1.
Onverminderd op
zoek het raadsel minstens scherper te krijgen. Nu weer het notoire narcisme van
‘de’ millennials, althans van degenen onder hen die boeken schrijven. De
tussenstand. Eerst poogde ik iets algemeens naar aanleiding van hun stijl, later spitste een
vergeefse poging om een vakstudie over hen te recenseren zich toe op één roman van Emy Koopman.
Het woord
narcisme bevalt me niet. Het klinkt als een verwijt, terwijl ik er niet meer
dan een houding mee wil aanduiden tegenover de wereld. Bewijzen en stellingen
en intenties: ze worden gevonden in het eigen leven. Met het woord tracht ik
een lawine van onbewijsbaarheden te omzeilen, omdat het de strikte
autobiografie buiten het betoog houdt. Zij is voor lezers intransparant en doet
er ook niet (meer) toe op het moment dat een tekst het daglicht ziet.
Toch ontkom ik
niet aan het feit dat deze makers met autobiografische componenten schermen. En
omdat na de geslachtsverhoudingen bij lezers, pakweg in de eenentwintigste eeuw,
eindelijk die bij auteurs zijn veranderd in een heus overwicht, doemt er ook zoiets
als ‘feminisme’ op. In mijn jeugd heette het persoonlijke daar politiek te
zijn, maar daar is het nodige aan toegevoegd.
Er is de positie van mijn invloedrijke generatiegenoot Rachel Cusk die in het dankwoord bij haar imponerende boek Nasleep. Over huwelijk en scheiding ‘het feministische beginsel’ aanhaalt ‘dat wat je schrijft autobiografisch moet zijn, ook als het pijn doet’. Evengoed is er millennial
Millennials vormen de eerste generatie die het digitale
stadium dat literatuur in de eenentwintigste eeuw bereikte zagen ontstaan
terwijl ze eraan meewerkten. In media hebben ze inmiddels het woord gekregen. Dat
lijkt rechtstreeks door babyboomers te zijn overgegeven – tussenliggende
cohorten, waartoe ik zelf behoor, hebben warempel iets gemist! Inzichtelijk
wordt die verschuiving uit een overzicht van de curatoren die voor het institutioneelste
denkbaar, het Literatuurmuseum, geschiedenis schrijven. Millennials zijn daarin
oververtegenwoordigd.
2.
Inmiddels
passeerden drie boeken die bezinksel in mijn altijd laveloze leesgeest
achterlieten. Voor de Maand van de Filosofie verscheen in 2021 Eva
Meijers Vuurduin. Aantekeningen bij een
wereld die verdwijnt. Dit kleinood beschrijft grosso modo een bezoek aan Vlieland. Logisch, vanwege de
flora en fauna en noties over het voorbeeldige van een eiland.
De relatief oude millennial Meijer heeft echter nog een verhaaldraad ingeweven. Daarvan snap ik de
ratio niet. Spoedig blijkt dat ze als kind op vakantie is geweest op Vlieland,
wat aan de tekst een persoonlijke laag geeft in de vorm van herinneringen. Ze wrikken
zich los van het thema, helemaal wanneer er aanvullende mededelingen komen die
soms intiem zijn maar geen ecologische relevantie vertonen.
Toen zag ik een
verband met Koopman wier aanpak me, achteraf, ook bijvoorbeeld terugvoert naar Lieke Marsman: er is een onderwerp en daarnaast brengt
een auteur confidenties. Daartussen zou een magie moeten ontstaan – die voor
mij, als lezer en/of mens uit een oudere generatie, helaas ontbreekt. Ik voel
dan mijn beperkingen omdat ik redundantie ontwaar, terwijl anderen allicht juist
meer willen omdat ze op vertrouwd terrein raken.
Wel brengt Meijer
gelukkig nog een spoor. Ze schrijft ook over parrhesia, het antieke fenomeen dat door Michel Foucault terug in de aandacht werd gebracht. Vuurduin bericht daar kundig en helder over. Mij frappeerde een eerste beschrijving
die Meijer van zo’n spreker geeft: ‘iemand die alles zegt wat in haar opkomt,
die frank en vrij spreekt, haar hart en hoofd volledig opent naar [sic] het
publiek. De parrhestiastis houdt niets achter en gebruikt geen retorische
trucs’.
Voor zover ik het
begreep, heeft Foucaults type een maatschappelijk oogpunt. Meijer suggereert
dat de persoonlijke bewustzijnsvergroting vooropstaat. Misschien denk ik dat
mede door de veeleer psychologiserende dan politieke toon die ze aanslaat. Tegen
mijn oude oren dan. En tegen die van Tom Naegels die zich op de tijdlijn zo’n
beetje halverwege tussen haar en mij bevindt. Hij verbaasde zich onlangs over de snelle inburgering van een therapeutisch
ik-spreken.
Is het ‘kort door de bocht’ om Meijer daarbij te betrekken? Haar
columns zijn vaak maatschappelijk, maar zeker in haar boek De grenzen van mijn taal (2019) toonde ze zich ze onbeschroomd over
depressies – wat ik bewonderenswaardig én griezelig vond. Uitgerekend in de gevoelige jonge jaren van haar
generatie groeide in de popmuziek het aantal ‘songs over negatieve emoties’
waarin figuren niet alleen wenen maar werkelijk hun ziel blootleggen. Dat leid
ik af uit cijfers die Naegels geeft.
Op zijn beurt betrekt
hij de vermeende woke-beweging in zijn redenaties, om een punt te maken over een eigenaardigheid van het gepsychologiseer:
dat het tegelijk politiek is door goed van kwaad te scheiden, en intenties te
achterhalen over wat ‘kwetsend’ en ‘traumatiserend’ is. Het zal toeval zijn,
maar toch: in Van Dale is het lemma
toegevoegd in september 2020, en prompt vermeldt de voorbeeldzin woke millennials.
Minstens lijkt er
iets opengebroken tegen elke terughoudendheid, dat nooit meer dichtgaat.
Sociale media zijn natuurlijk ook gesneden koek voor millennials en voor elke
generatie na hen voor wie taal middel is. Onlangs nog waren reacties van voetballers
op het overlijden van hun makelaar Mino Raiola aan de pathetische kant. Voordien hadden ze zoiets gezegd als ‘ontzettend
jammer’ of ‘heel verdrietig’.
Of zouden ze dat juist buiten de openbaarheid wel doen, en nemen ze de codes over van betreffend medium en/of de dienstdoende gesprekspartner? Volgens Munganyende Hélène Christelle hebben we het hier namelijk over de ‘generatie codeswitch’. Maar daarmee bedoelt ze exclusief ‘millennials van kleur’.