In de marge van
wat jongeren in België blijven doen voor het klimaat, is er onlangs iets
bijzonders gebeurd. David Van Reybrouck bepleitte een aanpassing in de grondwet
om klimaatmaatregelen en -voornemens bindend te maken in een opiniestuk dat, op de slotzin na, helemaal in de gebiedende
wijs was gegoten. Hij wilde dan ook specifieke mensen overtuigen: de politici
uit het parlement van wie verwacht werd dat ze de aanpassing zouden negeren. Zijn
pleidooi verscheen op de dag van de stemming.
Met de imperatief
wordt, in voetbaltermen, maximaal druk naar voren gezet. De zender doet met de werkwoordvervoeging
een appèl dat niet directer kan. In nood kan hij ‘Hulp!’ roepen, een zelfstandig
naamwoord dat er niet om liegt. Toch kan er zich dan naast een eventuele redder
een veelvoud van wegkijkers aandienen. De werkwoordsvorm ‘Help!’ maakt de vraag
echter onontkoombaar. Na die aanspreking kan het antwoord louter ‘ja’ of ‘nee’
zijn, zoals bij een stemming gebeurt.
Deze doelgerichtheid
nam bij Van Reybrouck een extra wending. Iets daarvan schemerde al in de titel
van de tekst door: ‘Parlementsleden van CD&V, N-VA of Open
Vld, negeer de jongeren, de studenten en de vele tienduizenden betogers’. Hij
voerde een omgekeerd betoog, een vervreemdingseffect
dat ten overvloede bewijst dat elk formalisme moreel is. De betreffende strategie
werd in protestmuziek tegen
de Vietnamoorlog toegepast door Boudewijn de Groot:
Meneer de president, welterusten
Slaap maar lekker in je mooie witte huis
Denk maar niet te veel aan al die verre kusten
Waar uw jongens zitten, eenzaam, ver van thuis
Slaap maar lekker in je mooie witte huis
Denk maar niet te veel aan al die verre kusten
Waar uw jongens zitten, eenzaam, ver van thuis
Denk vooral niet aan die zesenveertig doden
Die vergissing laatst met dat bombardement
Die vergissing laatst met dat bombardement
En vergeet het vierde van die tien geboden
Die u als goed christen zeker kent
Door alle vooronderstellingen is de ondertoon dan wel wat cynisch, alsof
het protest niet gelooft in zijn resultaat. Toch heeft de gebiedende wijs ook
iets aanlokkelijks, omdat de (niet door een klassieke apostrofe) aangesprokene op zijn noten krijgt. Mocht
deze trots of ijdel zijn, dan kan het geschonden eergevoel leiden tot een
reactie – het begin van een gesprek.
Van Reybrouck speelt dus technisch en
inhoudelijk va-banque. Misschien
is dat een bittere noodzaak, nu argumenten geregeld worden ontweken want beantwoord
met verdachtmakingen. Door de ander ‘hypocrisie’ aan te
wrijven hoeft er geen gesprek gestart. In dit geval hadden betogers de koude dagen
vóór de stemming in tentjes bij het parlement doorgebracht. Het ontlastende antwoord
aan Van Reybrouck kon dan een wedervraag zijn: of hij er ook had gekampeerd. Grappig
vind ik dat hij die uitvlucht blokkeert door aan het slot van zijn stuk alle
voor hem dubieuze Kamerleden bij naam te noemen: 17 van de CD&V, 31 van de
N-VA en van 14 Open Vld.
Nog een reden voor
de imperatief in combinatie met een negatief betoog kan liggen in een literaire
traditie. Een (minder consequent) voorbeeld is
de ‘Funeral Blues’ van W.H. Auden, bekend uit de film Four Weddings And A Funeral waar uitgerekend een gedicht dus impact heeft.
Stop all the
clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.
Het idee is meteen dat de situatie zodanig precair is geworden dat
louter menselijkheid beslissend kan zijn. Het doel, niets meer dan ethiek,
heiligt deze literaire middelen die de retoriek voorbij zijn. Is dat precies
ook wat dit opiniestuk onderscheidt van verkiezingscampagnes
en reclames
die evengoed imperatieven lanceren?
Wanneer Van Reybroucks vorm inderdaad het hogere belang spiegelt,
trekt hij zich veeleer op aan de Tien geboden. En die dan door
zijn mixer van de omgekeerde redenatie, waarmee hij ieder genoemd Kamerlid gebiedt:
‘Volg de partijlijn, niet uw geweten’. Dat zinnetje had bovendien alle voorafgaande
alinea’s afgesloten.
De mens die ik ben is ook
lezer en luisteraar, die geen kunst ontwaren maar kitsch. Hier vind ik dat minder
zwaar wegend – Van Reybroucks keur van argumenten had me al overtuigd. Een
groter risico voor dit opiniestuk openbaarde zich omdat aan ‘hypocrisie’ tegenwoordig
een tweelingbroer wordt gegeven: ‘moralisme’ (eventueel te herleiden naar de
ouders van een ‘deugelite’).
Dat risico kent in de
Lage Landen drie persoonstypes. De eerste heeft Doe Maar vereeuwigd in ‘Pa’, doorspekt
met mantra’s:
Knoop je jas dicht, doe een das
om, was eerst je handen
Kam je haren, recht je
schouders, denk aan je tanden
Blijf niet hangen, recht naar
huis toe, spreek met twee woorden
Stel je netjes voor, eet zoals
het hoort en zeg u
Wat de vader hier
voortbrengt zijn niet zozeer geboden als wel etiquette.
Veeleer esthetiek, zodat kinderen die daar last van ondervinden hun beklag doen
over ‘burgerlijkheid’ of holheid.
Het tweede moralistische type
vertoont juist een teveel aan ethiek en verstikt daarmee de ontvanger voor het
leven. Afhankelijk van het dienstdoende geloof wordt dat trauma geleverd door
de pastoor of de dominee. Intrigerend is dat dit protest kan verwekken met tegenmoralisme.
Zoals onlangs hier in een
comment ter sprake kwam: ‘Meneer de kardinaal, schaam
je’ (Erwin Mortier).
Ten slotte is er het type
van de schoolmeester. Dat is raar, omdat het over te brengen object kennis is,
het meest neutrale van de drie. De frappe zal zijn dat nieuwsgierigheid
in leerboeken gewekt wordt met een vraag die de imperatief dempt: ‘Wist je
dat…?’ Een schoolmeester slaat die frase over en gaat aldus van acquit: ‘Schrijf
op’. En vervolgens, tegen wie dat niet doet, desnoods omdat er alternatieve
feiten blijken: ‘Kijk me aan als ik tegen
je praat’.
Heb ik nu alle ins en
outs rond Van Reybroucks keuze voor de gebiedende wijs bijeen? Mij schiet nog
te binnen dat zijn tactiek de meest reguliere menselijke reactie ontmantelt: ‘Ik
zal er nog eens over nadenken’. Maar dat zou na decennia milieuvervuiling misplaatst
zijn.
Dat het grondwetsaanpassingsvoorstel
niet aangenomen werd, liet vermoeden dat een – onmogelijk te vertalen – Vlaamse
reactie had toegeslagen: ‘Ik trek mijn plan wel’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten