maandag 2 september 2024

Duitse toestanden?


 

 

Bij toeval las ik het boekje Typisch Nederlands. Vademecum van de Nederlandse identiteit. Jolig en ernstig schetsten Jos van der Lans en Herman Vuijsje aan de hand van alfabetisch geordende trefwoorden iets van een ‘volkskarakter’. Ze plaatsten dat begrip dan wel tussen aanhalingstekens, maar vulden het met veel stamina in.

Typisch Nederlands, oorspronkelijk verschenen in 1999, zal arbeid van jaren hebben gebundeld. Een fragment over taal wees me terug naar een Vuijsje-column uit 1988. Mijn goedkope herdruk bij de tiende verjaardag van het project vermeldt niets over actualiseringen, terwijl er toen allicht al bij te stellen viel. Het getal ‘vijftien miljoen mensen’ lijkt me, hoe opinieverleidelijk de aanleiding ook was, niet in één week in achttien miljoen veranderd.

Ik zou benieuwd zijn hoe Van der Lans en Vuijsje nu, een kwarteeuw later, hun project bezien. Het gaat me dan niet om die wijzigingen, zoals dat door corona ‘drie keer zoenen’ zijn langste tijd schijnt te hebben gehad. Nee, mij troffen onderwerpen die destijds, vlak voor de eeuwwisseling, door het tweetal droog werden beschreven, terwijl er intussen flink over is gebakkeleid. Zoals De Gouden Eeuw, de Gouden Koets, Sinterklaas en Zwarte Piet. Wat zegt dat over heden gretig veronderstelde blinde vlekken?

Van der Lans en Vuijsje, academisch gevormde babyboomers, behoorden tot de linkse intelligentsia die kritisch het verleden beoordeelde. Bij hun lemma Gouden Eeuw leidde dat tot de constatering dat het nationale zelfbeeld van tolerantie bijstelling behoeft; structurelere bezwaren, via een taalbrochure voor musea uit 2018, leidden snel tot revisies. Inzake de Gouden Koets houdt Typisch Nederlands de spiegel slechts voor bij een deel van de voorzijde over ‘levensverzekering’. Over de vanuit 21-eeuwse blik onhoudbaar geraakte afbeelding staat: ‘Op het linkerpaneel is te zien hoe de Hollanders ‘Beschaving en Ontwikkeling’ brengen naar de koloniën’.

Sinterklaas is conform toenmalige ogen juist vitaal, ondeugend en weerbaar, te begrijpen vanuit de destijds voelbare trend om voorrang te geven aan de Kerstman (vanuit een interessant ander lemma zou de dominantie van die figuur ‘Amerikaanse toestanden’ hebben opgeleverd). En bij Zwarte Piet geven Van der Lans en Vuijsje een historische samenvatting, die uitloopt op het volgende:

 

Vanaf de jaren zestig kwam Piets identiteit opnieuw onder druk te staan. De groeiende gevoeligheid op etnisch gebied maakte een koeterwaals pratende zwarte man tot een bedenkelijk verschijnsel. Er kwamen experimenten met bonte en blauwe Pieten. Een politiek-correcte sint doet er eigenlijk het verstandigst aan, helemaal zonder Piet te verschijnen. Enigszins riskant is dat wel; de laatste jaren duiken herhaaldelijk berichten op over kwajongens die de sint belagen of beroven. ‘Het was gewoon beangstigend,’ verklaarde Sinterklaas na zo’n incident in 1992. ‘Ze probeerden ook m’n baard los te trekken en m’n mijter van het hoofd te slaan. Een van die jongens, die aan m’n cape ging hangen, heb ik een optater met m’n staf verkocht. Nu weet ik ook waar die voor dient.’ Wacht Zwarte Piet opnieuw een nieuwe rol: als lijfwacht van de sint?

 

Zo eindigt het lemma. Verrassend, vond ik eerst, tot ik besefte dat het past in de stemming van toen. Het debat ging geregeld over ‘zinloos geweld’ en had iets apocalyptisch. Vandaar wellicht dat de twee bekendste slachtoffers, Meindert Tjoelker (1997) en Joes Kloppenburg (1996), in dit boekje worden gerangschikt onder Helden, tegen wie Nederlanders een te be-essayeren en dus afstand scheppende houding zouden innemen. Vandaar dat Kerwin Duinmeijer (1983) in Typisch Nederlands ontbreekt?

Wellicht zijn de hedendaagse debatten die ik bedoel vanuit een andere blik evengoed te beschouwen als ‘Amerikaanse toestanden’ waarvoor inmiddels het begrip woke tegengif wil bieden. Ik vraag me ook af hoe gedateerd andere ‘toestanden’ zijn die Van der Lans en Vuijsje ginnepappend oplijsten als zijnde allergieverwekkers bij Nederlanders:

 

Ze willen ook geen ‘Engelse toestanden’ (stakingen, klassenverschillen), ‘Italiaanse toestanden’ (corruptie, treinen die niet op tijd rijden) of ‘Belgische toestanden’ (vriendjespolitiek, corruptie). Opvallend is dat we nooit spreken over ‘Duitse toestanden’.

 

In dat laatste zou nog verandering kunnen optreden als de AfD dichter bij de Nederlandse grens verkiezingen wint. Dat ’we’ is ondertussen natuurlijk wel mooi en eerlijk. Wie kan zichzelf immers in de derde persoon aankijken? Zelf tracht ik dat wel eens te doen wanneer ik aan het vaderland denk dat ik twee jaar na Van der Lans’ en Vuijsjes’ boek verliet – onwetend van mensen in mijn nieuwe woonland die oefenden in het ‘kritisch ondervragen van de eigen vooronderstellingen’.

Typisch Nederlands bracht me trouwens nog een herinnering: dat de ij ooit een letter was op de typemachine. Zou die met de komst van het toetsenbord bij computers stilzwijgend het veld hebben geruimd? Scrollend door de gigantische letterbak waaruit met één muisklik iets valt in te voegen, zie ik de ij evenmin. Dan is Van der Lans’ en Vuijsjes verwijzing naar een artikel uit een inmiddels verdwenen vakblad extra geinig: dat bedrijven en instellingen ertoe overgingen er een y voor in de plaats te positioneren: Nyenrode, Twynstra Gudde.

Hadden de lemmamakers kunnen bevroeden dat dit een eerste stap was? Laatstgenoemd adviesbureau schrijft haar naam inmiddels aan elkaar. En dan durven eerbiedwaardige burgers nog te beweren dat spelling neutraal is!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten