Misschien omdat onduidelijk
blijft of groot nieuws ook groot nieuws is, ontgaat me nogal wat. Maar volgens Elon
Musk ligt de fundamentele zwakheid van de westerse beschaving in niets meer of
minder dan empathie. Voordeel van kennisname achteraf is dat woede of wierook bij
zo’n standpunt verdampt kan zijn en er andere vragen opdoemen. Zoals, niet heel erg origineel: welke westerse beschaving? En in het verlengde:
wanneer empathie een factor van betekenis zou zijn, waarom gaat de gore schande
in respectievelijk Oekraïne en Gaza dan onverminderd door?
Een derde
bedenking plooit me terug: hoe verbreid is het woord ‘empathie’? Ik hoor het geregeld,
maar sinds wanneer? En ook buiten mijn bubbeltje? Mijn geheugen wil slechts
kwijt dat etholoog Frans de Waal erover geschreven
heeft, als link tussen
mens en dier, en als ontkrachting van het concept strijd ten faveure van
samenwerking. Lui als een nijlpaard in de zon roep ik hulp in.
Tussen mijn
computerbestanden vindt mijn ambachtelijke zoekfunctie eerst een
verzameldocument van de betreurde en getalenteerde Neeltje
van Beveren, dat vrolijk droog het bestaan van drugs aanstipt die empathogenen worden
genoemd: je hoofd gaat er van open, zeg maar, zodanig dat je sociale
vaardigheden en aandacht voor de ander spectaculair toenemen. Misschien lust de
voor sociale media extreem
beschikbare en ‘bijna altijd nuchtere’ Musk ze wel.
Ook blijkt mijn
harde schijf een gedicht van de arts-politicus
Dirk Van
Duppen te hebben opgeslagen dat hij als
outtake van zijn memoire Zo verliep de tijd die me
toegemeten was opvatte en dat in 2020 op internet werd gepubliceerd wegens
postume toekenning van de Prijs voor Mensenrechten. Het begint zo:
De samenleving
staat op een kruispunt.
Het komt aan op
keuzes die bepalen welke kant ze opgaat:
de warme, sociale
kant
of de ijskoude, individualistische
en asociale kant.
Die keuzes
bepalen of het zijn overweegt,
dan wel het hebben.
Het collectieve
en de vrijheid van de individuele mens
dankzij de hulp
van anderen
of het
individualisme
ten koste van
anderen.
Empathie,
altruïsme en solidariteit
of
onverschilligheid, egoïsme en uitbuiting.
(…)
Aan de esthetische waarde ga ik voorbij om empathie te
kunnen isoleren in een morele tweedeling. Het woord is de antipode van
onverschilligheid. Zo heb ik het leren kennen, los van een dichotomie. En onder
andere vlaggen, veeleer als adjectief ook, omdat het benaderende substantief
‘compassie’ vrijblijvend was en niet te rijmen viel met de toenmalige
ontkerkelijking. Dus heette het ‘begripvol’
of ‘inlevend’. Ik meen dat het woord ‘empathie’ pas veel later opdook, in een passieve
woordenschat. Wanneer ik het nu hoor, en aarzelend uitspreek, draagt het
inderdaad automatisch de lading van het tegendeel met zich mee. Het heeft minder
dan vroeger te maken met een inborst, en meer met goed en kwaad. En met nog
iets, waarvoor me het lef ontbreekt het te poneren.
Hartstocht
Laat ik warm draaien op het
geweldige archief van Delpher. Globaal klikken en blikken leert me dat de
term ‘empathie’ voor het eerst door een zakelijk Nederlands bericht werd
voortgebracht in 1836 (Bredasche Courant)
en daarna mondjesmaat valt. Pas vanaf ongeveer 1985 wordt het aantal treffers echt
veelvuldig. Ook in contactadvertenties, als gewenste eigenschap van een verhoopte!
Voordat ik die grove borstel opberg zie ik nog dat Hannes
Meinkema in 1981 door NRC aangewreven
kreeg ‘plechtstatige’ begrippen te gebruiken als empathie (en oedipaal,
monofunctioneel en connotatie).
Volgens NGgram-viewer die zich baseert op
DBNL-teksten, dus meer
gespecialiseerd cultureel, duikt de term zelfs pas op vanaf 1993 en maakt
vervolgens een opgang die afgaand op de grafiek steil mag heten. Dat vind ik
grappig, omdat er aannames bestaan over een artistieke elite die kwartiermakend
zou zijn en het debat bepaalt – aannames die in dit geval worden ontkracht.
Naast die vertraging heb ik het gevoel dat de term in dit milieu net iets
anders betekent dan tegenwoordig, nu empathie een onweerlegbare soft skill is bij sollicitaties en
overige georganiseerde omgang, en bovendien een zusje heeft gekregen in ‘hempathie’.
Volgens Van Dale
is dat laatste woord sinds november 2018 in de roulatie. Ik raadpleeg die bron
ook om mijn intuïties over de morele tweedeling te toetsen en waan me zowaar
een connaisseurtje. Empathie geldt als tegenovergestelde van
bikkelhard/glashard en houdt verband met emotionele intelligentie (EQ). Daarmee
betreden we een domein dat, zeker vergeleken met historische IQ-testen, nagenoeg
onontgonnen is en waarvoor interesse is gekomen bij wat ik maar noem de
psychologisering in taal en maatschappij.
Laat ik me bij mijn leest houden en nog even
terugkeren naar Van Dale die
stelt dat het woord na 1950 via het Engelse empathy het Nederlands binnen is
gekomen ‘naar Grieks empatheia [hartstocht]’. Verrek, had ik het met mijn
inborst-versus-moraal-tijdslijn nu alweer bij het juiste eind? Of hangt in de
verwarring weer eens alles met alles samen en puilt empathie evengoed uit het
opschrift van een kartonnen doos die ik laatst bij het vuilnis zag? ‘Diapers with a mission’, stond er. De
cynicus in mij grijnsde al, tot een surftocht bijbracht dat de fabrikant nobele
bedoelingen heeft – en die, anders dan zijn product, kan trachten te
realiseren. Dus ben ik minder categorisch dan Susan Neiman die verrukkelijk fruit dat zich afficheert als ‘The
berry that cares’ niet eens wil eten.
Stramien
Neimans weigering legt een interessante paradox bloot. De
bessenslogan is door de producent waarschijnlijk uitbesteed aan een
reclamebureau. Die speler moet empathie in het pakket hebben, want anders
blijven de klanten weg. Uitgerekend taal op basis van inleving stoot een
potentieel geïnteresseerde af, die holle retoriek proeft op basis van een empathie
die dan echter is? Nu word ik langzaam een Nederlander die al jaren bijna
uitsluitend met Vlamingen omgaat. Het heeft wel even geduurd voordat ik hier het
sensationeel indirecte gebruik van de hulpwerkwoorden ‘mogen’ en ‘durven’ kon
inschatten – in het begin klonken ze bescheiden en hoffelijk.
Ik begrijp dat zelf niet goed, maar zowel die schijnbaar
betrokken uitingen als mijn pertinente reflex passen ergens bij de huidige
tijd. Heel wat taal die de publieke sfeer bereikt, voelt onaangenaam aan. Er
wordt dan gewezen op sociale media waarop overwegend rechtsextremisten
zondebokken zonder boe of bah aanklagen. Om die schandpalisering te stuiten en
te ‘de-escaleren’, kiezen
anderen voor wat ze ‘de dialoog’ noemen. Daarbij tonen ze begrip voor gevoelens
van de gesprekspartner, op een wijze die pontificaal is. Waar men zich ooit in iemand
verplaatste met de formule ‘Het moet heel erg voor u zijn dat…’, zo zegt men nu ‘Ik begrijp/kan me voorstellen dat je…’.
Het ingevoegde subject dat expliciet verklaart zich te bekommeren, speelt conform
de maatschappelijke psychologisering voor therapeut. Het oogt persoonlijk maar heeft ook
iets klinisch.
Daarom schijnen chatbots
die volgens zo’n technisch stramien zijn geprogrammeerd altijd wat irritatie te
geven. Hun sympathie, hun monterheid blijft synthetisch. Sommige consumenten
kunnen daar best tegen. Is voor hen empathie een dienstverlening? Bij die
stelling raakte ik mede door een observatie van Evelien
Tonkens en Hans Bouttellier, die zo fijn snibbig was dat ze een andere folder
in mijn computer haalden. De twee zijn ouder dan ik en moeten het fenomeen zich
met meer afstand hebben zien ontwikkelen. In de verzamelbundel Handboek moraliseren (2006) stellen zij: ‘“Respect” is de
hedendaagse poging om empathie op te eisen.’ Als die transactie lukt, voelt men
zich dan gezien of begrepen? De situatie is hoe dan ook kunstmatig.
Misschien leggen deze consumenten zich neer bij wat kayfabe schijnt te
heten, ‘de overtuiging dat een opgevoerde act alsnog waarachtig en authentiek
is’. Dan ontmoeten ze in de machine iets waaraan ze ziel en zaligheid
blootleggen. Zoals er straatarme Amerikanen zijn die zich aan de puissant rijke
wortelkleurige committeren als hij verzekert tegen de elite voor
hen op te komen en die onwelgevalligheden als fake news wegzet. Ze buigen voor
het gepropageerde geloofsartikel Door Apocalypsen Bedreigd Amerika (DABA). Het
is een beetje zoals de suspension of
disbelief; in een tijdelijk verbond zijn waarheid en realiteit even ondergeschikt.
Antenne
Andere
consumenten hebben de sensatie dat hun gesprekspartner rond de pot draait en in
een onmenselijke vriendelijkheid uiteindelijk afweer tentoonspreidt – al was
het omdat een chatbot de exacte gevraagde kennis niet bezit. De AI-pitch hier
een soort eeuwige moesjawara (constructief, inclusief) te ontmoeten wordt bovendien niet
waargemaakt. Des te tragischer dunkt me dat gesprekken die de confrontatie
aangaan en aldus uitnodigen tot een weerwoord tegenwoordig zelden goed aflopen.
Ze heten provocatief en ‘polariserend’,
ooit een opbouwende kwaliteit.
Dus vermoed ik
dat er een strijd gaande is over de invulling van ‘empathie’. Tegenstanders in
zeg maar het kamp-Musk denken er trucjes in aan te treffen, mechanismen die een
partijdige woke-ideologie willen
opdringen. Omdat de ander er slechts een object zou zijn en de inleving
geveinsd, ontmaskeren ze dus hypocrisie. En dat is precies hetgeen Musk zelf
evengoed aangewreven krijgt. Het opiniestuk dat mij op zijn kritiek wees, onderscheidde
namelijk twee soorten empathie. Met een mens als doel, en met een klant als
middel. Het stelde dat Musk als superondernemer bedreven is in de laatste soort,
rationeel en schijnbaar onpartijdig, en een verduiveld scherpe antenne heeft
voor wat in de markt ligt. Wensen en verlangens beantwoordt hij strategisch. Het
goede ondergaat winstmaximalisatie.
Bofkont die ik
ben bereikte me voor die kunde vanuit het vaderland prompt een vakterm, ‘effectief
altruïsme’, die al jaren bleek te bestaan en een
week later van uitleg werd voorzien. Hun beoefenaars zijn transhumanisten
en ze speculeren dat aan AI, waarvan chatbots de spreekbuizen zijn en die de
culminatie van het menselijk bewustzijn blijken, ethische problemen kunnen
worden uitbesteed. De affectieve kunde van empathie is beperkt tot cognitieve
hoogstanden en men verplaatst zich niet langer voor het geprangde heden in een
individu maar in een groep voor de praktische toekomst.
Oplossingen van AI liggen buiten deze planeet, maar dat is
allerminst verontrustend voor het hogere doel van kennis en intelligentie. De
ruimte mag worden gekoloniseerd en Musk verwekt nu al nakomelingen voor op Mars.
Ze zijn te beschouwen als investeringen die mij, met liefdadigheid, een prozaïsche
vorm van empathie lijken. Een beroemd pleitbezorger in ons taalgebied zou Rutger
Bregman zijn en als ik het wel heb komt rendement of exploitatie van dit
altruïsme ten goede aan een select gezelschap.
Elastische wand
Vooralsnog charmeert me het idee het meest dat we nooit
helemaal inzicht hebben in eigen en andermans overtuigingen, gedachten en
gevoelens. Daarom komt het geloofwaardig op me over wat Peter Venmans, naar Derrida, vatte in het begrip ‘gastvrijandigheid’: unheimische ambivalentie. Helpt
literatuur dan om te oefenen? Volgens verstokte empathici mag het genre polemiek
daaruit alvast gedeporteerd. En volgens mijn vroegste lectuurervaring
heetten personages die je empathisch zou noemen bij
J.B. Schuil ‘tactvol’. Is dat een lering? Het lezen van een genuanceerd
en ingeleefd script zou het
begrip vergroten voor afwijkende
standpunten en voor handelingen die moreel niet direct te tolereren zijn.
En dan ben ik terug in Oekraïne.
Als ik het bij vlagen ondraaglijk
schrijnende boek Een ongemakkelijke
plek opsla, tot achter de komma gedocumenteerd, dan benadrukt Jonathan
Littell meermaals dat zijn empathie begrensd is. Hij weet zintuiglijke
waarnemingen te delen, herinneringen, aanwijzingen, kenmerken, onderscheidende
tekenen, voorwerpen en meer dat met laatste ogenblikken te verbinden valt. En
dan moet hij zich laten meevoeren, fantaseren en dies meer. Maar nooit, bekent
hij aan de hand van Maurice
Blanchot, vindt hij ‘de waarheid van het volledig hier-zijn’.
Bijvoorbeeld van een vermoorde en verkrachte vrouw kan
Littell haar laatste dagen onder Russische soldaten gedetailleerd beschrijven,
maar niet ‘haar ontzetting, haar verdriet, haar angst’. Dat ligt aan hem: ‘Mijn
denken bood weerstand’ en tussen dat en haar ervaring voelt hij ‘een dunne
elastische wand, die voortdurend op het punt leek te scheuren maar resistent
bleef, een waan waar je nooit doorheen komt terwijl je toch op een keer aan de
andere kant ervan blijkt te staan zonder de stap te hebben gezet’.
Is Littell niet bedreven genoeg, als mens en kunstenaar? Hij
refereert aan John
Steinbeck, aan wiens mededogen en aandacht voor het geringste niet valt te
twijfelen, die ook in Oekraïne is geweest, vlak na de oorlog, en die erkende
dat het moeilijk was zich een voorstelling te maken van de daders. Littell
voelt zich evengoed geconfronteerd met een ‘zwart gat’ in zijn denken en wordt bijna
verleid door een model, een idee, een etiket dat iets zou verklaren.
In een heidense poging tot bezinning denk ik dat het zonnende nijlpaard in mij hier wel erg veel ruimte heeft gekregen.
BeantwoordenVerwijderenElk stuk is onaf als altijd, maar ik had de Etymologiebank moeten bezoeken. Om over te brieven dat ‘empathie’, inderdaad vanuit het Engels, uitgerekend in 1968, het magische studentenprotestjaar, binnenkwam in het Nederlands. Dat er niet alleen Grieks voor ‘hartstocht’ in schuilging, maar ook voor ‘lijden’. Dat brengt ‘compassie’ naderbij.
Bovenal was er wel degelijk een Nederlands substantief dat de lading dekte: ‘inlevingsvermogen’. Het zegt ongetwijfeld iets over mij dat ik dat minder verbind met een menselijke eigenschap dan met een creatieve (scheppende, artistieke).
Ik werd erop gewezen dat in het hedendaagse discours het populaire ‘empathie’ onder spanning staat vanwege een ander begrip uit dezelfde gebruiksgroep: ‘toe-eigening’ (appropriatie). Dat zou inleving moreel pretentieus maken, en feitelijk intrusief c.q. paternaliserend.
Tot slot schoot me binnen dat het Engels een typische zegswijze herbergt die empathie lijkt te tonen, inclusief onoplosbare vrijblijvendheid: ‘I am so sorry’.