1.
Sinterklaas nadert blijkbaar. De HEMA verkoopt al ‘gevuld
speculaas’. Thuis blijk ik niet de enige die met de ogen knippert bij de
ontbrekende slot-e in ‘gevuld’. Maar volgens de digitale woordenlijst
is ‘speculaas’ mannelijk en onzijdig, dus het kan wel degelijk.
Ik moet denken aan een verhaal dat F. van Dixhoorn vertelde:
dat hij dubde tussen ‘gele poeder’ en ‘geel poeder’ – om een complete poëziepagina
mee te kruiden. Wel hoor ik in ‘gevuld speculaas’ een soortnaam, terwijl
‘gevulde speculaas’ van zich laat snoepen.
2.
Uit de brochure voor studenten blijk ik tot de uitstervende
diersoort te behoren die voor de klas staat en zich dus ‘on campus’ bevindt.
Bijna al mijn collega’s verzorgen ‘online contactonderwijs’. Feitelijk moeten
die laatste twee woorden volgens de Darwins van de spelling aaneengeschreven worden,
maar dat is allicht gemurmel van iemand die geen ware ‘passie voor taal’ heeft.
3.
Volgens mij word
ik onder meer verondersteld aan te leren hoe academisch appetijtelijk om te
gaan met teksten van wie ons vóór ChatGPT voorgingen. Eens kijken hoe
anderen dat in België doen.
In zijn mooie studie
Witte orde liet Sibo Rugwiza Kanobana
dit jaar weten perfect tweetalig te zijn, anders dan ik Nederlands én Frans dus
te beheersen, maar nam in zijn bibliografie Roland Barthes’ klassieker Mythologieën op in de Amerikaanse versie.
Zelf koop ik hier bij de (in Duitsland gestichte) Aldi een
potje met het opschrift: zure room /
crème fraîche. Dat waren in Nederland, indien ik het me goed herinner,
verschillende producten.
4.
Nagekomen mail over de
AI-recensie op mijn jongste bundel De
vriendelijke mens. Behalve dat de flaptekst is gekopieerd, blijkt er iets
subtiels toegevoegd.
Bij mij stond er: ‘Studenten houden zich bezig met
onbegrijpelijke kwesties als rechten.’ Daarvan maakte de machine: ‘Studenten
houden zich bezig met voor hem onbegrijpelijke kwesties als rechten.’ Inleving
in het hoofdpersonage is verruild voor een universele morele zekerheid. Begrijpen
complottheoretici vervolgens dat die AI-toestand ‘politiek correct’ is?
Afgaand op mijn
recentste ambachtelijke poging in dit genre zou dat geen verschil mogen geven.
Reproduceren of niet-gereproduceerd worden, dat is de kwestie.
5.
Oude aantekeningen kunnen, na het geheugenslikken, best
opfrissen. In verband met mijn reeks vertaalknipogen aan Nederlanders – die zich
van Houellebecq over Rushdie tot Haidt had
uitgestrekt – lag er nog iets over een bijzonder
boek, dat de hoogste eisen aan een cultuurbemiddelaar moet hebben gesteld. In Fran
Ross’ roman Oreo (1974) staat bijvoorbeeld
dit vraag- en antwoordspel:
‘Q. A girl can clean her room in 46 minutes,
and her roommate can do the job in 22 minutes. How long will it take them to
figure out that they are wasting their time because the house has been
condemned?
A. Two shakes of Charles Lamb’s tale.’
Bijna twintig jaar later maakt Anna Helmers-Dieleman van dat
antwoord: ‘Drie vloeken en een vlucht regenwulpen’. De roman van
Maarten ’t Hart begint hier een gelegenheidsduo met een
spreekwoord waarvan de helft zich voor de lol heeft geofferd aan iets dat erop
rijmt. Maar vanwaar het getal drie?
6.
Voor het eerst lees ik een jeugdboek van Evert Hartman,
die trachtte afstand te nemen van zijn gereformeerde afkomst en leraar werd in
het middelbaar onderwijs. Vrij in het begin van Gegijzeld denkt een Nederlandse scholier over zijn stripboeken,
waaronder ‘Astérixen’. Dat accent aigu! Een gewetensvolle correctie van de
auteur op de werkelijkheid, tenzij de jongen deze strip in het Frans las (voor
de literatuurlijst).
7.
Generatiedingetje? Ischa (1943) heeft zijn hele leven een
woord onthouden dat choreograaf Hans van Manen (1932) bedacht voor de manier
waarop vrouwen ‘kousen’ aantrekken, beginnend aan de voet en dan schoksgewijs
omhoog: ‘harmonicaseren’. Ik (1965) zou eerder spreken van ‘panty’s’ en
vermoedelijk ook van ‘harmonicaïseren’.
8.
In haar
non-fictieboek Iedereen verslaafd?
beweert Doortje Smithuijsen terecht dat onder de huidige maatschappelijke en
technologische omstandigheden iedereen onophoudelijk moet groeien en zich
ontwikkelen. Dat blijkt volgens haar al uit de vraag ‘Hoe gaat het?’ in plaats
van het aloude ‘Hoe is het?’ Wadde?! In West-Noordbrabant zeiden we toch ‘Hoe
staat het?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten