dinsdag 31 mei 2022

Totdat de kolonie de hele wereld beslaat

 


 

 

 

1.

 

Onverminderd op zoek het raadsel minstens scherper te krijgen. Nu weer het notoire narcisme van ‘de’ millennials, althans van degenen onder hen die boeken schrijven. De tussenstand. Eerst poogde ik iets algemeens naar aanleiding van hun stijl, later spitste een vergeefse poging om een vakstudie over hen te recenseren zich toe op één roman van Emy Koopman.

Het woord narcisme bevalt me niet. Het klinkt als een verwijt, terwijl ik er niet meer dan een houding mee wil aanduiden tegenover de wereld. Bewijzen en stellingen en intenties: ze worden gevonden in het eigen leven. Met het woord tracht ik een lawine van onbewijsbaarheden te omzeilen, omdat het de strikte autobiografie buiten het betoog houdt. Zij is voor lezers intransparant en doet er ook niet (meer) toe op het moment dat een tekst het daglicht ziet.

Toch ontkom ik niet aan het feit dat deze makers met autobiografische componenten schermen. En omdat na de geslachtsverhoudingen bij lezers, pakweg in de eenentwintigste eeuw, eindelijk die bij auteurs zijn veranderd in een heus overwicht, doemt er ook zoiets als ‘feminisme’ op. In mijn jeugd heette het persoonlijke daar politiek te zijn, maar daar is het nodige aan toegevoegd.

Er is de positie van mijn invloedrijke generatiegenoot Rachel Cusk die in het dankwoord bij haar imponerende boek Nasleep. Over huwelijk en scheiding ‘het feministische beginsel’ aanhaalt ‘dat wat je schrijft autobiografisch moet zijn, ook als het pijn doet’. Evengoed is er millennial Niña Weijers op wie meerdere etiketten geplakt zijn die ze terecht als erkenning beschouwt, behalve dan wanneer haar werk gerekend wordt tot een ‘autobiografische hausse’.

Dat terugdeinzen vind ik begrijpelijk; een verzet tegen reductie van de uiteenlopendste ideeën. Maar in laatste instantie lijkt het me een reflex uit het pre-digitale stadium van literatuur. Zonder dat ik naar een boekenkast hoef te lopen, of naar een bibliotheek te gaan, floepen vertrouwelijkheden op mijn scherm op. Zo bekruipt me het bevreemdende idee dat ik door haar columns en interviews – misschien zit ze ook op sociale media – beter thuis ben in Weijers’ voorstelling van haar persoonlijk leven dan in haar boeken.

Millennials vormen de eerste generatie die het digitale stadium dat literatuur in de eenentwintigste eeuw bereikte zagen ontstaan terwijl ze eraan meewerkten. In media hebben ze inmiddels het woord gekregen. Dat lijkt rechtstreeks door babyboomers te zijn overgegeven – tussenliggende cohorten, waartoe ik zelf behoor, hebben warempel iets gemist! Inzichtelijk wordt die verschuiving uit een overzicht van de curatoren die voor het institutioneelste denkbaar, het Literatuurmuseum, geschiedenis schrijven. Millennials zijn daarin oververtegenwoordigd.

 

2.

Inmiddels passeerden drie boeken die bezinksel in mijn altijd laveloze leesgeest achterlieten. Voor de Maand van de Filosofie verscheen in 2021 Eva Meijers Vuurduin. Aantekeningen bij een wereld die verdwijnt. Dit kleinood beschrijft grosso modo een bezoek aan Vlieland. Logisch, vanwege de flora en fauna en noties over het voorbeeldige van een eiland.

De relatief oude millennial Meijer heeft echter nog een verhaaldraad ingeweven. Daarvan snap ik de ratio niet. Spoedig blijkt dat ze als kind op vakantie is geweest op Vlieland, wat aan de tekst een persoonlijke laag geeft in de vorm van herinneringen. Ze wrikken zich los van het thema, helemaal wanneer er aanvullende mededelingen komen die soms intiem zijn maar geen ecologische relevantie vertonen.

Toen zag ik een verband met Koopman wier aanpak me, achteraf, ook bijvoorbeeld terugvoert naar Lieke Marsman: er is een onderwerp en daarnaast brengt een auteur confidenties. Daartussen zou een magie moeten ontstaan – die voor mij, als lezer en/of mens uit een oudere generatie, helaas ontbreekt. Ik voel dan mijn beperkingen omdat ik redundantie ontwaar, terwijl anderen allicht juist meer willen omdat ze op vertrouwd terrein raken.

Wel brengt Meijer gelukkig nog een spoor. Ze schrijft ook over parrhesia, het antieke fenomeen dat door Michel Foucault terug in de aandacht werd gebracht. Vuurduin bericht daar kundig en helder over. Mij frappeerde een eerste beschrijving die Meijer van zo’n spreker geeft: ‘iemand die alles zegt wat in haar opkomt, die frank en vrij spreekt, haar hart en hoofd volledig opent naar [sic] het publiek. De parrhestiastis houdt niets achter en gebruikt geen retorische trucs’.

Voor zover ik het begreep, heeft Foucaults type een maatschappelijk oogpunt. Meijer suggereert dat de persoonlijke bewustzijnsvergroting vooropstaat. Misschien denk ik dat mede door de veeleer psychologiserende dan politieke toon die ze aanslaat. Tegen mijn oude oren dan. En tegen die van Tom Naegels die zich op de tijdlijn zo’n beetje halverwege tussen haar en mij bevindt. Hij verbaasde zich onlangs over de snelle inburgering van een therapeutisch ik-spreken.

Is het ‘kort door de bocht’ om Meijer daarbij te betrekken? Haar columns zijn vaak maatschappelijk, maar zeker in haar boek De grenzen van mijn taal (2019) toonde ze zich ze onbeschroomd over depressies – wat ik bewonderenswaardig én griezelig vond. Uitgerekend in de gevoelige jonge jaren van haar generatie groeide in de popmuziek het aantal ‘songs over negatieve emoties’ waarin figuren niet alleen wenen maar werkelijk hun ziel blootleggen. Dat leid ik af uit cijfers die Naegels geeft.

Op zijn beurt betrekt hij de vermeende woke-beweging in zijn redenaties, om een punt te maken over een eigenaardigheid van het gepsychologiseer: dat het tegelijk politiek is door goed van kwaad te scheiden, en intenties te achterhalen over wat ‘kwetsend’ en ‘traumatiserend’ is. Het zal toeval zijn, maar toch: in Van Dale is het lemma toegevoegd in september 2020, en prompt vermeldt de voorbeeldzin woke millennials.

Minstens lijkt er iets opengebroken tegen elke terughoudendheid, dat nooit meer dichtgaat. Sociale media zijn natuurlijk ook gesneden koek voor millennials en voor elke generatie na hen voor wie taal middel is. Onlangs nog waren reacties van voetballers op het overlijden van hun makelaar Mino Raiola aan de pathetische kant. Voordien hadden ze zoiets gezegd als ‘ontzettend jammer’ of ‘heel verdrietig’.

Of zouden ze dat juist buiten de openbaarheid wel doen, en nemen ze de codes over van betreffend medium en/of de dienstdoende gesprekspartner? Volgens Munganyende Hélène Christelle hebben we het hier namelijk over de generatie codeswitch’. Maar daarmee bedoelt ze exclusief ‘millennials van kleur’.

woensdag 25 mei 2022

Ben ik als monster of als mens geboren?

 


 

 

Als ingeweken Hollander ben ik nog altijd niet gewend dat in België met ‘het conservatorium’ een school voor iedereen van alle leeftijden wordt aangeduid, in plaats van voor een geauditeerd groepje jongvolwassen supertalenten. Laat staan dat men hier ook aan het handje van taal kan studeren. Toch volgt het taalkundig genie alweer jaren een Woordlab, dat ons als trotse ouders uitnodigde voor een zogeheten Openbaar Toonmoment.

Bij die toegankelijkheid kreeg ik niet de indruk dat de hele maatschappij vertegenwoordigd was. Er keren steeds ogenblikken weer waarop ik me ondraaglijk wit en vermogend voel. Al op de drempel van de toneelzaal leek de kans miniem een jonge versie te ontmoeten van Chokri Ben Chikha, kind van een eerste generatie arbeidsmigranten uit Tunesië, die over Buysses Het recht van de sterkste schreef: ‘Dat boek ging over ons gezin! Dat was ons verhaal.’

Heel aardig vond ik dat alle leerlingen tijdens de voorstelling even naar voren moesten stappen om een thematisch verwant gedicht naar keuze te brengen. Dit bewees maar weer eens dat poëzie op de lenigste wijze verbanden kan leggen, hoewel ze als genre de reputatie heeft van een kasplantje – én schier ritueel, zoals Amanda Gorman net nog liet zien, floreert na grote gebeurtenissen.

Laat de gedichten komen! Omdat de taal er maximaal geconcentreerd is, leren ze wennen aan meer interpretaties die desnoods tegensprekelijk zijn. Dat geeft toch wat perspectief en relativering voor wie zich verleid voelt tot grote oordelen over anderen of, zoals de laatste jaren, tot generaliseringen over pakweg woke.

Laat de gedichten dus beginnen te komen op scholen, en het liefst om te lezen. Maar waarschijnlijk ontspringt die voorkeur uit zwakte: ik ben geen ster in luisteren, en al helemaal niet naar poëzie. Dus was het fijn na het Openbaar Toonmoment uit het programmaboekje te begrijpen wat er zoal was voorgedragen.

Leuk om dichters aan te treffen die vooralsnog weggedeemsterd zijn uit de aandacht van de literaire kritiek: Portegies Zwart, Schouwenaar, Insingel. De kinderen die hen hadden uitverkoren (het Nederlands heeft geen vrouwelijke pendant voor ‘keuze-’ of ‘selectieheer’) zullen zich niet bekommeren om ‘de canon’ of wat daar tegen ingaat. Ze doen een greep uit een bibliotheekkast of ze surfen naar sites die poëzie veeleer thematisch ordenen dan zich, aan de hand van Bourdieu, druk te maken over kwaliteit.

Ik beschouw dat als een vorm van inspraak, die minstens ‘verfrissend’ mag heten. Of ook de term ‘inspirerend’ gepast is, die het waarschijnlijk op Twitter uitstekend doet, moet per geval worden beslist.

Dat wil niet zeggen dat de kinderen soms geen voorspelbare dichters hadden gekozen. Evengoed waren er namen die me geen licht deden opgaan: Catrinus, Jan ’t Lam, Coenraedt van Meerenburgh, Sarah Blok, Gino Sancti, Anneke Scholtens, Lotte Romanus, Christina Guirlande. Ook trof ik titels aan waarvan ik vermoedde dat ze minder met poëzie te maken hadden, of die schmierend een pastiche leverden.

Zelf besefte ik pas ter plekke geen idee te hebben wie of wat het taalkundig genie had geselecteerd. Onattent wellicht, maar als vader en voormalig dichter kan ik het niet over mijn hart verkrijgen eigen voorkeuren op te dringen. Ik deel louter culturaliteiten waarvan ik niets of iets nutteloos weet (musicalfilms met een happy end, Louis de Funès).

Ik had nooit gehoord van H.P.G. de Wringer, uitverkorene van het taalkundig genie. Daar sta je dan als zogenaamde kenner, met een luiheid van hier tot de kosmos (enige troost is dat een bekwamer lezer, van het conservatorium der wetenschap dat universiteit heet, in een studie onlangs over Pierre van Vollenhoven schreef: ‘of hij nog leeft is online niet te achterhalen’).

Toch valt niet te ontkennen dat onze dochter op dit vlak uit een geprivilegieerd gezin komt. Zowel de mama als de papa heeft kasten met dichtbundels. Navraag leerde dat dit voordeel voor haar een nadeel was geweest, omdat ze snel iets nodig had. Dus had ze uit de bloemlezingen een exemplaar genomen dat zonder bukken of verschuiven grijpbaar was. Vervolgens begon ze de inhoudsopgave van achter na voren af te grazen. En voilà, meteen prijs:

 

Weemoedig

 

Weemoedig om wat eenmaal werd verloren,

Verlangend naar wat nooit geweten werd,

Vind ik mijn weg door struikgewas versperd,

Moet ik noodzaak’lijk eenzaamheid behoren.

 

Ik heb je veel en onnadenkend lief

Gehad en nog gaan steeds in somb’re dagen

Naar jou gedachten onderweg vervagen

En keert je beeld zich lachend en naïef.

 

Ben ik als monster of als mens geboren?

Want voor mij vluchtend als een schuchter hert

Gaat iedere liefde in een waas verloren.

 

Het heeft mij stil doen zijn en diep gegriefd.

Toch wil ‘k mij ditmaal niet voor jou verlagen,

Daar ik mij pas uit dood’lijk leed verhief.

 

Dit is leuk. Inspirerend inderdaad? Mijn rode potloodje drukte zich nog niet zelf in mijn handen. Maar is dat ding van een redacteur, zoals ik gemakshalve aanneem, en bijvoorbeeld niet van een dominee?

Ik betrap me op meer uitvluchten. Dat de naam De Wringer mij helemaal niets zegt, kan erop duiden dat hij verzonnen is en eventueel opgetuigd met een fictief leven (1924-1987)! Rijmt met het imago van de dienstdoende bloemlezer, Ilja Leonard Pfeijffer, en zou diens eigen producten langs de weg van de mythe doorsluizen.

Quod non.

Wel blijf ik zitten met de vraag, hoe deze zin te moeten lezen: ‘en nog gaan steeds in somb’re dagen / Naar jou gedachten onderweg vervagen’. Moet ik een komma denken na gedachten, en geven de twee woorden daarna een koddig voornemen? Of zie ik hier werkelijk al de eenentwintigste-eeuwse constructie met gaan als modaal werkwoord dat, de toekomende tijd uitdrukkend, zullen vervangt (zoals in Vlaanderen langer gebruikelijk)?

donderdag 19 mei 2022

Refuse to change


 






Verklarende lijsten met Amerikaans-Engelse kernbegrippen bij racisme beginnen vertrouwd te raken. In boeken en omstandiger artikelen staan ze achterin bij een bibliografie en de noten. Aan de intense problematiek geven ze zo iets onweerlegbaars, voorbij een richtingaanwijzer voor verdere studie of onverplicht geuren met woorden – eerst erkennen dat er iets grondig fout zit en dan begint de strijd voor het goede pas, ver voorbij de taal.

Dat besefte ik eens te meer na Witte suprematie & ik, de in 2021 verschenen vertaling van Layla F. Saads doeboek Me and White Supremacy (2020). Eén woord in het bijzonder sterkte me in het idee dat deze taalpresentatie meer biedt dan uitleg alleen. Dat was ‘tokenisme’, met deze definitie: ‘het maken van een loos of symbolisch gebaar voor een bepaalde zaak, in het bijzonder door een klein aantal mensen van ondervertegenwoordigde groepen aan te nemen
om de indruk te wekken dat er sprake is van seksuele of raciale gelijkheid op de werkvloer’.

Mij triggerde dat de uitleg zelf tussen aanhalingstekens staat omdat het een citaat heet uit de Oxford English Dictionary die toch echt niet in het Nederlands is opgesteld. Ook is er een eindnoot (56) aan toegevoegd die het trefwoord in die bron herhaalt. Net als in Saads eigen, Engelstalige presentatie van ‘tokenism’ houdt het dan nog niet op. Haar originele tekst bevatte reeds een eindnoot (36) met precies dezelfde verantwoording, die eerste keer zelfs met datum van raadpleging in 2019.

Omdat het Nederlands die garantie herhaalt, gaat de bodem onder de noot open en sticht een fijne ontologische verwarring. De vertalers Koen Boelens en Helen Zwaan hebben toen immers niet de Oxford English Dictionary bezocht terwijl ze wel de verantwoordende bekentenis toevoegen bij dit woord, anders dan Saad, te hebben gebruikgemaakt van Van Dale. Het betreft dan het Engels-Nederlandse woordenboek:

 

to·ken·ism (niet-telbaar zelfstandig naamwoord) (politiek)

het maken van een loos/symbolisch gebaar (in het bijzonder om pressiegroep te sussen)

 

Wie ter plekke meer wil weten, kan door naar token, waarvan de zevende en laatste betekenis luidt: ‘symbolische medewerker/werknemer (in het bijzonder om indruk van discriminatie te vermijden)’.

In de Nederlands-Nederlandse editie, De Dikke Van Dale, schittert dit allemaal nog door afwezigheid. Gelet op de exponentiële verbreiding van zulke begrippen, niet het minst in de spreektaal, lijkt het een kwestie van tijd voordat ‘tokenisme’ onderdak vindt. Het zal daar uiteraard een zelfstandig naamwoord zijn, maar het kent in Witte suprematie & ik al meer afgeleiden.

Gekleurde mensen blijken ‘tokens’, als ze worden misbruikt voor de schone schijn (een geregeld bij Saad opduikend synoniem voor zo’n voorwerpstatus is ‘fetisj’, en eenmaal schrijft ze over reductie tot ‘rekwisieten en symbolen’). Verder biedt de vertaling het substantief ‘vertokening’. Het staat gelijk aan exotisme, waarbij mensen uit culturen die bij gelegenheid interessant bevonden worden, als koloniale pronkstukken ontmenselijkt worden.

In de richting van een adjectief gaat het begrip ‘tokendocent van kleur’. Het ondergaat ten slotte in een reflectieopdracht een ware metamorfose tot werkwoord: ‘Hoe heb je BIPOC vertokend om te bewijzen dat jouw woorden, gedachten en handelen niet racistisch waren?’ Het origineel geeft hier tokenized.

 

Ik noemde Witte suprematie & ik een doeboek vanwege de aard: in een strak traject van 28 dagen, inclusief reflectieopdrachten en weekevaluaties, maant het lezers uit de huis- of studeerkamer om, zoals dat neoliberalistisch heet, aan de slag te gaan. Het wil lezers veranderen. Ooit startte het project als Instagram-challenge. In de boekversie oogt het als een half uitgeschreven PowerPoint, met vetjes en eindeloze bullets. Wie immersief of eudaimonisch wil lezen, komt van een koude kermis thuis. Om de haverklap stopt het verhaal en doceert de vertelster wat we moeten leren.

Het is even wennen dat zo’n tekst wordt uitgebracht door een literaire uitgever, maar verspreid over collega-bedrijven bestaat er in het Nederlands inmiddels een complete antiracismebibliotkeek, waar markt voor zal zijn bij bedrijven, onderwijsinstellingen en welwillende burgers. Nadrukkelijk noemt Saad haar tekst nochtans ‘geen zelfhulpboek’. Dat genre is haar te cultuurindustrieel, de in de titel aangesproken geprivilegieerden kunnen sowieso niet tippen aan haar biografie als ‘Oost-Afrikaanse, Arabische, Britse, Zwarte Moslima die opgroeide in het Westen en woont in het Midden-Oosten’– en bovenal zijn het gekleurden die moeten worden geholpen.

Argumentatief is de tekst grimmig. Saads grootste irritatie geldt witte feministen. Meermaals staat er dat ze ondervertegenwoordigd waren bij manifestaties van Black Lives Matter, terwijl ze massaal deelnamen aan Women’s Marches tegen Trump. Zo heeft Saad meteen een troef in handen voor de door haar bepleite intersectionaliteit. Dit identiteitspolitieke construct, door de Nederlandse uitgever gelinkt aan haar biografie die zich bevindt ‘op een uniek snijpunt van identiteiten’, beperkt zich immers niet tot geslacht. Toch laat Saad in haar kaarten kijken door aan te bevelen dat men BIPOC moet ‘centreren’. Binnen het spectrum van geschoffeerde mensen kunnen bepaalde groepen toch geen voorrang krijgen?

maandag 9 mei 2022

Vaak zonder het te beseffen (update)

 

 

 

Mijn digitale snuistertochten door Van Dale, om taal aan studenten ‘een beetje inzichtelijk te maken’, bereid ik meestal voor met een woord dat aangebrand is door de actualiteit. Binnen de kortste keren ben ik vervolgens verdwaald, wegens doorklikken, bijsurfen en nogal ongerust nazien in bestanden die officieel boeken zijn geworden.

Ditmaal was het de tweede betekenis van ‘diversiteit’ die me van huis leidde:

 

verscheidenheid aan culturen binnen een groep, gemeenschap (organisatie, stad, regio e.d.) of samenleving

• «Op gastronomie na en zelfs dat niet altijd, zijn mensen bang voor diversiteit, ze vrezen de teloorgang van wat gewoonlijk identiteit wordt genoemd, zonder te beseffen dat identiteit niet statisch is, maar organisch en vloeibaar.» Hafid Bouazza

 

Het voorbeeldcitaat bracht me zelfs op een T-splitsing. Wat hier staat zegt ook iets over de ideologie van de keuzeheer. Maar eerst verbaasde ik me even over de auteur. Bouazza is amper overleden of hij bereikt het walhalla van de taal!

Of verwijlde hij al in eerdere edities van Van Dale?

Momenteel geeft zijn naam in elk geval veertien (14) treffers. Dat de ene voorbeeldzin ideologisch zo mogelijk nog frappanter is dan de andere, bewaar ik wederom voor later. Prioriteiten stellen, Marc. Laat ik me blijven verbazen over Bouazza’s snelle toetreding. Hij was stilistisch natuurlijk erg begaafd, maar heel lang publiceerde hij ook nog niet.

Toevallig stond er op YouTube recent een mooi lang gesprek met Van Dales keuzeheer Ton den Boon die geen taalkundige bleek, maar literatuurwetenschapper. Het deed om onduidelijke redenen deugd te begrijpen dat het werkwoord ‘vallen’ volgens hem extreem veel betekenissen kent. Ook werd iets zichtbaar van een letterkundige horizon. Den Boom is een fanaat die leest als een scanner.

Recent bleken onder zijn ogen romans van Ouariachi en Lanoye geweest, hij noemde meer namen van mannelijke favorieten uit de mainstream, was een boek aan het maken over Wigman… En ik besloot daarop actie te ondernemen.

Een steekproef. Welke auteurs staan in de jongste Van Dale? Gelukkig deed de computer het werk en hoefde ik alleen namen te bedenken, en het aantal treffers te noteren. [Inmiddels in volgorde] 

 

42 Komrij

 

38 Krol

 

37 Bloem (J.C.)

 

27 Reve (Gerard)

 

24 De Coninck, Multatuli, Nooteboom

 

23 Nijhoff

 

21 Campert (Remco)

 

20 Vondel

 

16 Vestdijk

 

15 Bomans, Van der Heijden

 

14 Bouazza, Nolens, Toonder

 

13 Brakman, Gorter, Gruwez, Kouwenaar, Mulisch, Pfeijffer

 

12 Achterberg, Carmiggelt, Gossaert, Van Schendel

 

11 Beets, Brouwers (Jeroen), Gezelle

 

10 Grunberg, Hermans, Hooft, Japin, Leopold, Rawie

 

9 Du Perron, Schmidt

 

8 Bordewijk, Claus, Van Kooten, Vroman

 

7 Van Eeden, Hertmans, Van Nijlen, Van Ostaijen

 

6 Benali, Greshoff, Herzberg (Judith), Kopland, Marsman (H.), Otten (Willem Jan), Van Paemel, Wigman, Zwagerman

 

5 Faverey, Palmen, Slauerhoff, Verhulst

 

4 Armando, Boutens, Ter Braak, Campert (Jan), Deelder, Elsschot, Haasse, ’T Hart (Maarten), Hofland, Huygens, Kellendonk, Kousbroek, Lanoye, Lucebert, Nescio, Rijneveld, Timmermans

 

3 Abdolah, Anker (Robert), Boon, Brandt Corstius, Brusselmans, Cremer (Jan), Dorrestein (Renate), Elburg, Hanlo, Jansma, Van Lennep, Van Maerlant, Michel, Naeff, Paaltjens, Ramdas, Van het Reve (Karel), Rodenko, Snoek, Voskuil, Walschap, Wilmink

 

2 Arion, Op de Beeck, Van Bruggen, De Coster (Saskia), De Hartog, Hemmerechts, De Jong (Oek), Krabbé, Marugg, Minne, Van Ruusbroec, Schippers, Snijders, Streuvels, Tellegen, Van de Woestijne, Wolkers

 

1 Andreus, Anthierens, Ter Balkt, Ten Berge, Bernlef, Boskma, Brassinga, Bredero, Claes (Ernest), Conscience, Couperus, Debrot, Van Dis, Den Doolaard, Van Effen, Emants, Feith, Gerhardt, Harmsen van Beek, Kortooms, Kossmann, Lampo, Lodeizen, Van Marxveldt, Michiels, Mutsaers, Nahon, Olyslaegers, Polet, Schierbeek, Spit, Springer, Starink (Gertrude), Teirlinck, Wieringa

 

0 Alberts, Amatmoekrim, Barnard, Van Bastelaere, Berckmans, Beurskens, Biesheuvel, Bijns, Bindervoet, Birney, Blaman, Van Boendale, Bosboom-Toussaint, Van den Broeck, Burnier, Burskens, Buwalda, Buysse, Cairo, Chabot, Coolen, Coornhert, Daem (Geertrui), Dermoût, Dewulf, Ducal, Duinker, Enquist, Eybers, Fabias, Februari, Fens, Ferron, Van Focquenbroch, Frank, Geeraerts, Gerlach, Ghyssaert, Gilliams, Gils, Giphart, Van der Graft, Groot, Te Gussinklo, D’haen, De Haes, Hadewijch, Hamelink, Heeresma, Heijne, Henkes, Hoste, Hotz, Jongstra, Jooris, Kessels, Van Keulen, Knibbe, Koch, De Kom (2x), Koolhaas, Korteweg, Krijgelmans, Kuijer, Last, Van Leeuwen, Lieske, Loveling, Luyken, Mandelinck, Van Mander, De Martelaere, Meijsing (2x), Mettes, Minco, Moens (Petronella), Mortier, Dèr Mouw, Noordervliet, Note, Oosterhoff, Van Oudshoorn, Ouwens, Paape, Pernath, Perquin, Pleysier, Prins (Sonja), Raskin, Reints, Robberechts, Roemer, Roggeman, Rosenboom, Schaffer, Schouten, Schuur, Siebelink, Smit (Wilfred), Spinoy, Stitou, Tepper, Thomése, Uphoff, Vaandrager, Vanhauwaert, Vasalis, Van Veldeke, Verhelst, Vianen, Vinkenoog, Vlaminck, Vogelaar, De Vos, De Waard, Weyerman, Wijnberg, Van Wilderode, Wolff/Deken


Ik weet eerlijk gezegd niet of de cijfers helemaal kloppen, omdat ik niet elk citaat aangeklikt heb. Bij een vermeende treffer voor Vogelaar deed ik dat wel en moest mijn enthousiasme meteen blussen. Dit betrof de betreurde politica, naar wier grotestedenbeleid wijken werden genoemd.

Zelf vind ik sommige getallen opvallend, zowel voor recente auteurs à la Bouazza als voor de vaste namen uit de literatuurgeschiedenis. Maar anderen zijn allicht beter geplaatst dit desgewenst te duiden of te relativeren.

woensdag 4 mei 2022

Lek aan alle kanten

 

 

‘Toch nog onverwacht’. Het went nooit, het openritsen van karton, hoop op directe herkenning, het vastpakken en neerleggen. En bovenal niet beginnen met lezen – de angst voor tik-, bind- en inhoudsfouten mag voor onbepaalde tijd walmen.

Juist bij dit boek zouden missers passend zijn. De encyclopedieën van de val demonstreert hoe onze (westerse?) cultuur is doordesemd van één beweging, verticaal, naar beneden. In een brein als het mijne een startschot voor een race zonder finish.

Het is schier bevrijdend een tekstgenre te confronteren met mijn kennistekort. Door een baantje als leraar, in België tot overmaat van ramp prof genoemd, kon ik tot op heden niet anders dan uitleggen wat het verschil is tussen ‘zogenaamd’ en ‘zogenoemd’, maar nu heb ik een materieel bewijs in een boek, onmachtig dik, een klomp zo lomp dat hij tegen een ruit kan worden gegooid zonder dat er iets breekt.

Bovenal moest dit project onvoltooid blijven. Al tijdens de schrijfarbeid voerde ik selecties door. Met name bij het onderwerp wielrennen, waar gevallen wordt bij het leven. De legendarische tuimeling van Tom Simpson op de Mont Ventoux (13 juli 1967) verklaarde ik ongeldig om moverende redenen, en het lot van de tragische Amy Pieters mocht en mag niet verweven worden met mijn geleuter.

Tegen mijn gewoonte veranderde ik tijdens de proeven bijna niets meer. Toevoegen zou verraad zijn, zelfs tegenover de eerlijkheid die ik, ook voor het eerst, heb betracht over mijn eigen leven.

Dus liet ik verfijning van het fabuleus complexe lemma Baksteen na, door de betekenis van het plots hippe oermobieltje niet verder te autobiograferen. Toch belt mijn gezin me geregeld op een nummer dat ik niet ken. Meestal rinkelt het dan in een jaszak op de gang, tussen handdoeken of wasmand in de badkamer of uit de kussens op de televisiebank.

Eerlijkheid is sowieso duizelingwekkend. Idee was haar in te wrijven met mijn geheugen vanaf een fietstocht in 2018 door Europa, startend in Algeciras. Nu pas besef ik dat daar een empirische literaire theorie is geformuleerd die onomstotelijk was in mijn vak. Ze ging over Zinloze Feiten, ‘dat een belangrijk deel van het verhaal er zelfs niet eens is, omdat het begin, de kop, er finaal aan ontbreekt’, zodat auteurs draden moesten spannen.