Bij het sombrisme
over de toekomst van de neerlandistiek, het niveau van het middelbaar onderwijs
en de gevolgen voor bellettrie snak ik naar tastbare gegevens en niet naar zondebokken. Het zal best dat studenten aan lerarenopleidingen niet graag lezen, maar moeten ze, zoals Bart Moeyaert zei,
jeugdliteratuur dan maar door
hun strot geduwd krijgen? En spelen ouders geen rol wanneer kinderen het
woord ‘ree’ niet kennen? Is het belangrijk om te weten wat ‘kassei’ betekent?
Mijn
voorstellingsvermogen heeft er meer aan te vernemen dat bij Latijn het probleem
ervaren wordt in de complexiteit van de benodigde zinnen
voor de vertaling. Zoiets
is voor mij instructiever dan het koningskoppel dat in zulke signalementen vroeg of
laat opduikt, te weten ‘visie’ en ‘ambitie’. Dan zie ik prompt
sterretjes. Wanneer vervolgens een ‘lat’ ofwel hoger of lager gelegd moet
worden, wordt het laagland niet bevolkt door taalspecialisten maar door dopingrijke
atleten.
Concrete
informatie voor mij graag. En daar daar werd mijn wens al vervuld. Het taalkundig
genie moest, in het laatste jaar
dat ze op de lagere school zit, een boekbespreking houden en kreeg het
evaluatieformulier mee naar huis.
Welkom op het
ministerie van Quasi-Objectiviteit met ‘criteria’. Mij verraste in de
beoordeling een T-splitsing: de spreekbeurt zelf (75%) en een onderdeel ervan,
te weten een voorgelezen fragment uit het boek (25%).
Het laatste ijkt ‘expressief
voorlezen’. Tot in deze aanduiding domineert het presentatie-aspect, de
buitenkant. Of misschien moet ik uitgaan van de ontvanger en wordt klantgerichtheid
getoetst. Hoe dan ook vallen zes hordes te nemen: articulatie, uitspraak,
intonatie, oogcontact, tempo en ritme, lichaamshouding.
Alleen onder
intonatie kan de leerling tonen iets van de tekst te hebben begrepen, omdat het
daar gaat om aanpassing aan personages met wier karakterschetsen in de
voordracht ongetwijfeld iets te doen is. Saillant in de Vlaamse context, en het
hangijzer van de tussentaal in het bijzonder, lijkt me dat onder uitspraak
‘dialectisch’ als minder ‘verzorgd’ geldt. Overigens gebruik ik zelf, veeleer
een taalmaniak dan een filosoof, ‘dialectisch’ nooit in deze betekenis.
Dan de hoofdmoot
van de beoordeling. De spreekbeurt als geheel ondergaat een kritisch oog met maar
liefst twaalf facetten: aanspreking (= intro), voorstelling (= samenvatting),
keuze van het fragment, fragment voorlezen, inkleding, mening, afsluiter,
articulatie, uitspraak, presentatie algemeen, (formele) vereisten, tijd (tien
minuten).
Valsspelers op
het ministerie! Deels vertonen deze facetten een overlapping met de horden.
De formele
vereisten bestonden eruit dat het boek voor tienplussers was, minstens honderd
pagina’s lang en – een naar verluidt nog lastige opgave in het segment – geen
deel uitmaakte van een reeks. Uitdrukkelijk werd zowel fictie als non-fictie
toegestaan. Dat rijmt met de statusverhoging van het tweede fenomeen. Gezegend
de kinderen die toch een beginnersoefening in empathie mogen beleven.
Mijn nieuwsgierigheid
gaat uit naar betekenistoekenning. En dan zijn eigenlijk alleen samenvatting,
fragmentkeuze en mening relevant, waarbij ik bid dat die keuze belangwekkend is
in plaats van spectaculair en waarbij ik bovendien hoop dat de leerling bij het
oordeel voortbouwt op de tekst. Ik twijfel, omdat een onderdeel van de
samenvatting blijkt: ‘zegt wat hij/zij dacht toen hij/zij de titel, cover,
flaptekst zag’.
Ligt het grootste
belang bij de buitenkant van de buitenkant?
Een figuur als
Donald Trump is daar ver mee gekomen. In het zalig uitspittende roddelvod Fire and Fury noemt Michael Wolffs hem
‘postliterair’. Of de president kan schrijven of lezen blijft ongewis. Wel is
hij een echte prater, of beter: een publieksbespeler. Hij vleit en breekt
terwijl hij meningen plengt. Omgekeerd interesseren cijfers en analyse hem
allerminst. Als schermverslaafde kan hij louter zijn aandacht houden bij
verhalen, die ook nog enthousiast en spannend moeten worden gebracht.
Iets zegt me dat Trump
niet zou slagen voor Begrijpend Lezen, het vak waarboven nu bezorgdheid hangt. Het
is echter zeker denkbaar dat hij, met een improvisatie die zakenmannen in
voorraad hebben, hoog zou scoren voor een boekbespreking.
Een spreekbeurt is
best te vergelijken met een oefening in retorica. Formele aspecten (als de aan Trump zelve ontleende alliteratie in Wolffs’ titel) zijn zeker te
legitimeren bij een boekbespreking. Maar bijvoorbeeld bij de intro en de
afsluiter bleken niet per se tekstuele strategieën bedoeld. Een koddig voorwerp
of dito afbeelding op PowerPoint-dia konden evengoed dienen om de klas te
boeien c.q. uit te wuiven.
De glijdende
schaal van aandacht trekken over behagen tot conformeren.
Dit klinkt
hopeloos ouderwets. Maar op het gevaar af mijn geschiedenis te, eh… extrapoleren,
waag ik me te herinneren dat ik op de leeftijd van het taalkundig genie niet
kon ophouden met vertellen waar ik over gelezen had. Wat een belevenissen en
emoties! Sterker nog, ik ben jaloers op de lezer die ik toen was.
Taal mag van mij
dus met taal worden beantwoord. De waaromvraag, niet de hoevraag. Nu wijst het
expliciet bij intro en afsluiter criteriaal verankerde summum ‘origineel’ voor
mij naar iets wat rijmt met de bekende competentie uit het middelbaar
onderwijs, ‘creatief’.
Voor mij zijn zo wel
erg veel presentatie-onderdelen veeleer kosmetisch. Trek de trukendoos maar
open! Dat is mijn eigen bekommernis, aangezien het centrale idee vermoedelijk in
communicatie ligt. Toch frappeert dat bij de toelichtingen ‘levendigheid’
terugkomt en dat (trumpiaanse?) zelfverzekerdheid beter heet dan verlegenheid. Alsof er een
uniform esthetisch menstype wordt geschapen. Zoals er hier dankzij een gulle regeling van het ziekenfonds een
hele (witte?) generatie rondloopt met onberispelijke gebitten die allemaal op elkaar lijken.
Maar wellicht
vertolk ik vooral privévrezen. En in hoeverre dit allemaal representatief is,
weet ik niet. Het lager onderwijs in België heet strenger dan het
Noord-Nederlandse, maar dat gaat volgens mij meer over de orde dan over de
lesstof. En sinds De Luizenmoeder lijkt boven de rivieren alles in de klas
gehuld in duisternis die wel niet oudtestamentisch is. Dat
belooft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten