder belangrijk
achtten dan aanwezigheid
op een Vlaamse vrije-ondernemersmanifestatie
van de VOKA (‘Hoger reiken, verder kijken’) zal provocatio qua niet snel worden
overtroffen.
Een interview
van hun partijgenoot en defensieminister Theo Francken in De krant op Zondag, dat bij de bakker gratis
op te pikken was, had sommige demonstranten allicht extra getergd. Na meer dan
zestigduizend doden stelde hij aan erkenning van Palestina de eis ‘eerst
moet Hamas verdwijnen en moeten alle gijzelaars vrijgelaten worden’. Francken is
dan ook geen perfide moraalridder
en pleit voor nuance ‘omdat het niet zwart of wit is, maar vooral vele tinten
grijs.’ Ten slotte weigerde hij in alle bescheidenheid te spreken over genocide:
‘Dat is een zwaarwichtige juridische term, dus ik ga daar niet over oordelen.
Vergeet niet dat het hier gaat over een volk dat zelf bijna uitgemoord was.’ Ik
zou verwachten dat het laatste feit volgers van Netanyahu tot inzicht zou nopen
maar
dat is het dus ontstellende.
Het blijft voor mij de vraag welke tekst hiertegen werkt. Gisteren zag ik veel Engels,
en was onder de indruk van het akoestische effect dat het Franse complice sorteert, zo fijn dat het siste
van woede. Verder voegden zich heel wat spandoeken in de traditie van de
honende vraag
aan machthebbers of ze wel kunnen slapen, en waren er statements over het al
dan niet gewusst haben. Op een gegeven moment liep er een oudere dame voor mij,
die op haar rug een stuk karton had omgebonden: ‘Mijn slogans zijn op, doe iets
aub svp’. Ik waande me even in een eigen humanitaire
zone.
Ook op de
terugweg, in overvolle treinen, bleef de menigte gedisciplineerd en maakte
zelfs ruimte voor verdwaalde toeristen met koffers en fietsen. Ik vond de rust
om na station Brussel-Noord Het
vlindereffect uit mijn rugzak te halen en open te slaan, de
bundel van Mahmoud Darwish. Op mijn plaats van bestemming was ik gevorderd
tot een gedicht dat twee reizigers met elkaar laat spreken en dat zo eindigt:
‘Is de hele weg voldoende
voor de reiziger om aan te komen?’
‘Nee, maar ik zie een fabel-arend
laag boven ons vliegen.’
Op het perron zal
het allicht nog dertig graden zijn geweest toen er toch ruzie uitbrak, toen
voor de lift naar beneden een vrouw voordrong op ouders met kinderwagens. We
namen voorzichtig een metalen noodtrap en beneden hoorden we een kreet die normaliter
‘ijselijk of ‘dierlijk’ wordt genoemd. Het bleek de vrouw die had voorgedrongen
en die nu haar kind niet meer kon vinden.